>^ IMAGE EVALUATION TEST TARGET (MT-3) y / O // L

. % V^ '^^ c?- (p.. C/a ^ CIHM/ICMH Microfiche Series. CIHM/ICMH Collection de microfiches. Canadian Institute for Historical Microreproductions Institut canadien de microreproductions his*oriques 1980 mm Technical and Bibliographic Notes/Notes techniques et bibliographiques The Institute has attempted to obtain the best original copy available for filming. Features of this copy which may be bibliographically unique, which may alter any of the images in the reproduction, or which may significantly change the usual method of filming, are checked below. L'Institut a microfilm^ te meilleur exemplaire qu'il lui a 6t6 possible de se procurer. Les details de cet exemplaire qui sont peut-dtre uniques du point de ue bibliographique, qui peuvent modifier une image reproduite, ou qui peuvent exiger une modification dans la m6thode normale de filmage sont indiquds ci-dessous. □ Coloured covers/ Couverture de couleur □ Covers damaged/ Couverture endommag^^e □ Covers restored and/or laminated/ Couverture restaurde et/ou pellicul6e n Cover title missing/ Le titre de couverture manque Coloured maps/ Cartes gdographiques en couleur Coloured ink (i.e. other than blue or black)/ Encre de couleur (i.e. autre que bleue ou noire) Coloured plates and/or illustrations/ Planches et/ou illustrations en couleur Bound with otbar material/ Relid avec d'autres documents □ Coloured pages/ Pages de couleur □ Pages damaged/ Pages endomma^aes n Pages restored and/or laminated/ Pages restaurdes et/ou pellicul6es d Pages discoloured, stained or foxed/ Pages d6color6es, tachet6es ou piqudes I — I Pages detached/ n Pages ddtachdes Showthrough/ Transparence □ Quality of print varies/ Qualitd in6gale de I'impression □ Includes supplementary material/ Comprend du materiel supplementaire n D Tight binding may cause shadows or distortion along interior margin/ La reliure serree peut causer de I'ombre ou de la distortion le long de la marge intdrieure Blank leaves added during restoration may appear within the text. Whenever possible, these have been omitted from filming/ II se peut que certaines pages blanches ajout6es lors dune restauration apparaissent dans le texte, mais, lorsque cela 6tait possible, ces pages n'ont pas 6td filmdes. D D Only edition available/ Suule Edition disponible Pages wholly or partially obscured by errata slips, tissues, etc.. have been refilmed to ensure the best possible image/ Les pages totalement ou partiellement obscurcies per un feuillet d'errata, une pelure, etc., ont 6t6 film6es A nouveau de fa?on d obtenir la meilleure image possible. D Additional comments:/ Commentaires suppl6mentaires: This item is filmed at the reduction ratio checked below/ Ce document est film6 au taux de riduction indiqud ci-dessous. 10X 14X 18X 22X 26X 30X y L—^ 19Y baa^^ t^^^mm IfiX 20X 24X 28X 32X I tails I du odifier une mage The copy filmed here has been reproduced thanks to the generosity of: Library of the Public Archives of Canada The images appearing here are the best quality possible considering the condition and legibility of the original copy and in keeping with the filming contract specifications. Original copies in printed paper covers are filmed beginning with the front cover and ending on the last page with a printed or illustrated impres- sion, or the back cover when appropriate. All other original copies are filmed beginning on the first page with a printed or illustrated impres- sion, and ending on the last page with a printed or illustrated impression. L'exemplaire filmd fut reproduit grdce d la g6n6rosit6 de: La bibliothdque des Archives publiques du Canada Les images suivantes ont dt6 raproduites avec le plus grand soin, compte tenu de la condition et de la nettet6 de l'exemplaire film6, et en conformity avec les conditions du contrat de filmage. Les exemplalres originaux dont la couverture en papier est imprimde sont film6s en commengant par le premier plat et en terminant soit par la dernidre page qui comporte une empreinte d'impression ou d'illustration, soit par le second plat, selon le cas. Tous les autres exemplaires originaux sont film6s en commenpant par la premidre page qui comporte une empreinte d'impression ou d'illustration et en terminant par la dernidre page qui comporte une telle empreinte. The last i-ecorded frame on each microfiche shall contain the symbol — ♦- (meaning "CON- TINUED"), or the symbol V {meaning "END"), whichever applies. Maps, plates, charts, etc., may be filmed at different reduction ratios. Those too large to be entirely included in one exposure are filmed beginning in the upper left hand corner, left to right and top to bottom, as many frames as required. The following diagrams illustrate the method: Un des symboles suivants apparaltra sur la dernidre image de cheque microfiche, selon le cas: le symboie — ♦- signifie "A SUIVRE", le symbole V signifie "FIN". Les cartes, planches, tableaux, etc., peuvent dtre film^s d des taux de reduction diffdrents. Lorsque le document est trop grand pour dtre reproduit en un seul clich6, il est filmd d partir de Tangle sup6rieur gauche, de gauche d droite, et de haut en bas, en prenant le nombre d'images n6cessaire. Les diagrammes suivants illustrent la m6thode. errata I to t 9 pelure, on d 13 1 2 3 32X 1 2 3 4 5 6 ■ ' / y / r r^ JOHANNES EGEDE EN MATTHEUS STACK Bladzijden uit het leven der eerste Zendelingen in Greenland en Labrador. PIT HEX KNQKL8CH. MKT AFBKKLDINOKN. TE ZEIST Bij J. W. EVERSZ. •1868. "lljWWfWW WWWfP tm In de volgende bladzijden worden den lezer eenige bijzonderheden uit het leven der eerste zende- lingen van Greenland en Labrador medegedeeld. Zij zijn uit het Engelsch vertaald , door een tweetal vriendin- nen der Zendingszaak , en behoeven wel geene aanbe- veling, daar zij op eenvoudig-aandoenlijke wijze, de ontberingen ons schetsen, welke deze mannen zich getroost, en de gevaren welke zij getrotseerd heb- ben, om het Evangelic te brengen aan de volken die op de kusten der Noordpool-ijszeen nederzaten in den donkerfcn nacht van Heidensche ellende. Maar zij leve- ren ons tevens het bewijs , dat de zegen des Heeren rust op de zwakke pogingen zijner vrienden , die ge- drongen door de liefde van Christus, met alie magt doen, wat hunne hand vindt te doen. En zoo moge dan de lazing ook van dit werkje, menigeen tot zegen zijn en velen opwekken om medearbeiders Gods te zijn aan het heil van medezondaars. Zeist, 14 Julij 1868. L. H. F. C. # # m^f^^m ■SH r# Zendeling op Greenland. a686-1758.) i,Het is eeu ander die zaait eu ecu auiler die rnaait," Onder de dienstknechten van Clirisius aan wic liet opgedrageu werd Let zaad uit te strooijen, maar niet te oogsten, zijn er welligt vveinigen in later tijd gewecst, wier geloof en hoop zoo zwaar beproefd zijii geworden als die van Johannes Egede, den vader der Groenlandsche zending. Hans of Johannes Egede werd in Noorwegeii geboren, in het jaar 1686. De eenvoudige, ruwe zeden, welkc het huiselijk leven der Noorwegers kenmerken, gewennen de jongelieden vroegtijdig aan de bezigheden en de uitspanningen der ouders, zoowel te land als te water. Maar de bezigheden en de uit- spanningen, aan welke Egede deel mogt nemen, ver- minderden zijn leeslust niet; hij was zeer begeerig om kenuis te vergaderen, en de lange winteravonden in de Noordsclie streken verschaften hem overvloedi- 1 2 gen tijd voor zijiu^ geliefkoosde studien. 11 ij bezat ecu lieiliebbend , deelnemend hart , dat steeds bet beste hoopte en gereed was hulp te bieden, en toen hij den volwassen leeftijd bereikte, bespeurde men dat liefde tot God de voorname bron was, waaruit zijnc liefde tot den naaste voortvloeide en tevens de drijfveer die hem geheel bezielde en in alles leidde. Hij had ge- dacht aan zijn' Schepper in de dagen zijner jciigc- lingschap en hartelijk gewenscht zijn gansche leven door te brengen in de dienst zijns Heeren. Drie en twintig jaren oud, werd hij belast met de zielezorg der gemeente te Vogen, in \ct Noorden van Noor- wegen, en het scheen dat doze werkkring hem reeds het toppunt zijner verwachtingen en wenschen had doen bereiken. Hij zag zich tot een zeer werkzaam leven geroe- pen, maar het was een arbeid dien hij liefhad : hij was de steun en de troost van bejaarde ouders en vereenigd met eene echtgenoote in alle opzigten zijner waardig. In weerwil van de zorgen en teleurstellingen welke somtijds het hart bedroeven van iederen getrouwen leeraar, kon Egede zich zelven gelukkig achten en werd ook als zoodanig beschoi^wd door zijne naburen. Maar God had eene betrekking voor hem w^ggelegd waaraan meer moeijelijkheden en minder verblijdende werkzaamheden verbonden w^aren. Het zal niet ougepast zijn hier den lezer te her- inneren, dat in het tijdperk waarop ons verhaal be- 3 trekking hceft, ile kouiiigrijkeii Denemarkcn en Noor- wegen onder e^c^ne regering en 66n' koning stonden. De regerende koning Frederik IV Imd eenige jaren vroeger het voorbeeld gegeven eener godvruchtige on- derneming, door de oprigting van een' zendingspost onder de Heidenen te Tranquebar iu Oost-Indie. Eenige gunstige vruchten verheugden reeds dc liarten van de getrouwe mannen die zich derwaarts begeven hadden; en de brieven, in welke zij hunne ervaringen beschreven en de wijze waarop het Evangelie ontvangen werd door de afgodische volkeren van dat land, wer- den met levendige belangstelJing gelezen door de God- vreezende leden van de Deensche kerk en vonden ook hun weg in bet aangrenzende koningrijk Noorwegen. Nergens echter verwekten deze verhalen van "den zendingsarbeid meer belangstelling en medegevoel, dan m de afgelegen pastorie te Vogen. Zich zeer ver- heugende dat Christus aan de Heidenen van die ver verwijderde Indische kusten gepredikt werd, begon Egede te vragen of er geen middel zoude zijn^ ora diezelfde gezegende boodschap aan de in nachtelijk donker verkeerende menschen van andere landen te brengen. De vreemde kolonien van Denemarken , waren wei- nige in getal. Alleen Tranquebar in Oost-Indie en eenige klei- ne eilanden in West-Indie behoorden daartoe. In vroegore jarcii ecliter liiulden Deeiischo en Noorwecg- sche nmiiiien , van alle Europeers de meest stoutmoe- dige en voorspoedige ondernemingen gewaagd en ko- loiiien gesticht. Zich begevende naar liet Oosten en Wcsten, liet Noordcn en Zuiden, haddcn zij landen en koningrijken overwonnen en aan hunne nakome- lingen rijkdommen bezorgd en bezittingcn uagelateii, grootcr en vruchtbaarder dan liun elgen land. Egede nu herinnerde zich, dai er eene kleine Noorweegsche kolonie bestaan had, welker geschicdenis eene treurige tegenstelling opieverde , met die van hiinnc meer bevoorregte brooders. Ten tijde dat de zoo beroemde Britsche koniug Alfred genoodzaakt word een tijd lang de wijk te nemen voor eene menigte Noormanneu , die een in- val in Engeland deden, had een gezelschap Noor- wegers, door graaf Ingol aangevoerd, IJsland in bezit genomen (874). Yan daar was eene eeuw later Eric de Eoode uitgezeild, om een nieuw vaderland te zoeken en had in het Westen een onbewoond land ontdekt dat hij Groenland noemde (982), een naam die bijzonder oneigenaardig schijnt, daar ijsveldeu, naakte rotsen en met sneeuw bedekte bergen de meest in het oog vallende voorwerpen zijn, welke de zeeman ontdekt wanneer hij de kust nadert. Evenwel vindfc men op deze meest uit ijs bestaande kasten hellingen en valleijen door de rotsen ingesloten, welke de korte Noordsclie zomer met groen bekleedt. Tallooze vogels boiiwen liunne nesten tusschen de klippen en cilaiidcn, rendieren grazen in de valleijcn en hecle kudden van zeehonden kocsteren zich op het strand. Het scheen een gewenscht land voor Eric en zijne manschappen , die liij dan ook overhaalde om met hem daar liun geluk te be- proeven. Zij vestigden zich op de Westkust, van tijd tot tijd zich verder begevende uaar het Noorden en Zuiden , toeu hun getal was vcrmeerderd door nieuwe IJsland- sche en Noorvveegsche kolonisten. Tot hiertoe waren de bewoners dezer landen Heide- nen, die Thor en Odin, de goden der Scandina- viers, aanbaden. Maar de Christelijke godsdienst drong door tot Noorwegen. De koning Olof schaarde zich aan de zijde der geloovigen, en vurig de uitbrei- diug wenschende van het geloof, dat hij zelf had ora- hclsd, zond hij een Christelijk ouderwijzer om de Noorwegers van Groenland te bekeeren. Eric hoorde naar hem en nam het Christendom aan, terwijl de meesten der landverhuizers zijn voorbeeld volgdeu. Zijne zoons, moedige en ondernemende zcelieden, traden in de voetstappen huns vaders, en zeilden van Groenland nog meer Westelijk op , ten einde een nieuw grondge- bied te vinden. Zij bereikten de kust van Noord- Amerika en bragten orastreeks twee jaren door in in een boomrijk land, dat waarschijnlijk een gedeelte was van de nu tot Canada belioorende landstreek. 6 1 1 De zooiis van Eric iioemden liet //Wijnland", om de wilde wijngaarden welke in de bosschen groeiden. Tot dus ver hadden zij er geen roensclien ontdekt; de vogelen in de lucht en de wilde dieren des wouds sche- nen de eenige bezitters te zijn van deze schoone streken. Maar in het derde jaar verder Noordwaarts zeilende, ontdekten zij een klein donkerkleurig volk , waarschijnlijk een stam der Esquimoo's, welke zij spottenderwijs Skroe- lings of dwergen noemden. Deze nieuw bekeerde Noor- mannen , hoewel zij tot op zekere hoogte de Cliristelijke godsdienst hadden aangenomen , kenden weinig of niets van haren eisch om vrede te houden met, en welwil- lendheid te beoefenen jegens alle menschen. De veracliting,, met welke zij de Skroelings beschouwden, weerliield hen niet van dadelijke betoonmg van vijandschap, Zij vielen hen aan , doodden verschieden van hen uit dartelen moed- wil en lokten zoo doende een strijd uit met den geheelen stam, in welken hetNoorweegschopperh'-'ofdgedoodwerd. Niettegenstaande dit onheilspellend begin, vertrok- ken landverhuizers uit Groenland , IJsland en Noor- wegen naar dit nieuw ontdekte gebied , vestigden zich aldaar en waren een tijd lang voorspoedig. Had- den zij in vrede met elkander kunnen leven , dun zou- den de kolonisten van Wijnland de Amerikaanschc vaders zijn geworden van eene natie van Europeeschc afkomst, mim vier eeuwen voor de groote ontdekkin- gen van Columbus; maar zij waren een liocgmoedig \>' ^' , om ^roeiden. dekt; de ds sche- streken. eilende , chijnlijk s Skroe- e Noor- istelijke of iiiets welwil- icliting^ eld hen j vieleii I rnoed- sheelen d werd. ertrok- Noor- tigden Had- n zou- mscbe eesclie 3kkin- loedig en twistziek ras, en de woonplaats van de nieuv.eko- lonie werd weldra door tweedragt en bloedstorting ver- stoord. Sommigen van hen, die dezen storm overleef- den, bleven in het land, maar de kolonie was uiteen- gespat en Wijniard werd niet verder bevolkt. In de volgende eeuw ondernam een ijverig Groen- landsch zendeling de reis derwaarts, hopende de af- stammelingen van zijue landgenooten wedcr te vin- den en ze tot het Christendom te bekeeren. Maar het schijnt dat zijne menschlievende onderneming niet met goed gevolg is bekroond geworden. De vroegere ontdekkingen van de Noormannen waren langzamerhand ait het geheugen gewischt en het lot hunner Ameri- kaansche broeders werd nooit geheel bekend. In dit opzigt was de geschiedenis van Wijnland eene voor- beelding van het lot, dat eenige eeuwen later de Groen- landsche Noorwegers wachtende was. Gedurende vier honderd vijftig jaren onderhield Groenland geregeld , maar slechts van tijd tot tijd gemeenschap met Noorwegen. Een overheidspersoon door den koning afgczonden bestuurdc de burgerlijke zaken, en eene reeks van bisschoppen, door den aarts- bisschop van Drontheim aangesteld, had het opper- bestuur over de kerk van Groenland. Deze bragt ook hare jaarlijksche schatting o]) nan den pans, niet in, geld, hetwelk in dc kolonie zeer schaarseh was, maar in ivoren walvischtandcn. 