Vertrouwen
Vertrouwen heeft in zowel sociale als psychologische zin verschillende connotaties.[1] De meest gangbare definitie van vertrouwen[2] omvat doorgaans de volgende elementen:
- Bereidheid van een persoon of groep om afhankelijk te zijn van de daden van een andere persoon of groep.
- Geloven dat een ander eerlijk is of dat iets goed zal gaan.[3]
- Verwachting van een persoon dat degene die hij/zij vertrouwt zal handelen op een manier die hem/haar niet zal benadelen, met het risico in een nadelige positie te belanden indien de ander dit vertrouwen schaadt.
- Zelf niet weten, en zich verlaten op een ander.
In sociologie en psychologie is de mate waarin twee groepen elkaar vertrouwen een maatstaf voor het geloof in de eerlijkheid en aardigheid van de ander. Vertrouwen speelt een belangrijke rol in bijvoorbeeld familiebanden, relaties, binnen bedrijven en andere sociale groepen. De gave van mensen om in te schatten of iemand te vertrouwen is, kan worden teruggevoerd naar een neurobiologische structuur en activiteit in de hersenen.[4]
Sociologie beschouwt vertrouwen als een van de sociale constructies van de samenleving, en iets wat elke samenleving nodig heeft. Sociologie focust zich dan ook sterk op de positie die vertrouwen speelt in de gemeenschap[5]. Interesse in vertrouwen is sinds de jaren 80 van de 20e eeuw sterk gegroeid.
In de psychologie wordt vertrouwen omschreven als “geloven dat de persoon die men vertrouwt zal doen wat men van hem verwacht”. Volgens psychoanalist Erik Erikson begint het eerste opbouwen van vertrouwen al in de eerste twee jaar van een mensenleven. De mate waarin dit vertrouwen wordt bevestigd of geschaad kan op latere leeftijd van grote invloed zijn.[6]
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|