8 Even al« liuime landslieden in Noorwcgen , wa- ren zij jagers, visschers en veehoeders, maar in te- genstelling met hunne ondernemende voorvaderen, be- raoeiden zij zich zeer weinig met de zeevaart, waarvan de moeijelijklieden met de jaren schenen toe te nemen. Oiitzettende ijsbergcn welke langs de kusten dreven en dikwijls dc inhammen vulden, werden met verwon- dering aanscliouwd door de eerste ontdekkers van Greenland; maar nu vormde de altoos toenemende hoeveelheid ijs gedurende vele maanden als 't ware eene blokkade voor den ingang der fiords of baaijen aan welker kusten de kolonisten woonden. Jaren ver- liepen er soms dat er geen schepen van Noorwegen aankwamen. Maar hoe zeldzaam Greenland ook in aanraking kwam met de meer beschaafde gedeelten van de wereld, men bleef er echter niet verschoond van den geesel der pest, welke in het midden der 14'^'' eeuw in Europa woedde. Deze verschrikkelijke plaag was bijzonder noodlottig voor de bewoners van Noord- Europa. Niet alleen het menschdom maar ook het vee werd een slagtofFer van haren vergiftigenden invloed; ook zegt men, dat het plantenrijk er ouder leed. Een jaar vddrdat de pest in Greenland uitbrak, werd de kolonie \oor de eerste maal bezecht door een gezelschap Kreelings of Esquimoo's. Dc Noorwegers, even als hunne vaderen hoogmoedig op hunne kracht en gestalte, en vergetendc dat God nit eenen bloede Hi 9 liet gaiische meusclielijk geslacht geinaakt lieeft om de aarde te bewoneu, verachtten liunne dwergachtige be- zoekers en verjoegen lien met smadeb'jke beleedigingen. Eene schermutseliiig volgde , in welke de wapenen van de zwakke vreemdelingen voor verscheiden liunner aanvallers noodlottig bleken te zijn. Zij togen af, maar kwamen het volgende jaar in grooter getal terug, toen de reeds niet zeer groote bevolking van de kolonie, door de pest tot op do helft verminderd was. Eenige der aangenaamste valleijen hadden al liunne bewoners verloren. Van deze maakten de nieuwe aankomelingen zicli meester en kregen langzamerhand de overhand op de verzwakte Noorwegers. In Noorwegen zelf had het volk schrikkelijk veel van de pest geleden. Gedrukt door de eigen raoeijelijkheden , sloegen zij gedurende eenige jaren geen acht op de broederen in Green- land, en toen zij 'later met hen weder in onderhan- deling traden, waren de tijdsomstandigheden onguns- tig. Do kroon van Denemarken, Zweden en Noor- wegen was (1397) op een hoofd gekoraen, narae- lijk op dat van Margaretha, de zoogenaamde Semi- ramis van het Noorden. De zorg voor de drie koningrijken liet haar en hare opvolgers weinig tijd overig om tc zorgen voor die kleine, verafgelegen bezitting. Tcr zelfder tijd vergingen ten gevolge van storm versclieidenc schepen , wclkc door Bergensclic kooplieden 10 voor Groenland bevracbt wareii. Daardoor ten euner- male ontmoedigd, gaven zij dien liandel gelieel op en liet gerucht Hep, dat al de Groenlanders door eeiie vij- andelijke vloot iiitgeroeid waren , terwijl echter niemand wist van waar die vloot gekomen zoude zijn. Hoewel dit berigt niet algemeen geloofd werd, verliepen. er een honderdtal jaren eer er iets werd gedaan om de on- gelukkige kolonisten op te zoeken. Toen beproefde eindelijk Walkendorf , de aarts- bisschop van Drontbeim , met medelijden bewogen over hunnen droevigen toestand, om eene vernieuwde gemeenschap met Groenland aan te knoopen; hij was op middelen bedacht om het volk van leeraars te voor- zien, zocbt gescbikte personen om daarbeen als kolo- nisten te verhuizen, en verzamelde alle raogelijke in- liclitingen voor de zeelieden die deel zouden nemen aan die onderneming. Ongelukkig verviel Walkendorf in ongenade bij zijn vorst, begaf zicli in vrijwillige bal- lingschap en stierf in een vreemd land, terwijl zijue menschlievende plannen met hem ten grave daalden. (1521) Gedurende het tijdsverloop van 60 jaren vormden drie koningen plannen om hunne verlorene bezitting weder terug te krijgen, begonnen schepen uit te rus- ten en voorbereidselen voor de onderneming te maken; geen van die plannen echter werd ten uitvoer ge- bragt. In dien tijd lieeft de Engelsche zcevaarder John Davis op drie reizen welke hij maakte om zoo mogelijk 11 II eener- el op en eene vij- niemand Hoewel n. er een de on- ; aarts- )ewogen oieuwde hij was te voor- Is kolo- jke in- len aan dorf in ?e bal- I zijue (1521) )rmden izitting te rus- naken; er ge- Jolin )gelijk een' Noord-Westelijken doortoclit naar Indie te zoe- ken (1585 — 1587) , herhaaldelijk de Westkust van Greenland bezocht , waar hij echter slcchts Esqui- moo's zag die zeer bereid waren cm ruilhandel te drij- ven met vellen van zeehonden, rendieren en witte ha- zen. Van dien tijd at' liebben de Engelsche schepen de Groenlandsche kust aangedaan en hunne voorstel- ling van de voordeelen , die te behalen zouden zijn door koophandel drijvende schepen, spoorden de Deen- sche vorsten aan , om eene nieuwe poging aan te wen- den, ten einde de oiide volkplanting op nieuw te ont- ginnen. Koning Christiaan II nam een' Engelsch zeeman aan, die zeer bekend was met de reis naar Green- land, om tot loods te verstrekken bij die onderne- ming. De schepen bereikten veilig hunne bestemming. Zij ontdekten verscheidene plaatsen die hun aangenaam en vruchtbaar voorkwamen en waar veel gras, laag hout en bezien groeiden. Maar de Denen wekten vrees en verbittering onder de Esquimoo's, door som- migen hunner gevangen te zetten en mede naar De- nemarken te nemen, zoodat zij bij latere bezoeken aan die kusten, het volk vast besloten vonden om alle onderhandelingen van de hand te wijzen; ja zelfs maak- ten zij toebereidselen om hen tcrug te drijven, indien zij eene landing mogten ondernemen. Op die wijze werd men teleurgesteld in deze onderneming. Nog audere 1^ reizen uaar Groeiiland wcrden door sommigen der volgende koningen ondernomen, maar het ijs belette eenige schepen de kust te naderen, en zij die aan wal kwamen bragten geene gunstige berigten mede. Ver- scheidene reizen naraen de Denen eenige Esquimoo^s mede; daar ecliter niemand hunne taal verstond, was het onmogelijk, eenige inlichting van hen te ontvangen. Het lot van deze arme lieden was allerongelukkigst : sommigen kwijnden weg uit verdriet over hunne scheiding van land en betrekkingen , auderen ont- kwamen de gevangenschap door zich in zee te werpen. Geheel ontmoedigd, gaven de Denen aan het einde der 17*^° eeuw hunne nasporingen op; en zelfs van de Noorwegers herinnerden zich weinigen dat eene kolonie van hunne landgenooten en mede-Christenen in oude tij- den in Greenland eene verblijfplaats hadden gevonden en dat er welligt nog nakomehngen van hen daar konden aanwezig zijn. Egede echter dacht veel over de zaak na en begon zich af te vragen, wat er kon geworden zijn van deze arme verlaten lieden. Enkel door nieuwsgierigheid ge- dreven, zooals hij meende, schreef hij aan een vriend die reeds eenige reizen als walvischvaarder naar de Davisstraat gedaan had , hem mededeeling verzoe- kende van alles wat den tegenwoordigen toestand van Greenland en zijnc bewoners betrof. Het antwoord van zijn^ vriend bragt hem tot do overtuiging , dat de ';* :l M } i '1 i ^mm 13 inaimcn van Noorweegsche ufkomst, sedert zoo langeii tijd door hunnc landgenooteii uit het oog verloreii, en geheel van Christelijke onderwijzers verstoken, te- ruggekeerd waren tot het Heidendom. Egede wist dat zelfs in Noorwegen , waar het Woord Gods in het openbaar in de kerken geiezen werd, in sommige afgelegeu streken, nog heidensch bijgeloof van de oude afgodische tijden was overgebleven en meer of min- der leefde in het 'lart der volken. Men kon niet hopen, dat in Groenland het licht der waarheid ooit zoo helder had geschenen als in het moederhmd, want de geraeenschap met de kolonie had lang opgehouden vddr de hervorming, in een tijd^ toen het Evangelie van Cliristus bedekt en verduisterd was door mensche- Hjke overleveringen en vonden. Hij stelde zich voor hoe het overblijfsel der Christelijke Groenlanders lang- zamerhand het weinige licht verloren moest hebben, waarin hnnne vaders zich verblijd hadden, en zich ver- mengd hebbende met de Heidenen, die bezit haddeu genomen van hunne verlaten woonplaatsen , all^ngs- kens hun gelijk waren geworden zonder hoop in leven en in sterven. Diep medelijden met dit ongelukkig en beklagenswaardig volk vervulde nu zijn hart. Het scheen hem de pligt van iederen Noorweger, om iets te doen ten einde deze ongelukkige landslieden op te sporen en hun de blijde tijding van het Evangelie te brengen ; zijn geest hield zich onophoudelijk bezig met naar mid- 14 > I I delen te zoekeii om dit menschlievcud doel tc bereikeii. Spoedig kwam de wensch bij hem op om zelf een ver- kondiger van Gods blijde boodscliap voor deze verlorene zielen te zijn. Maar op dit punt deden zich vele moeije- lijkheden voor. God had reeds aan zijne zorg eene kudde toevertrouwd , — had hij vrijheid deze te ver- laten ? Daarenboven had hij niet alleen eene vrouw en een jong kind, welke hij vreesde aan de gevaren der zee bloot te stellen, maar ook eene oude moeder en andere naastbestaanden, voor wier onderhoud hij zorg- de — en wat moest er van hen worden als hij wegging? Overstelpt door deze bezwaren trachtte hij Groenland geheel uit zijne gedachten te zetten , of het alleen Gode aan te bevelen als het voorwerp van het medelijden en de zorg van den Almagtige. Dit ecliter was hem onmogelijk. Door een' dage- lijks sterker en magtiger aandrang voortgedreven , maar tevens teruggehouden door gehechtheid aan zijne gemeente, door zorg voor zijne familie en door vrees dat hij een werk op zich ging nemen waarvoor hij geen geschiktheid bezat, had hij geen vrede en rust in zijn gemoed. Gedurende vele maanden was zijn innerlijke strijd alleen hemzelven bekend. Aan degenen die hem om* ringden scheen hij als altoos bezig met de belangen van zijne gemeente, met zijne studien, of met de be- hartiging der liefdediensten door welke hij het dnge- ft ■€ '% m .15 lijksch leveii verligtte eu veraaiigenaauulc van hen, die aaii zijno zorg toevertrouwd waren. Eindelijk nange- moedigd door den ijver, met welken koning Frederik dc zending op Tranquebar voortzette, waagde Egede het om in liet jaar 1710 dc aandaclit van de over hem gestelden te vestigen op de lang vergeten Groen- landsche kolonie, in de hoop dat eenige van zijne geestelijke breeders betere gelegenheid zouden hebben en meerder geschiktheid dau hij zelf, om deze arrae schapen, ronddoolende in het hind der duisternis, op te zoeken. Hij rigtte een adres aan den koning in het- welk hij bescheiden , maar met veel ernst de Noorweeg- sche Groenlanders aan het welwillend medelijden hun- ner landgenooten aanbeval. Overtuigd echter, dat de plannen v;in een weinig bekend jong mensch de aan- dacht van de regering niet zeer zouden trekken, zond hij afschriften van zijn adres aan den bisschop van Drontheim , en aan dien van Bergen , de plaats waar inzonderheid handel gedreven werd met de Noorde- lijke zeeen. — Die adressen gingen vergezeld van brieven, waarin hij hen verzocht hun invloed te ge- bruiken, om de zaak der Groenlanders bijzonder aan te bevelen aan den koning en den raad. Het antwoord hierop was, nadat de bisschoppen tijd genomen had- den om over het onderwerp na te denken, dat zij van harte het plan van den heer Egede goedkeurden en hun best zouden doon het te helpen bevorderen; maar 16 Hi zij oppcrdcn vele bezwaron die voor hut tegouwoor- tligc het aanvangen ecner zcnding in Grocnland zou- den in den weg staan. - Egede zelf liad or cenige van gevoeld, voornamclijk dat de oorlog, wulken de ko- ning van Denemarken toen met Zvveden vocrde , het moeijelijk zoude maken, geld te bekomen voor eene dergelijke onderneming. Hij hoopte evenwel dat dit bezwaar spoedig uit den weg zou worden geruimd, bij het terugkceren van den vrede ; en verzekerd , dat hij alles had gedaan, wat mogelijk was onder de te- genwoordige omstaudigheden , keerde de rust weder in zijn gemoed. Spoedig echter werd die kahnte gestoord door voorstellen, vragen, ja zelfs verwijtingen van zijne eigene faniilie. Tot dus ver had hij hun niets meege- deeld van hetgecn hem zoo veel belang inboezemde; maar het adres en de brieven aan de bisschoppen te Drontheim en te Bergen begonnen veel besprokeu te worden. Eenige zijner bekenden , die toen ter tijde de laatste stad bezochten, waren zeer verwonderd te vernemen dat hun nabuur, de jonge predikant van Vogen, eene zending naar Greenland had voorge- steld en zich bereid verklaard, indien noodig, zelf daaraan deel te nemen. Zij verweten hem scherpelijk , hetgeen zij dwaze vermetelheid van hem noemden, terwijl zijne vrouw en naastbestaanden met de zwartste kleureri al de verloocheningen , gevaren en moeijelijk- heden nfschilderden , welke zijn verhuizen naar een 17 ^'''o<'Jilanc] zou- er cenige van vvclkeii de Jco. n vocrde , ha len voor eene enwel dat dit 'dcii geruimd, verzekerd, dat o»der de te- I'ust weder in J"te gestoord gen van zijnc in'ets meege- inboezemde; sschoppen te '' besprokeu Je toeii ter verwonderd ■edikant van lad voorge- oodig, zelf 5clierj)elijk , noemden, •^e zwartste moefjelijk- naar eeji land zoo koud en moeilijk te bereiken, ten gevolge zou- den hebben. Zoo drongen alien bij Egede aan en be- zigden zij al hun invloed ten einde hem van zijne onbe- kookte plannen af te brengen. Egede zag steeds op dit gedeelte van zijn leven terug, als op ecu zeer moeije- lijk tijdpcrk. Hij was iemand van diep gevoel, zoodat de tranen en smeekingen van zijne vrouw en moeder hem bijna van besluit hadden doen veranderen. Gedurendo een korten tijd slaagden zij er waarlijk in, om hem to doen denken dat hij gedwaald had met te veronderstellen , dat hij wel deed , om zich met zulk eene onderneming in te laten. Hij dankte God zelfs dat liij hem bevrijd had, van hetgeen hij toen ge- loofde eene verzoeking van den Satan te zijn geweest, om hem af te trekken van de pligten van zijn eigen ambt. Zijne betrekkingen waren grootelijks verheugd over deze verandering in zijne gevoelens en een* tijd lang was hij zelf in staat in hunne vreugde te deelen. Ma»r nietlang duurde het, of de woorden van zijn' hemelschen Meester: //Wie vader of moeder meer lief heeft dan mij, is mijns niet waardig," doorsneden als een zwaard zijne ziel. Zijne vrouw beraerkte zijne diepe droefheid en trachtte te vergeefs hem te troosten. Noch de aan- genaamheden van den huiselijken haard , noch de meest getrouwe vervulling van zijne herderlijke pligten, kon- den hem eenigen blijvenden troost geven, tot dat hij in deze zaak zijn eigen wil geheel overgegeven had 2 I M I IS aan deu wil van God. Maar de droefheid zijner vrouw veroorzaakte hem veel kommer. Zij kon den naam van Greenland niet. hooren, en kon niet gelooven dat zij ooit verpligt zoude zijn om deel te nemen aan cen plan , dat haar zoude scheiden van hare eigene moe- der en haar noodzaken om hare kinderen bloot te stellen aan zulke moeijelijkheden en gevaren. Tot dusver hadden Egede en zijne betrekkin- gen vcel uitwendigen vrede en voorspoed genoten. Zij werden nu met een opeenstapeling van moeijelijkheden bezocht; de zwaarste vloeiden voort uit de wraakzucht en kwaadwilligheid van eenige menschen van wie zij betere dingen verwacht hadden. Deze moeijelijkheden en vervolgingen bedroefden de echtgenoote van Egede zoo zeer, dat zij begon te wenschen, dat haar man naar eene andere gemeente mogt verplaatst worden. Hij vermaande haar, niet zoo veel te denken aan de tweede oorzaken en de bewerkers van hunne moeijelijk- heden, maar ze te beschouwen als middelen door welke God hen wilde losmaken van eene plaats, waar zij zich zoo- zeer te huis gevoeld hadden , opdat zij mogten worden be- reid gemaakt om haar op zijn bevel te verlaten en uit te gaan naar de woestijn. Hij zegttot ons, zeide hij : ,/Staat op en verfcrekt: hier is de plaats uwer ruste niet/' Deze taal van Egede trof zijne vrouw en zij volgde den raad van haren man, bragt al hare bekommeringen en be- zwaren tot God, en stortte haar hart in den gebede ■^ er vrouw naam van )ven dat 1 aan een pne moe- bloot te trekkin- 3teii. Zij ijkheden lakzucht wie zij eden en Egede ar raan tvorden. aan de eijelijk- r weike cli zoo- len be- en uifc //Staat ' Deze n raad in be- :ebede 19 uit voor Hem. Zij verkreeg sterkte en troost, als ook de vaste overtuiging dat deze beproevingen haar toe- gezonden werden, om haar te versterken in meerdere zelfverloochening en in de dienst van Christus. Van nu af moedigde zij de zendingsplannen van lia- ren man aan, in plaats van er zich tcgen te verzetten. Hij had groote belioefte daaraan ; want vele jaren van uitstel en tcleurstelling wachtten hem. Hij had bijna Paulus woord tot zinspreuk kunnen nemen : //Dat het mij eene groote droefheid en mijn hart eene gedu- rige smart is,... voor mijne broeders, die mijne maag- schap zijn naar het vleesch." Hij stond geheel alleen. Hij had gehoopt dat deze of gene geestelijke, die wijsheid en ondervinding bezat, zich voor deze zen- ding zou hebben aangeboden. Zijne eigene onbekwaam- heid gevoelende om een' nieuwen en moeijelijken zending- akker te ontginnen, wenschte hij onder het toezigt van een ander te werken , liever dan dat het geheel aan hem zelven werd overgelaten. Maar niemand scheen geneigd mede aan het werk te gaan; eene groote partij in het laud had zelfs bezwaar in de onderhouding van de zending in Indie, al was die daar reeds gevestigd en gekenmerkt door teekenen van Goddelijken zegen. Het voorstel om eene zending in Groenland te beginnen werd door iedereen bespot en als onuitvoerbaar veroordeeld. In 1715 werd door Egede een klein stukje uit- gegeveu, waarin hij de verschillende bedenkingen te- ■t:l 20 gen zijne plannen weerlegde en derzelver nietigheid betoogde door bewijzen aan de rede en de Schrift ont- leend. Maar al waren Egede's tegenstanders weder- legd, zij werden niet tot zwijgen gebragt, en wanneer zij niet langer spotten over de dwaasheid zijner plan- nen, zij waren onbeschaarad geuoeg om de zuiverheid zijner oogmerken in verdenking te brengen. Iloewel zij hem vroegerliadden besclmldigd van wreedlieid tegen vrouw en kinderen , waar liij hen noodzaakte om gemak en genoegen te verwisselen voor ontbering en gevaar in een vreemd en woest land, beschuldigden zij hem nu, dat hij een geest van onvergenoegdheid verborg onder het dekkleed van godsdienst; zij beweerden dat zijn wensch om eene zending in Greenland op te rigten , voortkwam uit de begeerte om in de wereld vooruit te komen en niet uit het beginsel van vroom- heid en menschlievendheid. Hij echter ging geduldig voort, getrouw zijne pligten in de gemeente volbren- gende, maar tevens de zaak van zijne Groenlandsche breeders bepleitende, telkens als zich daartoe eene ge- schikte gelegenheid aanbood , door brieven of verzoek- schriften aan hooggeplaatste personen en aan het Bestuur der zendingzaak, zijnde eene commissie door den koning ingestela ter regeling der zaken betreffende de Indische zending. Maar toen er zeven of acht jaren voorbij gegaan waren, zonder dat er eenige voortgang werd bespeurd, bemerkte hij dat hij in eigen persoon de uietigheid hrift ont- fs weder- waiirieer ler plan- liverheid Hoewel id tegen (1 gemak gevaar 3ij hem ^^erborsr leu dat op te wereld ^room- duldig Ibren- dsche le ge- ■zoek- stuur ming ische orbij iverd 1 de 21 zaak behoorde voort te zetten, wilde hij hoop koea- tereu op eenig gevolg. Sedert den tijd dat de wensch om zendeling te wordeii het eerst in zijn hart op- kwam, hadden zijne huiselijke omstandigheden zooda- nige verandering ondergaan, dat zij 'them raogelijk maakten zijn ambt neder te leggen, zonder zijne be- trekkingen, die van zijne ondersteuning afhankelijk waren, te benadeelen echter niet zonder dat hij zelf er arm door werd. Hij zag dat dit offer van hem geeischt werd, en in het jaar 1718 besloot hij, met toestemming van zijnen bisschop, de gemeente Vogen in andere handen te doen overgaan. Het afscheid van haar en. van vele dierbare vrienden en betrekkingen ddar wonende, was hem eene zware beproeving. Zijne begeerte om de Groen- landers te bekeeren had in geenerlei wijze zijne ge- hechthbid verminderd jegens de kudde, die aan zijne zorg was toevertrouwd; en toen hij de laatste keer voor hen zoude prediken en hen vaarwel zeggen, was hij geheel overstelpt van droefheid. Naast God was zijne vrouw zijn steun. Zij offerde de huiselijke gemakken en het gezelschap van geliefde vrienden met zoo veel tevredenheid en instemming met den wil des Heeren op , dat haar man door haar voor- beeld werd aangemoedigd en met nieuwe kracht ver- vuld, om voort te gaan op den weg van zooveel zelf- verloochening. 22 Eeu der voornaamste beletselen , weike den koning van Denemarken verhinderden om eene nieuwe zendiiig- zaak te ondernemen, werd in dien tijd opgeheven, door den dood van Karel XII van Zweden, welke on- gelukkigerwijze op den ll'Jen December 1718 dood- gesclioten werd, terwijl hij rredrichshal in Noor- vregen belegerde. Het was te voorzien, dat de vrede nu op voor Denemarken eervoUe en voordeelige voorwaarden gesloten zoude worden. Egede nam dit gelukkig oogenblik waar, vertrok naar Kopenhagen, leverde bij het Zendingsbestuur een verzoekschrift in ten belioeve van Groenland en werd ten gehoore bij den koning ontvangen , welke aandachtig naar zijne plannen luisterde en hem Het gaan met de vereerende verzekering, dat hij die zaak zorgvuldig zoude onder- zoeken en trachten de middelen te vinden, om de voorgestelde zending te kunnen ondernemen. Dien ten gevolge beraamde koning Frederik het plan om landverhuizers op Groenland te vestigen en eene geregelde gemeenschap daar te stellen tusschen de kolonie en het moederland, waarvoor een handels- huis zou worden opgerigt. Het scheen hem toe dat dit plan aan het tweeledig doel zoude beantwoorden , zoowel om de uitgaven der zending te dekken, als om te midden van de Groeulanders eene Christelijke gemeente te stich- ten , door welker voorbeeld zij eenige beschaving zouden leeren, terwijl zij tevens door de zendelingen bekend 23 )ning van zending- ^en, door elke on- 8 dood- 1 Noor- le vrede )rdeelige lain dit iliagen , lirift in jehoore ar zijne eerende onder- om de k het ^stigen 5schen ndels- it plan el om lidden stich- 3uden Jkend zouden worden met het Evangelic. Men kon dan te ge- lijk met vertrouwen hopen, dat door dit middel de oude kolonisten niet alleen teruggevonden , maar dat zij tevens tot hunne vorige welvaart teruggebragt zouden worden. Eeu koninklijk beveischrift werd aan de overheid van Bergen gerigt, waarin liaar gelast werd de kapiteins en de loodsen die zich bezig hidden met de walvisch- vangst op de kusten van Greenland, te ondervra- gen, ten einde alle mogelijke aanwijzingen door hen te bekomen ten voordeele van de kolonisten. Pe ko- ning wenschte ook dat zij die bereid waren om de nieuwe kolonie te helpen stichten, Lenbaar zouden maken, welke voorregten zij er aan wenschten verbon- den te zien, en beloofde leder redelijk verzoek te zul- len toestaan. Egede was nu vol van goede verwach- ting, die echter weldra jammerlijk werd teleurgesteld. Geen der zeelieden die te Bergen door de overheid ondervraagd werd , had een enkel goed woord en gunstig berigt over Groenland mede te deelen. Zij stemden alien overeen in de voorstelling van de reis als zoo hoogst gevaarlijk , en van het land als zoo on- vruchtbaar, dat de meest moedige ondernemer geen lust gevoelde derwaarts te vertrekken. Niet lang te vorcn had een gerucht Noorwegen bereikt, dat het scheepsvolk van een' gestranden walvisclivaarder, het- welk in eene boot de kust had bereikt, gedood en op- gegeteu was door de wilde inwoners. Dit berigt was pran (!! 24 niet geheel, rnaar toch gedeeltelijk waar; het werd toen ten voile geloofd, waardoor men de gruwelijkhedeu jn het kannibalisme voegde, bij de overige weiuig aitlokkende bijzonderliedeu van een verblijf in Green- land. Egede had voor zich zelven een enkel maar al- leszius voldoend antwoord op iedere tegenwerping , namelijk het bevel des Heeren : //gaat been en ouder- wijst alle volken" en zijne belofte : ,/Ik ben met u tot aan bet einde der wereld," of ,/Als Hij voor ons is, wie zal tegen ons zijn ?" Maar deze bewijsgronden waren van weinig gewigt voor munschcn , die de verlmizing naar Greenland alleen beschouwden als een middel van tijdelijk bestaan en voordeel. Egede evenwel, die reeds lang over dit onderwerp had nagedacht, en even als de mensch- lievende aartsbisschop Walkendorf allerlei berigten omtrent het land had ingewonnen, wist ook dat de koop- lieden van andere natien, vooral de Hollanders veel voordeel trokken uit hun handcl met Greenland; en waarom zou dit niet even voordeelig zijn voor zijne eigene landslieden? Hij liet niet na deze vraag bij ie- dere gelegenheid voor te honden aan de kooplieden, met wic hij in aanraking kon komen, en hoewel hij eerst veel tegenstand en bespotting ondervond, werd zijne onvermoeide volharding eindelijk beloond. Eenige kooplieden werden dan ook door zijn aanhouden bewogen om iets te wagen ten voordeele van hun land en ter uit- breiding van het Evangelie, en dat voorbeeld werkte 25 let werd ijkhedeu 5 weiuig Groen- naar al- ^erping , onder- let u tot I is, wie Yen van ug iiaar lijdelijk tig over lenscli- erigten 3 koop- rs veel nland ; r zijne bij ie- ieden , 'el liij werd Cenige tvogen 3r uit- ^erkte weder gunstig op auderen. Eiudelijk werd besloten een handelshuis op Groenland op te rigten. leder lid zou 425 gulden of meer bijdragen om het noodig kapitaal te vormen. De heer Egede zelf gaf / 725 van zijn klein vermogen, en de bijdragen van den bisschop en de geestelijkheid van het bisdom deden de som tot 24000 gulden klimmen, een bedrag, voor dien tijd en dat land veel aanzienlijker dan dergelijke soin te- genwoordig is. Met dit geld werd een scliip gekocht en belioorlijk uitgerust, om Egede en zijne medgezellen naar Groenland over te brengen. Zij noeraden het de Hoop. Een bestuurder werd benoerad om aan het hoofd van den handel te staan, en verscheiden werklieden en menscheu, die aan landelijke werkzaaralieden ge- woon waren, werden door de compagnie gekozen om eene kolonie te stichten. Twee kleiuere vaartuigen zou- den de Hoop vergezellen; een voor de walvischvangst, het andere om naar Noorwegen terug te keeren ten eiude tijding van hunne aankomst en welstand te bren- gen, zoodra de kolonistcn op Groenlandschen bodem zich zouden gevestigd hebben. Vodrdat de voorbereid- selen geheel gereed waren , kwam er eene blijde tijding van het -Zendingsbestuur, namelijk, des konings goed- keuring op de onderneming en de benoeming van Egede tot predikant en zendeling voor de nieuwe kolo- nie, met een jaarlijksch inkomen van y 725. De koning 26 i! had zelfs lastgegeven, dat aan Egede dadelijk/1200 zouden worden uitbetaald, ter goedmaking van de eerste onkosten voor hem en zijn huisgezin. Elf jaren waren verloopen sedert Egede voor bet eerst de aandacht zijner landgenooten op den treurigen geestelijken toestand der Groenlanders had gevestigd. Menigwerf had hij in die jaren gezegd, //alle din gen zijn tegen mij"! en hij deelt ons mede, dat hij zeer geneigd was met God te twisten, die in zijn hart de onweerstaanbare begeerte had gelegd om het Evangelic in Greenland te gaan prediken , en die toch iedere po- giiig verijdelde om dien wensch te verwezenlijken. Maar nu was hij vol vreugde en dankbaarheid. Den gden jyjgj 1721 ging hij, vergezeld van zijne vrouw en vier jonge kinderen, aan boord van de Hoop en werd aan de zeelieden en landverhuizers, omstreeks veertig in getal, voorgesteld als het opperhoofd der aanstaande kolonie. Maar de schepen konden eerst tien dagen later de haven verlaten. Den 12^^" Mei vertrokken zij eindelijk naar hunne bestemming en zagen zich gedurende de eerste achttien dagen door vrij goed weder begunstigd. De 4'^^" Junij passeerden zij Staatenhoek, de Zuid- oostelijke spits van Greenland, en vleiden zich dat hunne reis spoedig ten einde zoude loopen. Het weder echter veranderde en werd zeer stormnchtig, terwijl de schepen veel ijs ontmoetten. De walvisch- 03^8773 /1200 van de oor hefc eurigen vestigd. dingen lij zeer bart de angelie ere po- 1 lij ken. 1 Den vrouw oop en streets >fd der eerst '" Mei Dg en I door Zuid- h dat Het ihtig, dsch- 27 vaarder had hen in het begin der reis reeds verlaten , en zij zagen hem niet weder. Hij was door een ruk- wind omver geslagen, had zich weder opgerigt met verlies der masten, en was naar de kust van Noor- wegen gedreven; — een slecht voorteeken voorzeker voor de handelsonderneming der Compagnie. Be Hoop en het andere schip bleven ongeveer drie weken bijna op dezelfde hoogte, zonder nader aan hunne bestem- ming te koinen; de kapitein, die wanhoopte aan een gelukkigen uitslag hunner reis, was bijkans besloten naar Bergen terug te keeren, toen zij eene opening Het scuip ,/DK hoop" xe miuoen van den stosu. Ill 1' ill ' li I! • ( ! 1 i '. ji 1 ii:' 1 28 in het ijs ontdekten. Na gepoogd te hebben er een eind wegs door te varen, bemerkten zij dat zij niet verder konden komen. Gaarne zouden zij nu de voile zee ingevaren zijn , maar de wind was tegen en blies zeer hevig. Het kleinere scliip stootte op het ijs en kreeg een lek ; beide schepen verkeerdeu gedurig in het grootst gevaar door de ijsschotsen die er op aandreven. En ora hun^ treurigen toestand nog te verzwaren, kwam er een sterke mist op, die alle voorwerpen voor hunne oogen bedekte. In dezen toe- stand verzocht de kapitein der Hoop al de reizigers , om zich tot den dood voor te bereiden, die hun elk oogenblik konde overvallen. Zij echter klemden zich vast aan God en werden gered. Zonder dat zij het bemerkten, bereidde Gods voorzienigheid hun verlos- sing door den storm die hen dreigde te vernielen. Deze verbrijzelde en verstrooide het ijs, en toen de mist optrok bevonden zij zich tot hunne verwondering in open water. Dagelijks waren nu de oogen der emigranten zorgvol naar de kust van hun nieuw vaderland ge- rigt, maar eerst den 3^^" Julij bereikten zij de kust bij de Baalsrivier, op 64'^ Noorder breedte. Die kust herinnerde hen in sommige opzigten aan het land dat zij hadden verlaten; maar alleen de meest wilde eu woeste gedeelten van het Noorweegsche landschap waren hier te zien; de tallooze eilanden, rotsen, in- hammen aan het strand, en de majestueuse bergen op bben er een ^^^ zij niefc »u de voile en en bJies het ijs en en gedurig en die er and nog te S die alle dezen toe- reizigers , ie hun elk nden zicli ^^ zij het m verlos- vernielen. ■n de mist lering in aigranten 'land ge- de kust Die kust ^et land ■st wilde ndschap 5en, in- ^gen op 29 den achtergrond. Maar de sneeuw, de ijsbergen, de barheid en de onvruchtbaarheid van Greenland deden hen opmerken, dat zij inderdaad ver verwijderd waren van hun eigen voortreffelijk kustland met zijne groot- sclie fiords, nu eens wijder, dan weder naauwer, met hunne duizende bogten en kanalen; die prachtige kusten nu eens ingesloten tusschen statige graniet- klippen, dan weder breede raeeren vormende, op wier vruchtbare boorden rijke boerderijen en grazige weilan- den elkander afwisselden met uitstekende , puntige rotsen, bosschen en watervallen. De Baalsrivier (de naam werd liaar in het ver- volg van tijd door de kolonisten gegeven) is een inham die 60 of 70 mijieu in het land zich uitstrekt, in eene Noord-westelijke rigting. Een menigte eilanden , meer dan honderd in getal, liggen in den mond van de rivier; en op een van die Kangek genaamd , bouwden zij hunne eerste woning , een huis van steen en aarde , met hout beschoten. Den 3'^'=" Augustus was het gereed en na een' korten dankstond, bij welke gelegenheid Egede zijne med- gezellen stichtte met de woorden van Psalm 117, verhuisden zij dervvaarts en verlieten hunne enge wo- ning aan boord van het schip. Hoewel nog vroeg in het jaargetijde, waren de nachten reeds zeer koud. De emigranten rigtten ook eene smederij op, en andere noodige gebouwen voor magazijncn en werkplaatsen , en noemden de plaats Godhaab d. i. Goede hoop. Een so I i ' i:,: ! 1 \\\f ' Esquimoos-kamp werd op de naburige kust gezien. De menschen waren vier of vijf voet lang , hadden breede platte gezigten, grof zwart haar en eene zeer bruine huid. Zij waren van top tot teen in zeehonden-vellen ge- kleed en hunne tenten waren van dezelfde stof gemaakt. De werkzaamheden der Europeanen werden door hen naauwkeurig gadegeslagen en door hunne gebaren toonden zij groote verwondering dat er ook vrouwen en kinderen on der hen waren. Zij waren nog meer verwonderd toen zij bemerkten dat de vreemdelingen een huis bouwden , alsof zij van plan waren in het land te blijven. Door teekenen gaven zij te kennen, dat hunne huizen onder de sneeuw zouden worden bedol- ven, Zij wezen naar de zon en naar den horizon, beefden en trilden, sloten hunne oogen en legden hunne handen onder hunne hoofden, door dat alles te kennen gevende, dat zij alien zouden bevriezen wanneer de winter kwam, en dat zij dus veiliger deden, tijdig te vertrekken voor dat de tijd van koude en donkerheid zou naderen. Toen zij echter bemerkten dat hunne waarschuwingen niets baatten, werden zij bevreesd, vertrokken naar een meer verwijderd gedeelte van de kust en wilden de Europeanen niet toelaten in hunne tenten te komen. Geschenken en vriendelijke bejegeniug deden hunne vrees na eenigen tijd be- daren ; maanden verliepen evenwel , eer zij de vreem- delingen in hunne huizen toelieten, of het durfden m 31 k gezien. De ^dcn breede seer bruine i-vellen ge- of gemaakt. t door hen e gebaren k vrouwen nog meer Jmdelingen Q het land 'nnen, dat len bedol- i horizon, 2n legden dat alles bevriezen ■er deden, koude en lemerkten erden zij gedeelte toelaten endelijke tijd be- vreem- durfden wagen, hun bezoeken terug te brengen. Men raoest bekennen dat zonder den wensch om hun nuttig to zijn, wcinig Europeanen begeerte zouden hebben een Groenlandsch huis biniien te gaan, of de inboorlingen bij zich tc ontvangen. Volgcns de beknopte en rond- borstige taal van een hunner vroegere bekenden ,/dropen huiine kleederen van vet en "waren vol ongedierte;" terwijl hunne handen, aangezigteu, huisraad en kook- gereedschap insgelijks bcsmeerd waren met olie, vui- ligheid en zcehonden-vet. De liuizen in welke zij het grootste gedeelte van het jaar doorbragten (do tenten werden allccn voor zomerwoningen gebruikt), waren lange smalle hutten van steen en graszoden , juist hoog genoeg, dat een man er regt op in kon staan. Gor- dijncn van zeehondenvel, dicnden in plaats van ijiuren, om de woning af te deelen, en bewoonbaar te maken voor afzonderlijke gezinnen. Zij haddeu geen vuur, maar eene lamp, waarvan de pit uit mos gemaakt was, en welke met traan gevuld, warmte en licht in iedere afdeeling verspreiddc. Boven iedere lamp hiug een stee- nen ketel, waarin de maaltijden werden gekookt, meestal bestaande uit visch, walvischspek en zeehondenvleesch. De zeeliond was inderdaad de hoogste , onwaardeerbare bezitting van deze arme lieden, die hen voorzag van voedsel, kleeding, woonhuizen en schuiten. Het was de dagelijksche bezigheid der vrouWen, de huiden te looijen, te bereiden en er kleedingstukken, benevena 32 i]l andere gebruikelijke voorwerpen van tc vervaardigen. De ingevvanden werdcu ook gcbruikt, daar men er een digt netwerk van maakte , dat 's winters in plaats van glas, in hunne hutten eenig licht doorliet en wind en koude buiten sloot. Egede nam iedere gelegenheld waar om de inboor- lingen te bezoekcn, en zoodra liij opgemcrkt had dat kina beteekcnde wat is dit? zeide liij kina? kina? bij ieder voorwerp dat liij zag, en sclireef de antwoor- den op. Op deze wijze leerde hij de namen van vele dingen kennen; maar in andere opzigten vorderde hij aanvankelijk zcer weinig. De uitspraak van de taal was bijzonder moeijelijk voor Europeanen, hoofdzakelijk om de letter r, welke zecr diep uit de keel werd uit- gesproken en dikwijls als een k klonk. Een nog groo- tcr bezwaar bestond in den aard der taal zelf. De Groenlandsche taal behelst eene mcnigte vanwoorden, die dagelijksche voorwerpen en bezigheden uitdrukken , en de kleinste veranderingen aanwijzeu door bijzon- dere termen; maar ze bezit geen woorden voor afge- trokken denkbeelden. De beteekenis der woorden wordt veranderd door eene menigte bijvoegingen en aan- hechtingen (het geheele getal verbuigingen van ie- der werkwoord b. v. klimt soms tot honderd tachtig); bovendien worden vele woorden te zamen gevoegd, zoodat de inboorlingen zich kort en krachtig kunnen uitdrukken, maar dit veroorzaakt vooral groote moeite t ' ,^W :<''$ I jrvaardigen. nien er eeri plaats van 2n wind en de inboor- rst zeer , vlogen aaar huii lioewel gels. Zij en ge- van den n mede- rden zij 02)bragt, in eigen )on , ook KWAKTJE GANZEiN BIJ DllZKiNUEN Of UM. KUST. hadden zij een vooroordeel tegen het gebruik van bet vleescb dezer dieren. De bevige koude, \velke zoodra zij buiten de deur kwamen, bun de banden en bet aangezigt deed bevriezen, bet gemis aan de noodige beweging, bet langdurig en onafgcbroken gebruik van gedroogde en gezouteu levensmiddelen , veroorzaakte I ;i' I: ? ; 36 lusteloosheid en iieersltigtigheid ondcr de kolonisten , en niet wcinigen werden door scheurbuik aangetast. De handelsagent ontdekte tot zijn leedwezen , dat de in- boorlingen ougezind waren om hunne overtollige olie, huiden enz. in te ruilen tegen de goederen, die zij van Bergen hadden medegebragt, en dat het volk in het voorjaar, wanneer een Hollandsch schip Godhaab aan- deed en in de haven binnenliep, in een half uur meer goederen aan boord bragt, dan hij gedurende den ge- lieelen winter van de Groenlanders had kunnen verkrij- gen. De reden hiervan was dat de Hollanders door veeljarige handelsbetrekkingen met de Groenlanders, het vertrouwen der inboorlingen gewonnen hadden en naauwkeurig wetende welke zaken bij de Esquimoo's het meest gezocht waren, hunne schepen daarvan voorzagen. Het was weder Mei; de grond begon te ontdooijen en hoewel het nog menigwerf sneeuwde, waren zij toch van het zcer gewenschte licht der zon, dagelijks slechts drie uren geheel verstoken. Een overvloed van mos en grassoorteu, van onderscheidene kleine kruiden en bloe- men kwamen te voorschijn, ook het onschatbare le- pelblad dat van ondcr de sneeuw uitsproot en de meest heilzame uitwerking op de ongestelden had. Het niet aankomen echter van het schip, dat in den loop van die maaud met nieuwen voorraad uit Noorwegen ver- wacht werd, veroorzaakte groote ontevredenheid. De ¥ 37 mecste koionisten begonueu te murinuiercii tegen dcu leeraar, die hen naar deze akeligc wildernis had ge- bragt, en alien gaven hun besluit te kennen om met het schip de Hoop , dat te Godhaab overwinterd had , naar IVoorwegen terug te keeren. Egede werd daardoor in grooten nood en moeijelijkheid gebragt. Alleen kon hij niet in het land blijven met zijne vrouw en jonge kinderen; ora hen voor zijne oogen te zien wegkwijnen. Evenmin kon hij de gedachte verdragen, het werk te moeten verlaten dat hij pas begonnen had en de gelegen- heid op te geven welke hij door onafgebroken inspanning van vele jaren verkregen had, om het Evangelic in Groenland te verkondigen. Alles wat hij van de koio- nisten verkrijgen kon, was, dat zij tot Junij wachten zouden op de aankomst van het schip dat nieuwen voorraad zoude aanbrengen. Het werd Junij , drie we- ken van die maand verliepen en geen schip was te zien. Reeds begon het volk al het goed en de gereed- schappen bijeen te brengen en de woningen af te breken. Met groote smart en vrees aanschouwde Egede die voorbereidselen tot het verlaten van het land ; daar- door toch zag hij zich zelven haast genoodzaakt medc te vertrekken. Zijn'' vrouw echter wederstond met zooveel standvastigheid (lit besluit, dat hij zoo als hij zelf verhaalt, zich schaamde zoo veel onder te moeten doen voor haar geloofsmoed. Van het oogen- blik af dat zij in Groenland waron gckomen, had zij 1"T ''^jiii Ml ,. 1il ' iih il; '! ■ . 38 (lie plaats beschouwd als de van God liun aangewezeii werkkring en met blijmoedigheid de ontberingen en ongemakken daaraan verbonden gedragen. Zij was zoo vast overtuigd dat het schip vroeger of later zoude aankomen, dat zij het volk ernstig toesprak terwiji zij bezig waren hunne huizen omver te werpeu , en hen verzekerde dat zij noodelooze moeite deden. Zij lachten om de voorspellingen der nieuwe profetes , maar hun ongeloof werd weldra beschaamd. Den 27^**^" Junij kwam het lang verwachte schip in de haven, bragt overvloedigen voorraad aan voor het volk, en boven- dien voor Egede het zoo verblijdend berigt dat de koning van plan was de zending zoo krachtig mogelijk te ondersteunen. Door deze blijde tijdingen bemoedigd, hervatte Egede met nieuwen ijver het onderwijs der inboorlingen. Zijne kleine jongens konden zich reeds verstaanbaar maken en hoewel de uitspraak, welke zij bijna onmerkbaar zich eigen maakten, hun vader nog zeer bezwaarlijk viel, had hij reeds een menigte Groenlandsche woor- den aangeleerd, en meende dat hij met behulp zijner kinderen een aanvang zoude kunnen maken met over godsdienstige onderwerpen te spreken. Paul, de oudste van zijne zoons kon een weinig teekenen; zijn vader hielp hem teregt om zoo goed mogelijk cenige schet- sen van de Bijbelsche geschiedenis te maken. Paul zelf, als hij in later tijd de eerste pogingen van dat I m^?v 39 angewezeii iringen en lij was zoo iter zoude ak terwijl erpeu , en deden. Zij 3tes , maar en, bragt en boven- gt dat de f inogelijk ,tte Egede ^en. Zijne ar maken merkbaar 3zwaarlijk ;he woor- ilp zijner met over de oudste ijn vader ge schet" :en. Paul van dat zcndingswerk besclirijft, vcrzekert oiis dat hot zeer ruwe teekeningen waren; maar lio(3 dan ook, ze beant- '■>q::m' JeXiLUh IS iiJi.NJi nil Dili tSCiUIMOOS. 4 wr ' I !li 40 woordden in sominige opzigten aan Egede's bedoeling, iiamelijk om de verhalen van de schepping, den val, den zondvloed, de wonderen van den Heer, zijn dood en opstanding duidelijker te kunnen voorstellen. De Groenlanders hidden veel van alles wat uaar eene geschiedienis geleek; maar de wonderen door welke Cliristus de zieken genas en de dooden opwekte, vonden den meesten ingaug in hun gemoed; en wanneer Egede tot hem kwam als boodschapper van den magtigen en goedertieren Heer, verbeeldden zij zich dat hij ook eene menigte wonderen kon ver- rigten. Zieken werden dikwijls tot hem gebragt met de bede , om op hen te blazen ; want door dit middel beweerden de Angekoks ziekten te kunnen genezen. Egede herinnerde hen telkens met nadruk dat hij een mensch was van gelijke bewegiug als zij zelve : hij kon hun somtijds, zeidc hij, eenige geneesmiddelen aan- wijzen , welke hun in geval van ziekte , van dienst konden zijn ; maar God alleen , die zijn en hun Schep- per was, kon hen genezen. Zij moesten tot Hem op- zien, om gezondheid en al het goede wat zij verder begeerden, te verkrijgen. Na aldus met hen gesproken te hebben knielde hij neder en bad voor de zieken. Sommigeu, voor wie hij aldus had gebeden herstelden , en het vertrouwen der inboorlingen op de goede ge- zindheid van den zendeling werd zeer versterkt, zoo- dat zij hem gaarne in hunne woningt^n ontvingen. I if n 41 edocliiig, den val, zijn dood ellen. De aaar eene )or welke opwekte , oed ; en iscliapper rbeeldden kon ver- ragt met it middel genezen. at hij een : hij kon len r.an- xn dienst m Scliep- Hem op- ij verder esproken 3 zieken. rstelden , oede ge- 'kt, zoo- itvingen. Maar wanneer hij hen trachtte aan het verstand te brengcn, dat er ziekten der ziel zoowel als ziekten van het iigchaam waren en dat alien noodig hadden van die krankheid genezen te worden, dan hadden zij geen ooren om te luisteren : of wanneer het hem ge- lukte, gedurende korten tijd hen daarmede bezig te houden, antwoordden zij dadelijk dat het wel mogelijk was dat de Europeers dergelijke kranke zielen hadden, maar de Groenlanders niet. Wanneer de goede God, van wien hij sprak, hun slechts ge/.onde ligchamen, en veel zeehonden gaf, behoefden zij niets mcer. Ten einde meer gelegenheid te vinden om hen te onderwijzen en hunne karakters gewoonten en taal naauwkeurig te leeren kennen, nam Egede zijne twee zoons met zich en vestigde zich gedurende een ge- deelte van den tweeden winter welken hij in Groen- land doorbragt, onder de inboorlingen. Het vereischte niet weinig zelfverloochening van den kant des va- ders en zijner kinderen, om geduldig de onaangenaam- heden van zulk een toestand te verdragen. De sterke lucht van de olie welke zij in de lampen brandden , en van den visch en het walvischspek dat zij kookten, de stank van de half verrotte zeehonden (voor hen eene geliefkoosde lekkernij) , de walgelijke uitwaseming van de huiden , welke de vrouwen bereidden , vervulde onophoudelijk de hutten en maakte den dampkring bijna ondragelijk. Van de vuilhcid en oureiuheid van > :!|i li'i N ^ 1 'li! ' ,1 : f 'ij! : I i ! f if verandcrd warcn. Zij berekenden vri'j naauvvkcurig dcii tijd van den winter-zonnestilstand en vierden dezeu met een groot feest ter eere van do zon. De inboor- lingen kwamen alsdan van verschillende plaatsen te zamen alsof zij cen kermis bezocliten, en bragten ei- derdons, huiden, Narwal- of eenhoorn-tanden mede en bovenal stukken e^eic^^^em, eene zachte en gladde steen- soort, waaruit de Groenlanders liuune lampen en ketels vervaardigden. De dagen werden tot handelen gebruikt, de nachten welke, door liet liclit van maan en sterren dat op de sneeuw en liet ijs weerkaatste, zoo helder waren als de dagen , werden met feesten en dansen , met het verhalen der lieldendaden van hunne voorvaderen op de zeehondenjagt; en het zingen van vreugdeliede- ren over het weldra terugkeeren van de zon doorge- bragt. Ook daarbij ontbrak elke daad van aanbidding van een hooger wezen. Nadat Egede meer van nabij met het volk bekend was geworden, vernam hij dat hunne voorouders een wezen vereerd hadden dat boven de wolken leefde , en dat zij zelve geloofden in het be- staan van een' geest , met alle dingen in hemel en op aarde bekend en dien zij //Silla^' uoemden. Zij geloof- den ook in een groot aantal mindere geesten, goede en kwade; maar vooral in een die goed en magtig was en welken zij //Torngarsuk^' noemden. Zij vonden het echter niet de moeite waard hem te aanbidden , bctuigendc dat hij ie goedertieren was om noodig te 1 ■* 45 keurig den len dezeu De inboor- )laatsen te )ragten ei- m mede en adde steeii- n en ketels . gebruikt, en sterren zoo helder msen, met Dorvaderen mgdeliede- )n doorge- lanbidding van nabij im hij dat dat boven in liet be- imel en op Zij geloof- en, goede en magtig ij vonden anbidden , noodig te liebben dat men hem mocst smeeken om hen wel tc doen. Van huu cigen natuurlijken toestand als zon- daars, van schuldbewustzijn tegenover eeu heilig en almagtig Schepper, hadden zij niethet minste denkbeeld. Hoewel er veel onaangenaams en zelf walgelijks was in hunne huiselijke omgevingen kon Egede toch niet nalaten de bcdaardheid te bewondercn, waarmedc zij hunne dageiijksche bczigheden verrigtten ; ieder ge- zin volbragt deze in het uaauwe vertrek dat hun was aangewezen, zonder in te dringen in dat van den buurman en zonder onder elkander te twistcn. Zij waren zelden ledig; voor de vrouwen vooral zou zulks bijna onmo- gelijk zijn geweest, want zij waren te gclijk : slagers, koks, naaisters, leerlooisters , kleermaaksters, schocn- maaksters en bouwmeesteressen van de huizen; de man- nen bemoeiden zich alleen met de jagt en visscherij en het vervaardigen van de noodige gereedschappen , waarin zij veel vernuft aan den dag' legden. De zcn- deliug hoopte eerst , dat hunne gewone bedaardheid en goedaardig verkeer voortkwam uit natuurlijke vriende- lijkheid en zachtheid van gemoed; maar toen hij lan- ger in het laud had gewoond, was hij geuoodzaakt een' veel minder goeden dunk van hun karakter op te vatten. De aangenaamste trek was de sterke liefde van de ouders tot de kinderen. Zoo lang ze jong wa- ren verloren zij hen zelden uit het gezigt en er bestaan voorbeelden dat moeders zich van het leven beroofden f ^ 40 "i.i toen hare kiudcren verdronkeu warcn , daar zij de akc- ligheid van dat gcrais uiet koiiden drageii. Maar de kraclit van liunne ouderlijke en in vele gcvallcn ook van hunne kinderlijkc licfde, vormde helaas cene ver- wondcrlijke en treurige tegenstelling met hunne harde en liefdelooze onverschilligheid omtrent het leed van hen, die minder na aan hen verwant waren. Egede had hunne bereidvaardigheid om vreemdelingen te her- bergen bewonderd, maar ontdekte spoedig dat deze schijnbare gastvrijheid meest uit zelfzucht voortkwam; zij gaven letterlijk, om even veel terug te ontvangen, en voor de behoeftigen waren zij onbarmhartig. Wee- ■«en, en weduwen wier kinderen te jong waren om bij de robbenvangst gebruikt te worden , ondervonden zel- den hulp en mededoogen. Integendeel werden zij ge- woonlijk van hunne kostbaarste eigendommen beroofd, zoodra hunne natuurlijke beschermers overleden waren ; en na hun ellendig leven zoo lang mogelijk gerekt te hebben door middel van visschen, mossels en zeegras, kwamen zij van koude en honger om. Menigmalen als een kayak (vischschuitje) omsloeg, stonden de menschen met de meeste onverschilligheid aan het strand te kijken , wanneer het onheil geen van hunne bijzondere vrienden trof; zij schepten er zelfs vermaak in om zijne vergeefsche pogingen tot redding gade te slaan, en lieten liever voor hunne oogen den ongelukkige verdrinken, dan dat zij zich de moeite gaven om met !!' I ■ iy ' J :i j dc akc- Maar do illcn ook iene ver- ine harde leed van L. Egede )n te her- dat deze ortkwam; itvangen, ;ig. Wee- en om bij nden zel- P zij ge- beroofd, n waren ; [jerekt te 47 ren anderc kayuk lieiii to gaau redden. Ilierin en in iiienig auder opzigt was er cene verwonderlijke en heerlijke veraudering merkbaar in het karakter dcr Grociilanders, nadat het licht en de liefde des Evan- gclics hun hart bestraalden, Maar er was nog een ge- ruiine tijd noodig eer die gezegende dag aanlichtte en Egede, steeds geduklig en in hope werkzaani, zag te vergeefs nit naar de eerste schemering. Somtijds waren zij verstoord over de pogingen van den zendeling oni hen te ouderwijzen, en zochten hem te hinderen door hunne luidruchtige vrolijkheid of door hetgeen hij zeide belagehelijk te maken. Som- migen van de kolonisten, verbitterd door zulk oube- tanielijk gcdrag , dreigden hen gestreng te zuUen straficn ; maar Egede verkoos den zachtcren weg van verdraagzaamlieid en vriendelijke tcregtwijzing; dit had zulk eene goede uitwerking op de Groenlauders, dat zij hunne plagerijen staakten , ho* ^el zij hooreude niet hoorden en niet begrepen wat g* f^.gd wcrd. Hij had twee weesjongens bij zich in huis genomeu en door vele geschenken en vriendelijkheid vermogt hij zoo veel op hen, dat zij begonnen te leeren le- zen en schrijveu, Toen hij bemerkte dat het stille ieven , dat de Europeanen leidden, hun zeer onaangenaam was, verbood hij hen niet naar zee te gaan, of hunne kenuissen onder de inboorlingen te bezoekenj maar niettegcustaande deze vrijheid werden zij weldradege- N ^1 , t: J .i,n I'! 1 H !|J ■m 11 ;ii!l!l I' k I'n 48 ringe beperkiiig mocde, wclke deze nieuwe bezighcdeu hun oplegde; zij zeiden dat er iiiets te winnen viel bij bet turen op een boek of bet maken van teekeus op papier, terwijl zij zoowel voedsel als genot konden vinden door de vangst van robben en bet scbieten van vogels. Egede stelde alle pogingen in 't werk , om ben te ovcrtuigen boe aangenaam en nuttig bet was, te kunnen scbrijven en lezeu , dat men d. ardoor de ge- dacbten kon weten van verwijdcrde vrienden en met ben konde spreken, maar bovenal dat men daardoor de goedbeid van God en zijnen wil, uit den Bijbel konde leeren kennen ; maar zij badden geen de minste begeerte om deze voorregten te genieten, en zoodra zij maar alles badden wat zij wenscbten, verwijder- den zij zicb, zonder den zend^ling mede te deelen wat zij gingen doen. Sommigc andcren wilden gaarne eenigen tijd bij bem in buis worden opgenomen, en boewel dit zeer moeijelijk voor bem en voor zijnc vrouw was , daar zij weinig ruimte over badden , wei- gerden zij bet niet, daar zij boopten dat deze onge- noode gasten eenig nut zouden trekken uit bun ver- blijf in een Cbristelijk buisgeziii. Acbt of tien Groen- landers kwamen wel eens bun intrek te Godbaab nemen, maar bun eenig docl daarmede was goed verzorgd te worden, gedurende bet jaargetijde dat tot jagen en visscben niet gescbikt was. Zij luisterden dan inder- daad, terwijl Egede tracbtte ben uit de Scbrift te ziglicdeu men viel I teekeus >t konden ieteii van , om hen was, te >r de ge- II en met daardoor len Bijbel de minste an zoodra verwijder- te deelen en gaarne )men, en voor zijne den , wei- eze onge- hun ver- en Groen- lab nemen, rzorgd te jagen en Ian inder- Schrift te 49 ouderwijzen, en sommigen konden zelfs goede antwoorden geven op eenige vragen aangaande de christelijke leer, maar geen banner scbeen iets te verstaan of te gevoe- len van de waarheden welke zij met de lippen uitspraken. En wanneer zij nu voedsel en huisvesting, zoo l^ng zij dat wenscbten, genoten hadden namen zij weder af- scbeid. De winter scbeen voor Egede de meest gescbikte tijd tot zijnen zendingarbeid. Van tijd tot tijd gebast- ten de kooplieden te Bergen evenals do koning , dat bet land doorzocht zou worden om de woonplaatsen op te sporen van de oude Noorwegers en om nieuwe kolonien te vestigen op die plaatsen, die bun bet voordeeligste toescbenen voor jagt en visscberij. De werkzaambeden aan die plannen en onderzoekingsreizen verbonden, kwamen meestal neder op Egede, als boofd van de gebeele kolonie. Menigmalen was bij gedurende den korten zomer verpligt om zijne familie te Godbaab te verlaten ten einde deze onderzoekers op onderscbei- dene gedeelten van de kust te vergezellen. Zijne eerste zorg was eenc mecr gescbikte plaats te vinden op bet vaste land, waar de grond vrucbtbaarder was, om daarbeen Godbaab te verplaatsen. Ten zuiden van de Baalsrivier ging bij langs een^ boogen driepuntigen berg welke bonderd mijlen uit zee reeds te zien was, ,/Hiorte Tuk'^ de bert£.lioorn genaamd. lets verder ontdekte bij een fraaije landpunt, waar overvloed van 4 m \ r. m ('^ h'Ji i '■'«. m '4: iii ::i'l 50 gras eu liakhout was, eene beek met veel zalmen en heerlijke weideii. De kolonisten noemden deze plaat8 Priester-Fjord en waren zeer tevreden naar zulk eene vruchtbare vallei te kunnen verhuizen. JNadat zij echter steenen uitgegraven en andere toebereidseleT geraaakt hadden om te gaan bouwen, moesten zij van dat plan afzien , daar het bleek dat deze plaats te moeijelijk voor de schepen te naderen zoude zijn. Digt bij den mond van deze baai was eene andere, aan welker boorden robben en rendieren in overvloed gezien werden, en hier ontdekte Egede de eerste sporen van zijn verloren landgenooten , de rui'nen namelijk van oude Noorweeg- sclie dorpen. De overblijfsels van kerken waren ge- makkelijk te onderscheiden en blijkbaar van arduinsteen gebouwd, welke overvloedig in die omstreken voor- handen was. Op andere plaatsen werden van tijd tot tijd meer zulke overblijfselen gevonden. De Baalsrivier opvarende, om eene plaats te gaan zien waar de Groen- landers hem verhaalden, dat de zeehonden in grooteu getale gedood zouden kunnen worden, kwam Egede in een zeer schoon dal, waar het onderste gedeelte van een' vierkanten toren stond, met een' grooten hoop steenen er naast ; een en ander scheen het over- blijfsel te zijn van eene kerk in welke 400 jaar gele- den de inwoners van dat dal bijeen gekomen waren om God te aanbidden. Versclieidene mindere gebouwen vond men ook, en de grond was digt begroeid met 51 gvas, lage vlierstruikeu , berkeii , wilgeboomen eu ook jeneverbessen. Be prachtige bloemen van de roode, kruipeude azalia en menig ander klein maar fraai bloemp- je, verlevendigde hct tooneei; van den zeekani gezien sclieen het een zoo aangenaine pick te ziju, als men in zulke noordelijke streken slechts kon verwachten. Maar van de landzijde zag hot er gansch anders uit; daar was bet eene ijsvlakte zoo ver het oog reikte. In volgende jaren toen Egede en andere Fj.ropeanen nog zuidelijker trokken, ontdekten zij meer zulke stre- ken, waar zij sporen vonden van vroegere bewoners, overblijfsels van aarden potten, menschenbeenderen en stukken van kerkklokken , welke voorheen de gemeente naar het Godshuis zamenriepen. Menschen echter waren niet meer te vinden. Deze kinderen zijner landgenoo- ten welke Egede zoo gaarne te hulp gekomen was, waren l?.ng van de aarde verdwenen. Op welke wijze zij omgekomen waren kon men nooit te weten komen. De overlevering van de inboorlingen aangaande hunne verdwijning , was waarschijnlijk niet van alle waarheid ontbloot, hoewel de overgeerfde haat van de Esqui- moo's tegen de vijanden van hunne voorvaderen, de geschiedenis met overdreven trekken had opgesmukt; bij voorbeeld, dat de ,/Kablunaet" d, z. vreemdelingen, honden waren in menschelijke gedaante. De voorvaders der Esquimoo's welke zij uit trots ,/Innuit^' d. i. menschen noemden, waren da})pere jagers; maar zij ,'■■ ■ f '* i m •M 'Hi, 52 wei'deii verachtelijk behaiideld door de //Kablunaet", waarom zij deze uit wraak beoorloogden , en na lang- durigen strijd alien verdelgden. In Denemarken had men sinds lang verondersteld dat er belangrijke over- blijfsels van deze oude nederzettingen aan de Oostkust aanwezig moesten zijn, en Egede had vroeger reeds den last ontvangen om eenige moedige zeelieden daar- heen te zenden, ten einde dat gedeelte van het land te onderzoeken. Daar hij er veel belang in stelde dat deze zending naauwgezet uitgevoerd zou worden, stak hij zelf in zee met twee sloepen en bereikte Staaten- hoek. De reis echter bleek moeijelijk en gevaarlijk te zijn en de zeelieden war en zoo ontmoedigd door het otormachtige weder, dat de zendeling hen niet kon bewegen om de reis voort te zetten. Spoedig na de- zen tocht vergezelde hij een ander gezelschap Noord- waarts, om een goede plaats voor de walvischvangst te vinden. Hoewel de eerste poging mislukte, kon hij dit plan toch volvoeren, maar het jaargetijde w^as zoo buitengewoon streng, dat de zendeling en zijne med- gezellen him te huis niet bereikten dan na gedurende vele weken ontzettende vermoeijeuis en snerpende koude doorstaan te hebben, daar het ijs de inhamraen had versperd en zelfs ook de open zee met onmetelijke velden overdekte. Verscheidene Groenlandsche dorpen werden bij gelegenheid van deze tochten bezocht. Eerst waren de bewoners voor de vreemdelingen bevreesd, maar 1^ la lang- ^en had ke over- Dostkust 3r reeds ieu daar- het land telde dat len, stak Staaten- aarlijk te door het iiiet kon g na de- 1 Noord- ?chvangst kon liij was zoo ijne med- yedurende flde koude imen had nmetelijke le dorpen )clit. Eerst eesd, maar 53 toen de inlandsche loods hen zeide, dat de groote //Ange- kok" van de ,/Kablunaet" bij hen was, ontvingen zij de reizigers met gezang en vreugdegeschrei en volg- den hen van plaats tot plaats, in de hoop van iets bui- tengewoons van hen te zullen zien, Zij bragten den zende- ling zelfs naar een graf en verzochten hem het daarin aanwezige lijk op te wekken. Op een andere plaats werd een blinde door zijne vrienden tot hem gebragt, opdat hij dezen het gezigt mogt teruggeven. Egede bemerkte dat dit een geval was waartoe geen boven- natuurlijke magt gevorderd werd, en na den man ver- maand te hebben ora op God te vertrouwen en Flem te bidden dat Hij de middelen mogt zegenen , welke hij tot zijne genezing wilde aanwenden, gaf hij hem iets voor zijne oogen, waarvan hij goede verwachting koesterde. Eenige jaren daarna kwam de man naar Godhaab, om den zendeling te danken dat hij hem het gezigt terug had geschonken. In den zomer van 1723 kwam een ander zende- ling, Albert Top, tot Egede, om de dienst bij de ko- lonisten te Godhaab gedurende zijne afwezigheid waar te uemen , waartoe ook deze zich zeer ijverig op de kenuis der landtaal toelegde. Egede had reeds zoo goed hij kon, eenige helpers tot medearbeiders en opvol- gers voorbereid en bragt ze al verder naar mate zijne kennis van de taal toenara. Hij vertaalde de geloofsar- tikelen, de tien geboden en eenige korte gebeden in !iM!( 'Mil I* n 'I ' ! U ' ■ fl!i 'i:: 11 54 Let Groenlandsch; hij vervaardigde ook eenige korte op- stellen over Bijbelsche waarheden , welke hij ophelderde door vergelijkingen en gelijkenissen , welke manier" van ouderwijs hij bemerkte dat bijzonder geschikt was voor de inboorlingen. Zij hoorden zeer gaarne van de onsterfelijkheid der ziel en van de opstandiug. Zij had- den door de „Angekoks^' vele beschrijvingen gehoord van den toekomstigen staat der ziel ; sommigcn beweer- den dat zij achtereenvolgends eenige aardsche ligcha- men bewoonde, anderen dat de ziel verhuisde naar een rijk jagtveld met altoos durend groen overdekt en be- volkt met tallooze dieren. Maar deze aangeuame wereld kon alleen bereikt worden na eene zeer moeijelijke reis. Zij luisterden aandachtig wanneer Egede sprak van de opstanding , wanneer ziel en ligchaam weder vereenigd worden om nooit weder te scheiden en waren verrukt van dat heerlijke land te vernemen , waar geen koude , duisternis, Longer, ziekte, droefheid nocL dood meer zoude zijn. Maar zij Ladden niet Let minste begrip van Letgeen Let Loogste geluk in den Lemel zal uitraaken , namelijk dat daar geen zonde meer zijn zal. Toen zij tamelijk bekend geworden waren met de onderwerpen waarover de zendeling met Len gesproken Lad zeiden zij menigwerf: //wij geiooven nu dit alles, deel ons wat nieuws mede/^ Zij waren verwonderd en ontevre- den wanneer Lij Lun verzekerde , dat zij Let eigenlijk niet geloofden, want dat Let dan een^ geLeel anderen 1 II ; 55 m-te op- lelderde manier likt was van de Zij had- gehoord beweer- ligcha- naar een t en be- le wereld ijke reis. £ van de k^ereenigd I verrukt in koude , Dod meer egrip van litmaken , Toen zij ierwerpen ad zeiden deel ons oiitevre- eigenlijk 1 anderen indruk op hen zoude maken. Dan zouden zij ontzag toonen voor den Heiligen, Almagtigen, Barrahartigen God die hen geschapen had; dan zouden zij erkennen dat zij zondige menschen voor Hem waren, die be- droefd, beschaamd en met verlangen naar de verge- ving hunner zonden en de verandering hunner harten zouden uitzien, om Hem te kunnen behagen en zijne geboden te onderhouden. Toen Egede hen eens sprak over het bevel van den Heer aan zijne discipelen, om alle volkcn te onderwijzen, hen doopende in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, Hep de geheele menigte naar hem toe en wenschte ge- doopt te worden; zij waren zeer verwonderd dat hij zulks weigerde. Hij had te veel bewijzen, dat hunne bereidwilligheid om de leer die bij verkoudigde te hooren en hun geloof te belijden, alleen uit eigen- belang voortsproot. Zij wenschten zich bij den zendeling en zijne landgenooten aangenaam te maken , opdat zij racer ontvangen mogten van de giften en voordeelen welke de Europeanen hadden uit te deelen. De Angekoks, die duidelijk bemerkten dat de leer welke Egede predikte meer algemeen werd aangenomen en dat hun bedrijf daardoor spoedig een eiud zoude nemeu , waren de eersten om hem tegen te werken en te bespotten. Wanneer hun evenwel groote moeijelijkhe- den overkwamen werd het onwillekeurig openbaar dat zij geloofden aan den God van den zendeling. Toen M' 7 i I 1! ^1 I'ii <1'. 11 .1 ;; H 1! 1 til ,,il I'll I Jii ^dll III i''!|t Siii , ■ ■ 1 f ; : ■ n ■ii ill iilii ^[ 'fi 50 eens een kind van den A.ugekok ziek was, bragt hij liet tot Egede met de bede of hij zijn God wilde vragen om het te genezen. De zendeling zag dat liet kind ster- vende was en zeide dit aan den vader, maar voegde er bij, als gij toelaat dat ik uw kind aan God op- draag, dan zal Hij het aannemen en het een beter leven in den hemel schenken. De man stemde toe; Egede doopte de kleine die kort daarna overieed. Na- dat de ouders op de wijze der Groenlanders er rouw over bedreven hadden , met luid geschreeuw en geween, vroegen zij den zendeling of hij het naar het giaf wilde dragen; want de vader meende dat niemand aa- ders waardig was om dit te doen. Hij voldeed gaarne aan hun verzoek en begroef het arme kindje als een kind van de Christelijke gemeente, met een dankbaar gevoel dat het buiten bereik van smart en leed was. Na de begrafenis begeerden de Angekok en zijne vrouw ook gedoopt te worden, Egede beduidde hun dat zij die in staat waren het woord van God te begrijpen, het van harte moesten gelooven en bereidwillig zijn om zich zelven over te geven aan de dienst van Christus, en dat hij alsdan hen volgaarne zoude doo- pen. Maar deze eisch was hun te hard en zij vertrokken. Onder de inboorlingen welke door Egede te God- haab met veel liefde waren ontvangen en welke hij zooveel hij kon, in het Evangelic had onderwezen, waren twee jongelingen die op zulken vriendschappe- w liij liet gen oin id ster- voegde jod op- ;n beter ide toe; 'cd. Na- er rouw geween, het giaf land aa- 1 gaarne ! als een dankbaar eed was. jiie vrouw n dat zij legrijpen, idllig ziju ienst van )ude doo- irtrokken. ; te God- welke hij ierwezen , dscliappe- 57 lijken voet met de Europeanen kwameu, dat zij gaarne met een der scliepen die Godhaab bezochten, naar Deneraarkcn wilden gaan. Egede moedigde hen tot dat bezoek van zijn land aan, in de hoop dat hunne ver- standelijke vermogens ontwikkeld zouden worden door al het nieuwe dat zij zouden zien en waarneraen, en dat zij bij hunne terugkomst aan hunne landslieden een duidelijker begrip zouden kunnen geven van het levcn en de beschaving in Europa, dan de Groen- landers tot hiertoe door den omgang met de vreem- delingen hadden ontvangen. Een dezer jonge menschen overleed op zijne terugreis te Bergen ; maar de andere , Poek genaamd, kwam terug nadat hij een jaar in De- nemarken vertoefd had. Deze had veel te verhalen van het koninklijke hof, de pracht die aldaar heerschte cu van de groote gebouwen van Kopenhagen, van de fraaije schepen en de menigte soldaten die hij gezien had. Ilij was zeer vriendebjk behandehl geworden en liad vele kostbare geschenken medegebragt, waarmede zijne landsheden zeer ingenomen waren. Maar de beschrijving van de groote militaire magt des konings trof hen; zij hadden tot dus ver gedacht dat hij die de meeste zeehonden ving, de grootste en niagtigste man van de wereld was; toen zij nu van Poek vernamen, dat de Vorst welke al die schatten bezat en zoo vele duizende strijdbare mannen ter zijner beschikking had, met eerbied luisterde naar zijne leeraars, die hem den wil ^ » < '» M 58 1 i 'I ! ■ 111 van den Almagtigen verkondigden , hoewel zij zijne onderdanen waren, begonnen de inboorliiigen zich een nieuw en ontzaginboezemend denkbeeld te vormen van de grootheid Gods. Hoezeer Poek met Denemarken ingenomen was ge- weest, keerde liij tocli weldra tot de Groenlandsche levenswijs terug en beraamde zelfs eene verliuizing naar het Zuiden, om daar versclioond te zijn van onderwijs te ontvangen. Na vele gesprekken en onderhandclingen werd hij eindelijk overgehaald te blijven en zich te Godhaab te vestigen. Maar zijne Europesche vrienden zoo wel als hij zelf, hadden heel wat te pleiten, om de jonge vroiiw die hij wilde hiiwen, daar toe te be- wegen; zooveel had de Groenlandsche jonge dochterer tegen een man te nemeu die zich verlaagd had, door zijne uitlandsche levenswijs. In het voorbijgaan moet opgemerkt worden, dat de Groenlanders een bijzonder hoogen dunk van zich zelve hebben ; wanneer zij hunne hooge ingenomenheid met een' vreemdeling wilden te kennen geven dan zeiden zij gewoonlijk : //Hij ge- draagt zich bijna zoo goed als wij zelf;'' of //Hij be- gint een mensch, dat is een Groenlander te worden .'' Nadat Poek en zijne medgezellen naar Denemarken vertrokken waren nam Egede twee andere jongelieden in zijn gezin op. Zij hadden een goeden aanleg en vele bekwaamheden en hij hoopte onder Gods zegen lien op te leiden tot onderwijzers van hunne landslieden. 59 l:i zijne cli een ^ormen ^ds ge- udsche Mg iiaar iderwijs clingen zicli te rienden en, om te be- cliter er H, door m moet ijzonder ij liiinne wilden ,Hij ge- /Hij be- rorden/' emarken gelieden nleg en Is zegen [Islieden. De een stierf nog jong zijnde, de andere groeide op tot een uadenkend gehoorzaam jongeling; hij werd een nuttig raedelielpcr in liet zendingswcrk, Na een jaar te Godliaab te hebben gewoond vergezeldc hij den ambtgenoot van Egede naar eene plaats die men meende geschikt te zijn voor dc walvischvangst, op het eiland Nepisene, waar hij na grondig onderwezen te zijn gedoopt werd en den naam ontviug van Frederik Christiaan. De taak aan Egede opgedragen , om de kolonie tot eene voordeelige handelsplaats te maken, gaf hem veel moeite en zorg. De kolouisten waren tot dus ver maar zeer matig geslaagd in hun handelsbedrijf, jagt en visscherij. Egede wilde nu beproeven om den grond op ojiderschcidene plaatsen te bebouwen. Hij ontdooide den bodem tot op zekere diepte door het lange gras dat er op stond in brand te steken en er dan koorn in te zaaijen hetwelk goed groeide totdat het in de aren stond, maar dat geheel vernield werd. door dc nachtvorsten , eer het tot rijpheid was gekomeu. Hij zorgde ook dat er onderzoek gedaan werd naar ertsen en metalen; hoewel Groenland or niet geheel van ont- bloot was, kon er toch niets gevonden worden dat in den handel veel waarde had. De vestiging te Ne- pisene bleek een andere bron van teleurstelling te zijn; zoodra de winter voorbij was begaf Egede zich der- waarts; hij voud al de menschen in goeden welstand II- >0^ wj I I ll ' ■! ji ilf^il i; , i J , ■ i ; jj I ■:"'.'■ hoewel zij tot dus ver weinig aan de visscherij geduan hadden, zoo als zij beweerden, nit hoofde van het streiige jaargctijde. Maar de manncn die iiaar Groen- land verliuisd wareii, haddcn gecne bijzoiidcre ge- schiktlieid voor hot bedrijf door hen gekozen ; bemer- kende dat zij even hard moesten werken als te huis en meer moeijelijkhedcn haddeu door te staan werden zij ontevreden. Zoodra de zomer invicl besloten de kolonistcn Ne- pisene te verlaten in pUiats van zich met meer ijver op de visscherij toe te leggen. Een schip met voor- raad van levensmiddelen kwam juist in dien tijd van Noorwegen ; maar de menschen waren zoo vast beslo- ten om hunne onderneming op te geven, dat deze tijdig aangebragte nieuwe voorraad, geen^ invloed op hen uitoefende en tot groot verdriet van Egede keer- den zij met ditzelfde schip naar Godhaab terug, als voor- wendsel opgevende dat de voorraad levensmiddelen niet ruim genoeg was om twaalf maanden te strekken. De moeite en kosten het vorige jaar besteed aan den ojobouw der huizen te Nepisene , waartoe de ma- terialeu van Noorwegen waren aangebragt, waren dus geheel verloren; kort daarna kwam te Godhaab de tijding dat de Hollanders of andere vreemde handela- ren alles moedwillig verwoest hadden. Egede moost vreezen dat de vereeniging van kooplie^en '^' eene onderneming zoiule opgeven die tot dus vei /oo Gl j geduan van het Groen- iere ge- ; bemer- te liuis werden ten Ne- 3er ijver et voor- tijd van st beslo- lat deze doed op de keer- als voor- elen niet ken. eed aan de ma- iren dus haab oe handela- le moost ♦^ VCi /-OO woinig voordcel had aangebragt; niet alleen tocli was or veel geld verloren met de vcstiging op Nepiscnc, mnar ook liadden verscheidcne scbepen door de ver- ecuiging naar Godhaab uiigezondcn, scbipbrcuk geleden of waren door stormen teruggedreven. Voor het tegenwoordige waren echter de gemoederen der zendelingen en hunne medgezellen met vrees ver- vuld voor een mecr van nabij dreigend gevaar. Gcdu- rende eenc handelsreis naar het Zuiden ontmoette de handelsagent Jentoft eeii' Angekok, die zijne toover- kunst tegen hem en zijn volk poogde aan tc wenden. Verbitterd door 's mans bedriegerijen en onbescliofte gedragingen, had hij de onvoorzigtigheid hem te slaan. De verwoede Angekok greep dadelijk pijl en boog, maar werd door zijne landgenooten terug geliouden om toen eenige gcweldenarijen uit te oefenen. De handels- agent vergat spoedig die ontmoeting; maar de Ange- kok, tuk op wraak, vormde het plan om al de Eu- ropeers in het land te vermoordeu. Hij oefende door zijne verraaardheid als toovenaar grooten invloed op zijne Zuidelijke landgenooten, en door hun de plun- dering der vreeraden te beloven, en hun voor te stel- len dat het gemakkelijk zoude zijn hen uit te roeijen indien zij in kleinc hoopen werden verdeeld , haalde J ligtclijk cen aanmerkelijk deel der inboorlingen ver, om deel te nemeu aan de zamenzwering. Het was bekend dat de handelsagent met een deel van zijn ^^1 ■MK* ,: , ill . II i i W \M m lllf >, iij( ; .,, ■1 t '• ' ' (52 volk spoedig naar het Noorden zou vertrekkeii ; zijn compagnon was van plan met een ander gedeelte eene handelsreis naar het Zuiden te ondernemen en slechts weinigen zouden bij den zendeling te Godliaab blijven. De zaraenzwering zou waarscliijnlijk gelukt zijn, indien zij niet ter kennis van een' Groenlandschen jongen was gekomen, welke Egede eenigen tijd geleden in zijne dienst liad genomen. Daar ecliter dc tucht in een beschaafd huisgezin noodig, hem niet bevicl, was hij weggeloopen en met eenigen van zijn volk naar een afgelegen gedeelte van de kust verhuisd. Hier hoorde hij over het verraad spreken en was er zoo van ontsteld, dat hij heimelijk naar Godhaab terug- keerde en alles aan den zendeling openbaarde. Egede stelde dadelijk eene wacht aan om de kolonie dag en nacht te bewaken, en nam alle mogelijke maatregelen van voorzorg, tot dat de teriigkomst van den hau- delsagent uit het Noorden hem gedeeltelijk van zijn angst bevrijdde, Niet weiuig evenw^l verkeerde hij in onrust door het langgerekte uitblijven van den com- pagnon des agents, doch ook deze kwam veilig teriig, uadat hij buitengewoon lang was ojigehouden en her- haaldelijk door bevriende inboorlingen gewaarschuwd , om toch geen handel te drijven met hunne landgenoo- ten op sommige plaatsen in het Zuiden. Daar de An- gekok de Europeers op hunne lioede vond, zag hij zich genoodzaakt voor het oogenblik ten minste , van .J0t 63 \; ziju Ite eene sleclits blijven. , indien jongen eden in uclit in iel, was Dlk naar d. Hier 3 er zoo b terug- ;. Egede e dag en itregelen ien hau- van ziju de hij in Ien com- lig teriig, en her- Tschuwd , ndgeuoo- ,r de An- zag hij iste , van de voorgenomen wraakoefening af te zien; en toen hij later door den handelsagent gevangeu genomen werd, veroorzaakte dit bij zijn' aanhang wezenlijke vrees. Hij werd alleen met gevangenis gestraft en na- dat hij zich onderworpen had, werd hij onder belofte van zich in het vervolg beter te zullen gedragen in vrijbeid gestehl. Naauwelijks ecliter waren deze bezwa- ren uit den Aveg geruimd, of de kolonisten hadden moeijelijkheden van een' anderen aard. De gewone jaarlijksche toevoer van levensmiddelen was nog niet uit Noorwegen aangekomcn, hoewel het jaargetijdc reeds ver gevorderd was. Terwijl de wachters van dag tot dag in groote spanning uitzagen naar het schip met proviand, werden zij verontrust door de ontdek- king van een wrak, dat omringd van veel ijs naar de kust dreef. Daar Egede vreesde dat dit het met pro- viand geladen schip kon zijn, en dat waarscbijnlijk geen ander dit jaar zoude aankomen, begaf hij zich lionderd mijlen Noordwaarts, naar de plaats waar de HoUandsche walvischvangers bijeen kwaraen, in de hoop om van hen leeftogt te kunnen koopen. Daar de Hol- landers bestemd waren naar de Amerikaansche kust, en het vooruitzigt hadden van verscheidene weken op zee te zullen blijven, durfden zij niet meer dan een klein gedeelte van hun^ voorraad afstaan. De kolonisten leden gedurende een korten tijd bijna hongersnood ; acht personen moesten zich vergenoegen If f c i t III ■it iii ^'^ 64. met het deel aiiders voor een bestemd. Zij trachtteu van de Groenlanders zeelionden te bekomcn, orn deze met liaverraecl te kooken; maar met liunne gewone inhaliglieid trachtten de inboorlingen voordeel te trek- ken uit hun' benarden toestand, en weigerden liun iets te verkoopen. Gelukkig duurde de schaarschte niet lang. Zeer laat in het najaar landde een schip met een ruimen voorraad aan boord ; — • de kapitein deelde hun mede, dat een vroeger afgezonden schip veron- gelukt was en dat hij zelf zeer lang door het ijs was opgehouden , zoodat hij eerst in het volgende voorj^iar het zoude wagen om naai- Noorwegen terug te keeren. Door al die teleurstellingen en verliezen werden, zoo als Egede wel voorzien had, de Bergsche kooplieden deze onderneming moede. De schepen welke in den zomer van 1727 aankwamen, bragten het berigt mede dat de vereenigiiig afgezien had van den handel op Groenland, maar zij bragten tevens de bemoedigende tijding mede dat de koning besloten had, de zending te oudersteunen niettegenstaandc de zaken voor het tegenwoordige weinig beloofden. Hij had daarom eene commissie gezonden, belast om met den handelsagent te raadplegen over de beste maatregelen ter bevorde- ring van den handel in de kolonie. Door deze schik- king zag Egede zich gelukkig ontslagen v?n die las- tige wereldsche bemoeijenissen, welke een zoo groot deel van zijn tijd hadden ingenomen ; maar hij werd helaas 65 achtteu )rn cleze gewonc te trek- ien liun hte niet hip met [1 decide > veron- b ijs was voorjaar ! keeren. en , zoo loplieden 5 in den igt mede mdel op edigende zending voor liet rom eene delsagent bevorde- zc scliik- die las- jroot deel rd lielaas te gelijkertijd beroofd van de liulp van zijnen ambt- genoot Top, die gedurende zijn vierjarig verblijf in liet land met voorbeeldeloozen ijver gearbeid had. Thans was zijne gezondheid zoo verzwakt, dat hij zich ge- noodzaakt zag een minder streng khmaat op te zoeken. Egede van andere hulp verstoken zijnde, gebruikte nu meer zijn zoon Paul, omstreeks 18 jaren oud, die zelf den wensch koesterde om te eeniger tijd zendeling te worden. Zijn vader zag met genoegen dat hij de ge- negenheid der inboorlingen geheel gewonnen had, en door zijne vroegtijdige oekendheid met hunne taal, in staat was door gesprekken en onderwijs zich nuttig en aangenaam bij hen te maken. Maar het was den zendeling nog steeds een grief te bemerken dat ofschoon een deel der menschen eene zekere mate van schrift- kennis bezat, en deze door hunne gedurige reizen en verhuizingen vrij wel langs de kust verspreid was, die kennis meer eene historischc, was, welke geen invlocd oefende op hun gedrag of hunne gevoelcus. Van al de volwassenen, aan wie het Evangelic gedurende die zeven jaren was verkondigd , scheen maar een man werkelijk er aan te gelooven ; deze was Pock , wiens bezoek te Kopenhagen vroeger vermeld werd. In 1728 doopte Egede hem en zijne vrouw. Onder de jeugdi- gen van jaren had hij vrucliten opgeinerkt die meer beloofden , daar verscheidenen onder hen door zijne vriendelijkheid gedrongen werden om geregeld zijn on- 5 I i I i ■II 1- 1 M'i j) : I ;,i! :l :i ill m i 66 derwijs bij te woiicii; van sommigen zelfs mogt liij vcrtrouweii tlat de waarlieid iu hunnc liarten iiigang gcvondcn had. Voor liet tegenwoordige was het echter nog steeds de zaaitijd; tcr naauwernood kon hij liier en daar eenigc teederc kiemen hemerken ; maar liij bc- daclit dat het mccrmalen ,/een ander is die zaait, en een ander die maait/^ Koning Frederik had de bclangcn van Greenland met bijzonderen ijver behartigd. Hij maaktc beschik- kingen niet alleen om deze zending in stand te hou- den zoo als zij thaus was, maar ook om meer zendelingcn op verschillende punten laugs de kust te vcstigen en de kolonisatie te bevorderen ten voor- dcele der beschaving van het land. Vier schepen werden in 1728 van Kopcnhagen uitgezonden; zij voerden twee zendelingen en een menigte kolonisten mcde, bestaande in metselaars, timmerlieden en allerlei soort van ambaclitsvolk ; ook herders met schapen en ander vee, om deze in de beschutte valleijen, gcdu- rendc de korte zomers te laten weiden en de negen wintermaanden in stallen te verzorgen. Zij bragten insgelijks bouwmatcrialen mede om eene vesting en haven daar te stellen, met een voldoend garnizoen van kanonnen en krijgsbehoeften voorzien, onder be- vel van twee hoofdoiFicieron, van welke een gouverueur en de ander komraandant ^oude zijn. Het scheen ech- ter dat de cigenaardigheid van het land in Kopenhageu 67 3gt Iiij iiigaiig ; echter [lij liier hij be- ait , en oeuland ^escliik- te hou- a meer de kust 3n voor- schepen len ; zij alouisteu n allerlei lapen en gcdu- le negen biagten 3sting en ^arnizoen ndcr be- )uverueur been ech- ipenbagcn nog wcinig bekend was, daai* dc officiercii paardcu mcekregcn om over de bergen te trekkeu, het binnen- land te onderzoeken, en zoo doende de voornaamste nedei'zettingen op te sporen. Men meende toen zeker even als honderd jaren vroeger, dat deze aan de kust tegenover IJsland gelegen hadden. De eerste zorg van den gouverneur was , de kolonie Godhaab naar het vaste land te verplaatscn, ongeveer 10 mijlen Oostebjker en baar met de noodige wonin- gen te vergrooten; maar de ongunstige uitslag der vroeger in bet werk gestelde pogingen tot uitbreiding der kolonie, volgde ook nu de welberaamde plannen van den koning en verijdelde zijne edelmoedige voor- nemens. De regering te Kopenhagen had geen zcer wijze kens van landverhuizers gedaan. De bruikbaar- sten van hen waren handwerkslieden en arbeiders, die zich vrijwillig voor deze onderneming hadden aange- meld; maar anderen waren misdadigers uit de tucht- huizen genomen, die van vrouwen voorzien en over- gezonden werden om het land te bebouwen. Voor beidc klassen van landverhuizers was de opsluiting en het werkelooze leven op het schip reeds vrij vervclend. Het natte, ongezonde weder na de landing drukte hunnen geest ter neder en maakte hen ontevreden en mismoedig. Het saizoen was buitengewoon koud en regenachtig; de ongunstige invloed daarvan op hunne gezondheid werd nog vermeerderd door de ongeregelde 1: II f |; j t \\ mW i i N' • •1 . ^i 68 levenswijs, waaraan zij zich konden overgeven, daar in dc nieuwc kolonie uog niets op vasteii voet geregeld en het besiuur nog niet gevestigd was. Het gevolg daarvan was dat een geest van bandelooslieid zich spoedig verspreidde, welke niet alleen onder de op- roerige en onwaardige leden van de gemeente, maar ook onder nuttige arbeiders en ambachtslieden rond- waarde. Ten gevolge van de algemeene ziekte en sterfte , werd ook het vee niet behoorlijk verzorgd, zoo als zulks in dit een klimaat vereischt werd ; het stierf dus ook. Deze moeijelijkheden werden nog vermeerderd door eene muiterij onder de soldaten. Het land, waar zij zoo veel minder |Trijheid en uitspanning genoten ;, als waaraan zij gewenjj waren , stond hun tegen ; daarom brak er een oproer uit, hetgeen zoowel het leven hunner officieren als dat der zendelingen bedreigde; want zij bcschouwden dezen als de oorzaak hunner ballingschap. De heerschende ziekte maakte een einde aan den opstand daar zij de belhamers ten grave sleepte ; eerst in het voorjaar van 1729 keerde de gezondheid en de rust in de kolonie weder, maar toen had ook het grootste deel der landverhuizers hun graf in de sneeuw gevonden. De dood van vele nuttige, goedge- zinde w^erklieden was een zware slag; wat de oproe- rige en ongeregelde lieden die gestorven waren be- trof, men gevoelde dat de verlenging van hun leven waarschijnlijk een grooter kwaad voor de kolonie zoude 69 iaar ii* eregeld gevolg id zicli de op- , maar 1 rond- sterfte , zoo als ierf dus leerderd 1, waar enoten , daarom it leven ireigde ; hiinner in einde sleepte ; sondheid had ook af in de goedge- e oproe- aren be- un leven lie zoude geweest zijn dan de besmettelijke ziekte, die hen had weggemaaid. Sommigc vrouwen, vooral die, wclke zich bereid hadden getoond om te verhuizen om uit de gevangenis bevrijd te worden , hadden zich zoo zeer niisdragen dat zij zich de grootste verachting van de inbooriingen op den hals haalden, die, welke ook huune wezenlijke geaardheid mogt zijn, aan openbaar wangedrag zich zelden schuldig maakten. Zoodra de ziekte voorbij en de orde hersteld was, trachtte majoor Paars met de weinige overgebleven manschappen over de bergen te trekken, en door te clringen naar de Oostzijde, zoo als de koning hem bevolen had. De paarden waren alien dood ; maar dat was minder, want de onderzoekers ontdekten weldra dat het onmogelijk zou geweest zijn zulk eene streek te paard te doorreizen. Het land was geheel met ijs overdekt, zoo glad en ongelijk, dat zij er niet eens op konden staan; overal was het gescheurd in kloven van verschillende wijdte, waaruit met sterk gedruisch het water voortvloeide. Later heeft een Engelsch reiziger, sir Leopold M'Clintock , de meening geuit, dat men het binnenste van Groenland zou kunnen bereiken door de veranderingen na te gaan in de oppervlakte der glet- schers, de spleten te vermijden, en de slingeriiigen daartusschen te volgen. Maar op de hoogte waar ma- joor Paars en zijne manschappen de bergen trachtten over te trekken, scheen het onuitvoerbaar; en na eene I^^R m 'im 11 1/ ■I i 1 ;■ V 1,1 lii' . i m ti % 70 afweziglicid van 11- dagcii kwanien zij , wanhopende aaii de mogelijklieid, tc Godhaab terug. Nu zij niet geslaagd waren in de pogingen om ceiie gcschikte plaats aaii dc Oostzijde van liet land te vin- AeUj namen do gouvcrneur en commandant nieuwe maatregelen om de verlaten kolonie op bet eiland Ne- pisene te berstellen en met een fort te versterken; welke pogingen begunstigd werdeu door eene bemoedi- Dk KAPl'AROKTOMSCUK IJsBEHO. gende zending van den koning, die hun schepen met timmcrbout en andere benoodigdbeden stnurde. De zending liad bet laatsto jaar veel moeijdijkbeden rs: 71 I If T Jin ontlervoiulcii. De Groenlanders wcrdeii door deii groo- teii tocvloed vau Eiiropecrs verontrust en voorul had dc komst van krijgsvolk vrees en acliterdoclit verwekt. Toen echter velen van de nieuw aangekomcnen door ziekten waren weggenomen , werden zij daardoor eenig- zins gerust gesteld en schreven liet toe aan de bezwe- ringen van een^ vermaarden Angekok, die hen had verzekerd de vreemdelingen te kunnen uitroeijcn. Daar zij evenwel beraerkten dat eenige dcr soldaten , die zij het meest van alien vreesden, bleven k^ven, ver- huisde het grootste gedeelte der bevolking naar Disko Baaij ten Noorden van Godhaab, en stehle zich dus tot groot verdriet van Egede buiteu het bereik van eenig Christelijk onderwijs. Nogthans bleven vele in- boorlingen op de eilanden van de Baalsrivier wonen en niet weinigen geloofden in het woord dat de zen- deling hun predikte, hoewel hij niet kon bespeuren dat het waarachtig geloof des harten was. Hij meende dat indien deze lieden wilden toelateu dat hunne jonge kinderen gedoopt werden, onder voorwaarde dat de ouders nit de nabijheid der zending zich niet zouden verwijderen, hij en de zendelingen die zich later bij hem gevoegd hadden, in staat zouden zijn oin deze jonge kinderen op te voeden in de vreezc Gods, waar- door wclligt de kinderen op hunne beurt behulpzaam zouden zijn om de ouders tot de kennis van Christus te brengcn. Hij ondcrwierp dit plan aan do gocdkcnring ii IM i! 1 '1 1 i 1 i i 1 1 \ ri' il< ii \ i n van liet Bestuur der zending te Kopenhagen, dat er in toestemde, onder voorwaardc dat de ouders goed zouden begrijpen, dat de doop aan liunne kinderen werd toegediend als een zegen voor de ziel, en niet als een middel ter bevordering van ligcliaraelijke ge- zondheid en versterking ; ook dat zij vrijwillig moesten toestemmen in den doop en in bet onder wijs in de Christelijke godsdienst, zonder op eenigerlei wijze daartoe overgebaa],d te worden door gescbenken of uitzigt op tijdelijk voordeel. In bet jaar 1729 begon Egede dit plan ten uitvoer te leggen en doopte zes- tien kleine kinderen van gezinnen die op de eilanden Kookorncn woonden ; de ouders waren niet alleen be- reid die kinderen te laten doopen, maar verzocbten tevens om zelf gedoopt te mogen worden. De zendeling zou volgaarne aan dit verzoek geboor gegeven bebben , indien hij eenigzins bad kunnen onderstellen dat die vraag uit een opregt bart voortkwam. Yan dei. j eilan- den ging bij naar andere, en spoedig bad bij eene kleine kudde op verscbillende plaatsen, welke bij tel- kens bezocht en leerde. De kinderen der inboorlingen badden werkelijk veel vlugbeid van begrip. Zij waren ongedurig, maar als bunne aandacbt eenmaal geboeid werd maakten zij spoedig vorderingen. Het deed Egede veel geuoegen dat sommige van zijne jonge leerlingen zijne lessen goed ontbielden en deze, bunjongen leef- tijd in aanmerking genomen, wel scbenen te begrijpen . hi :|i:,:i, \. 73 Frederik Cliristiaan , dc geliefkoosdo leerling van Egcdc was hem nu van veel dienst. Dikwijls werd hij zelf door anderc pligteu verhinderd in liet bezoeken van zijne klcinc scholieren. Bij zulke gelegenlieden zond hij Frederik cm hun Ics te geven, en nu en dan ook oui hun gedeelten van de Schrift voor te lezen, welke hij voor de ouders had vertaald. Gedurende den tweeden zomer na de komst van den gpuverneur, had er weder eene schaarschte plaats, gelijk aan die van 1726, en toe te schrijven aan dezelfde oorzaak — het wegblijven van het voorraad-schip , hetwelk weerhouden werd door ijs en storuien. Toen het eindelijk aankwam, was het niet alleen met den noodigen voorraad beladen , maar ook met allerlei soort van materialen om huizen te bouwen in de valleijen welke vroeger door de Noorwegers waren bewoond geweest. Het was de wensch des konings om huis- gezinuen van IJsland daarheen te verplaatsen. Naau- welijks echter wps het schip ontladen en de gouver- neur bekend geworden met des konings planneu voor het welzijn van Groenland, en in het voorjaar de eerste hand gelegd aan het ten uitvoer brengen dezer plannen, toen alles eensklaps moest gestaakt worden door den dood van Frederik IV. Zijn opvolger Christiaan VI ziende dat al de reeds in het werk ge- stelde proeven tot kolonisatie en haudel mislukt waren en dat er weinig te hopen viel van dc pogingen om n i;i I m ;j iiiiis^ dc iuboorlingnn tc bekccrcn, kondigdc ecu bcvclsclirift af, dat do ncdci'zcttingen van Godliaab cii Ncpiseno zoudc verlatcn wordcn en de kolonistcn naar him latid mocsten tcrugkcercn. Ilet werd aan de kens van Egcdc overgelaten, of hij in Groonland blijvcn wildc of met hen terugkeeren. In geval hij bleef, dan mogt hij zoo veel volk bij zich behoudcn als er wenschten tc blij- ven, en levensmiddclen werdcn hem tocgezegd voor cen jaar; liij werd echter gcwaarschuwd dat hij geen ver- derc hulp van Dcnemarken te wachten had. Dit was eene pijubjke teleurstelling voor de lang gekoestcrde verwachtingen van den zendeling; want geen der ko- lonisten toonde zich bereid oin te bbjven, en de ka- piteins dor schcpen verklaarden dat zij geen der zce- liedcn konden missen die Egede anders van wezenlijk nut hadden kunnen zijn. Hij zou dus alleen gelaten zijn om in de behoeften van zijn huisgezin te voorzien, zonder andere hulp dan van zijn tweeden zoon Niels, een jongeling van 18 of 19 jaren. Paul was in 1728 naar Kopenhagen vertrokken en zette daar zijne studien voor het leeraars- ambt voort. Onder deze omstandigheden scheen er weinig hoop te bestaan, dat Egede zijne werkzaam- heid ten beste der inboorlingen zoude kunnen voort- zetten. Evenwel kon hij niet besluiten het te laten varen en het ininst van alles kon hij er toe komen om hot kleinc troepjc kinderen te verlaten, dat liij II 1 El 75 gctloopt en oiulcrwczGii had. Gclukkig was cr gccii plaats gciiocg in dc schcpcn om al het go(Hl medc te iicmcii dat aan dc inwoners dcr beidc nedcrzettingcu buhoorde, en het was waarschijnlijk dat alles wat zij achterlioten , zelfs hunue woningcn, een prooi der Groenlauders of van vreerade kooplicden zoudo worden, zoodra de schcpen zoudcn vertrokkcn zijn; het was (laarom dat Egcdc van de kapiteins verkrceg dat tien mati'ozen tot hunne be waking achterbleven. Hij trachttc met behulp van zijn zoon Niels den handel met de inboorlingen voort te zetten, opdat het gouvernement cenigc vergoeding mogt ontvangen voor de onkostcn van het in het volgendc jaar naar Groenland te zen- don scliip. Zijnc beidc coUega's vcrtrokken nu met het ovcrschot van lict volk en zes Grocnlandcrs naar Koponhagcn. Kort nadat zij uitgezeild waren en voor dat Egedc zorg kon dragen voor dc woningen en den voorraad (lie te Nepisene was achtergebleven , kwamea cr Hol- landers of andere vreemde kooplieden, die de plaats vcrlatcn ziende, door handelsnaijver gedrongen, allcs in brand stakcn. Dit was slecht: maar een crnstiger reden tot droefheid en teleurstelling gaf het gedrag der ouders, wclker kinderen gedoopt waren. Zij gedachten niet meer aan hunne beloften om te Godhaab te blij- veu, maar zij gaven dat jaar toe aan hunne zucht tot rondzwcrvcn, hctgeen een bepaaldc trek in hun ka- ■IHtlll M ,-|l i-iii ■■mH 5 -Lli .: 76 i %i >i rakter is en verliuisden uaar afgelegen plaatsen aan cle kust. Sedert eenigen tijd had Egede al buitenge- wo jn veel moeite geliad om de kiuderen tot het onderwijs bij el^'.ander te krijgeii • de ouders verborgen hen meer- malen, en weigerdeu hen naar den zendeling te laten gaan, onder voorwendsel dat het zijn doel was de kin- deren van hen weg te nerren; maar eigenlijk vrees- den zij dat ze to veel gehecht zouden worden aan Europeesche denkbeelden en dat zij ouder wordende, zich nooit zouden willen onderwerpen aan de Groen- landsche gewoonten. De moeijelijkheden ;, het verdriet en de zorgeu welke Egede sedert zij ne komstin Groen- land had doorgestaan, hadden zijne ligchaamskrachten grootelijks uitgeput. Zijne wakkerheid van geest zoude hem ook wel hebben kunnen begeven; maar hij be- zat eene rijke bron van opwekking en versterking in het liefdevolle medegevoel zijner familie en bovenal in den Chnstelijken moed en hoop zijner echtgeioot. Deze waariijk voortreffelijke vrouw had veel doorgestaan ge- durendc haar verblijf in Groenland ; zij had zich moeten onderwerpen aan veel ontberini,^ en nu en dan aan veel werkelijk lijden; maar zij had er nooit over ge- klaagd, nooit zich ontmoedigd getoond of het gemis van vroegere genietingen betreurd. Hoezeer haar man ook bezwaard mogt zijn over de menigvuldige moeije- lijkheden die hem in den weg stonden, en die aan zijne pogingen voor het ge'3stelijk wclzijn van de inlanders, 77 afbreuk deden, werden zijne lasten dragelijk gemaakt door haar levendig medegevoel en hare volhardende geestkracht. //Onze God ricp ons hier keen, ver van ons land en onze vaderlijke woning; Hij zal ons nooit begeven," dat was de overtuiging die al liare vrees en bekommernis verzachtte. Door hare vindingrijke teederlieid en wakende zorg gevoeiden hare kinderen zich in hunne met ijs omringde Groenlandsche wo- ning zeer gelukkig; Europeanen en inboorhngen en alien die onder haar bereik waren, deelden in hare welwillende zorgen. JNiels Egede was zijnen vader in dien tijd zeer tot steun; zoowel oin den noodigen handel te drijven met de Groenlanders", als om de inboorlingen te onderwij- zen, welke hij op zijne handelstogten ontmoette. Door zijue pogingen en die der matrozen , welke in het land gebleven waren en die genoegen namen om onder zijne bevelen te staan, werden dit jaar een grootere lading olie en walvischspek bczorgd, dan in denig vorig jaar, toen er zoo vele menschen mede bezig en zoo veel kosten mede gemoeid waren. Niels en zijn volk zou- den nog voorspoediger geweest zijn, zoo zij niet twee van hunne grootste booten in een storm verloren had- den, juist in den druksten tijd van den handel. Middelcrwijl was de nieuwc koning Christiaan VI, hoewel hij geen verdere liulp aan de zending beloofd had , tot het besluit gekomen , dat de volhardende en W\ TP- %£tT"\twmr~\ •• f!! i'li m '?!i t :/ f 15 Ll! I' 78 moedige pogiiigen van Egede cciiige ondersleuniug verdienden. Hij zcud hem in 1732 nog voor cen jaar langer de noodige hulpmiddelen , en toen die tijd verstreken was en hij in groote onzekerheid verkeerde voor het vervolg, werd hij zeer verheugd door de aan- komst van een schip, hetwelk de blijde tijding mede bragt , dat de koning van plan was , de Groenlandsche zending op nieuw te hulp te komen en haar te onder- houden. Met dat schip kwamcn ook twee jonge Duitsche zendelingen van de Moravische broeders, door eenen ouderen vergezeld, met het doel om aan het bouwen eener woning hem te helpen , terwijl zij verder voor zich zelve zouden zorgen. Zij hadden verlof van den koning bekomen om in Groenland te arbeiden, en bragten een eigenhandigen brief van Z. M. mede, waarin hij hen aan Egede aanbeval. Ook zonder dit bewijs van de koninklijke gunst, zoude de oude zendeling hen welkom geheeten hebben, omdat zij zooveel belang stelden in het welzijn der inboorlingen. Hij ontving hen met hartelijke welwillendheid en was hun op alle mogelijke wijze behulpzaam in het aanleeren der taal ; ook trachtte hij met zijne echtgenoote hun alle ge- makken en aangenaamheden te bezorgen. Deze zendelingen Frederik Bohnisch en Mattheus Stach waren bestemd om cen belangrijk aandeel to nemen aan de Evangelisatie op Groenland. Een verhaal VfiYi hunne werkznamheden en den voorspoed waarmeue 79 zij belooiid wiii'dcn, zal in de aantcekeuingen van Mattlieus Stach meegedeeld worden. Evenwel was het cerste jaar van bun verblijf in het land gekenmerkt door een donkerder en zwarter wolk dan ooit te voren nog over Groenland gehangen had. Yan de zes in- boorlingen welke in 1731 naar Denemarken waren overgebragt, waren er slechts twe':- blijven ieven, en op deze zelfs scheen de verandering van kliraaat en levenswijs zoo uadeelig te w^rken, dat ze naar bun land werden teruggezonden met een van de s^hepen, die in den zomer van ]733 van Kopenbugen naar Groenland vertrokken. Een van ben stierf onderweg; de andere kreeg zijne gezondheid en krachten terug en landde te Godbaab oogenscbijnlijk in volmaakten welstand. Dadelijk begaf bij zicb op weg om zijne vrienden en familie te bezoeken, die op verschillende eilanden en langs de kust verspreid waren. Men boorde niets meer van hem, tot dat bij na twee of drie we- ken stervende naar Godbaab teruggebragt werd, Egede zag dadelijk dat bij door de pokken aangetast was en zond aanstonds boden naar al de plaatsen in de buurt van Godbaab, om de inwoners te waarschuwen dat zij niet in •^'^t bereik der besmetting moestcn komen; en zoo zij ongelukkig reeds besme^ waren dat zij dan liunne woningen niet moesten vcrlaten. Alle waarschuwingen bleken ecbter te vergeefs te zijn, De arme jougen bad de ziektc onbewust aan vcrscbeidcne meiiscben over- Trv Hi f t , 1 : 'It i ' ; If 1 i'!! , 1 1 :ll ' 1 M 80 gebragt; de inboorlingen liadden de pokken vroeger iiooit gezien en konden in den beginne niet gelooven dat men bijzondere voorbehoedmiddelen moest gebrui- ken om de ziekte niet te verspreiden. Zij werd spoedig van den meest kwaadaardigen aard; de meeste inboor- lingen van dat gedeelte des lands werden aangetast en weinige van de kranken herstelden. De eerste die stierf was Erederik Christiaan, tot groote droefheid van Egede, die hem sedert 9 jaren onderwezen had en fill ■ ""' ,,F.GEDJ,'S VROVW DK ZTKKKN IN UWV. UVTS VERPLKGENDE.' VW4j»^' ;^-*:'- 81 over hem waakte met vadcrlijkc bezorgdhcicl. Maar van dezen zijn geestelijken zoon mogt hij vertrouweu, dat hij in Christus ontslapou was. Dat licht der hope bescheen helaas geenszins zoovele andere droevige too- neelen van welke hij dagelijks getuigc was. Het was te vergeefs dat hij , zijn zoon Niels en de Duitsche zcnde- lingen aanhoudend rondgingen , die middelen toedienden welke in hunne magt waren om bet leed te verzach- ten, en de menschen verzochten om toch na te laten wat hun nadeelig konde zijn. De ongclukkigc schepsels waren voor geene overreding vatbaar. Ongeduldig door de ondragelijke pijn, hitte en dorst kon men hen niet weerhouden van gedurig ijswater te drinken. Egede meende daaraan te moeten toeschrijven dat ze zelden den derden dag overleefden. Sommigen doorstaken zich zelve of wicrpen zich in de zee om spocdiger cen einde te maken aan hun lijden. Terwijl Egede en zijne medgczellcn de menschen in humie woningen bezocliten , rigtte de vrouw van Egede hare woning tot een hospitaal in en nam alien op die de toevlugt tot haar namen, tot dat haar huis vol Avas van zieken en stervcnden , welke zij met behulp der haren, dag en nacht verpleegde. Van September tot Januarij stierven 500 menschen in den omtrek van de • Baalsrivicr en slechts acht herstclden. Werwaarts de zendelingen zich begaven, overal werden zij ont- roerd door den aanblik van woningen allccn gevuld e 'I'll i 1 ■i 1 ! 1 ! 1 . 8;^ met de clooclc ligchamen der vroegere bewoners, eii van lijken die onbegraveu op de sneeuw lageii; aaii de^e bewezen zij de laatste dienst door hen te begra- ven, en hen met steenen te bedekken. De Groenlan- ders hechten over het algemeen veel aan het begraven hunner dooden , maar in de tegenwoordige omstandig- heden werd het nagehiten. Een opmerkelijk voorbeeld van kalme voorzorg kwam ter oore van Egede. Op een der eilauden waren de eenig overgeblevene le- vende wezens een klein meisje geheel met pokken overdekt en drie jongere broeders. De vader had al zijne overige betrekkingen en naburen begraven. Ge- voelende dat hij niet lang meer zoude leven , had hij een steenen graf gereed gemaakt waarin hij zich neer- legde en zijn jeugdig dochtertje verzocht hem met hui- den te overdekken, nadat hij haar eerst nog medege- deeld had dat hij het voedsel voor haar en hare broeders nog bezorgd had, bestaande in twee doode zeehonden en eenige gedroogde haringen, waarvan zij zouden kunnen bestaan totdat zij de plaats konden be- reiken waar de Europeanen zich bevonden. De ziektc duurde tot den zomer van 1734 nadat zij zich over een groot deel van het land had uitgestrekt. Meer dan twee duizend menschen stierven en vele mijlen ten noorden en zuiden van Godbaab was het land ont- volkt. Het medelijden en de zorg welkc de lijders ondervonden van Egede en zijn gezin trof sommiger III k'i\ ■■ 83 harte. Een van lien die zicli lieftig had vcrzet tegeii den zendeling en zijn onderwijs, zeide in liet oogcn- blik van sterven tot hem: ,/gij zijt vriendelijker voor ons geweest dan wij jegens elkauder. Gij liebt ons in ziekte verpleegd, ons gevoed toen wij hongerig \va- rcD en onze dooden begraven die anders ten prooi zouden geweest zijn voor honden en raven. Ook hebt gij ons van God en het eeuwig leven vcrhaald/' Bij sommige van de kinderen welkc Egede gedoopt en onderwezen had, bespeurde hij tot zijn troost een geest van geduldige onderwerping en eene blijde hoop op opstanding en leven. Van de oudere iuboorlingen weigerden velen alle teregtwijzing en vertroosting. ,/Wij hebben God om hulp aangeroepen ," zeiden sorn- migen van hen //en er kwam geen hulp;^^ zij uitten hunne wanhoop in wild geschreeuw en in sclieldwoorden. De vernielendc ziekte was naauwelijks geweken toen er een schip van Denemarkeu kwam aan boord heb- kende drie zendelingen. Een hunner was Paul Egede. Hij zoude zich in eene nieuwe kolonie neerzettcn die men voornemens was te Disco Baai te vestigen. Voor het oogenblik echter bleef liij te Godhaab om zijne ouders te bemoedigen en bij te staan, daar zij bijna uitgeput waren van vermoeijenis en door het aanschouwen der droevige tooueelen van de laatste negen maanden. Het scheen niet waarschiinlijk dat Egede ooit de genoegzame krachten zou herkrijgen, m i in I il II •i! ? i Sf 'i '■ 1 1 'sr 1'' ' ' Ml h ' »5/ i 'V i J 1 i "' :f iisiiiij 84 om de moeijelijke pligten der zendiiig weder op te vatten; maar men mcende dat eene verandering van klimaat, altlians gedeeltelijk , zijne gezondlieid en die zijner vrouw zoude herstellen. Beiden wenscliten hunne twee dochters naar Europa te brengen^ om aldaar de voordeelen eener Europeesclic opvoeding te gcnietcn. Vdor dat echter schikkingen voor liet vcrtrek gemaakt konden worden werd de vrouw van Egede door eene pijnlijke slepende ziekte aangetast. Na cenige maanden van lijden, welke zij even geloovig en geduldig door- leefde als de voorafgaande jaren, ging zij 21 December tot hare ruste in. Deze laatstc en zwaarste beproeving sloeg Egede gelieel ter neder, zijne gezondlieid was geknakt, hij verviel tot een ptaat van gedruktheid die zijne kinderen grootelijks verontrustte. Hij zeide van zicli zelven dat eene groote duisternis over hem ge- komen was. Hij voekle zich schijnbaar zoo zeer van God verlaten, dat hij zelfs het lezcn der Heilige Schrift niet kon verdragen, noch het bijwonen der godsdienstige zamenkomsten. Hij leed in stilte en nie- mand wist hoc diepgaande zijne treurigheid was, tot- dat een zijner kinderen hem des nachts op den toon der diepste ontroering hoorde klagen, dat God hem verlaten had. Zij kwamen naar hem toe met de teederste liefde en verzochten zijne medearbeiders hem met ge- beden en goede woorden te vertroosten. Maar zijne ziel weigerde die. Na verloop van eenigeu tijd keerden deze 8i aauvullen minder dikwijls en minder licvig tcrug. Zoo veel hem mogelijk was, besteedde liij nog alle zijne krachten ten dienste van het volk. Voordat hij de ko- lonie verlict herkreeg hij de noodige kracht om voor de laatstc maal hefc evangelie liun te prediken ; hij koos tot tekst Jes. 49 : 4. ,/Doch ik zeide : ik heb te vergeefs gearbeid, ik heb mijne kracht onnuttelijk en ijdeUijk besteed; gewisselijk miju regt is bij den Heer, en mijn werkloon is bij inijnen God." Hij hoopte steeds dat God zijne wegen aan dit volk be- keud zoude maken; en er waren wel eenige aandui- dingen, hoewel nog naauwelijks te ontdekken, dat het woord dcr waarheid, hetwelk hun zoo lang gepredikt was, ten minste in het gemoed van sommigen ernstig nadenken had gewekt. Eenige weken te voren was een vreemdeling van een afgelegen oord aan de zuidelijkc kust, Egede komen bezoeken, welke door hem met zijne gewone vriendelijkheid was ontvangen en wien hij getracht had eenig begrip te geven van do diiigeu die tot zijiien vrede dienden. De mail was opmerkzaam gewordeu. Nadat hij Godhaab verlaten had, dacht hij na over hetgeen bij had gehoord en was niet tevreden voor dat hij meer wist. Zijne bezigheden bragten hem naar de plaats waar de Moravische zendelingen hunne tenten voor de visscherij hadden opgeslagen. Deze meenden dat hij hen opzocht , om een deel van zijn voorraad voor hunne ijzerwaren te verwisselen. Na ■■w^ffHi rillrr ii^ii^ e). e: .^^' o A / '^/A 7 /A Photographic Sciences Corporation 23 WEST M.4IN STREET WEBSTER, N.Y. 14580 (716) 872-4503 Q>, Mrr^ I "1 88 wijze om het geestelijk welzijn der Groenlanders te bevorderen. Tot het ten uitvoer brengeu dier plannen werd hij weldra in staat gesteld. Zij benoemdeu hem als superintendent over de Groenlandsche zending, en magtigden hem tot het oprigten van een seminarie, ter vorming van studenten en ouderlooze jongelingen, ten einde in het vervolg nit deze zendelingen en leer- meesters te kiezen. Zij zouden in de Groenlandsche taal onderwezen worden en die in andere kundigheden welke hun in de dienst van dat land te pas zouden kunnen komen. In het Deensche klimaat kreeg Egcde grooten- deels zijne vroegere gezondheid terug en mogt nog vele jaren nuttig werkzaam zijn. lang voor zijn dood nog werden de velden, die hij zoo woest gezien had, wit om te oogsten en zijn eigen geliefde zoons waren niet de minst werkzame en nuttige arbeiders. Kort v6or dat zijn vader Groenland verlaten had , was Paul Egede naar den nieuw begonnen post te Disco Baai vertrok- ken. Gedurende eenige jaren arbeidde hij met volhar- ding op die plaats en werd zeer geacht door de in. boorlingen. Naderhand volgde hij zijnen vader op aan het seminarie te Kopenhagen ; hij hield zich bezig met het vervaardigen van verscheidene werken ten dienste der studenten en z?ndelingen en met het vertalen van gedeelten der Schrift. Vddr dat hij Groenland verliet, had hij reeds eenige der boeken van Mozes vertaald; maar werd genoodzaakt het werk te staken door de \\ <[ 89 ;/ PAUL EGEDE. bedenkingen van eeiiige christen-geworden inboorlin- gen, die hem daarbij behulpzaam waren en die meenden dat hunne landslieden een sleclit gebruik zouden maken van eenige daadzaken in de lieilige boeken verhaald; b. v. den moord van Abel door zijn broeder Kain; het bedrog waaraan Jacob zicli scliuldig niaakte tegen- over zijnen vader, en meerdere voorbeelden van men- sclielijke zwakheid en zonden , welke het leven der aartsvaders bezoedelden. Dat deze waardige menschen die pas uit de heidensche duisternis bekeerd waren, zulke vrees koesterden is zeer natuurlijk; maar het komt ons vreemd voor dat Paul Egede zoo veel daaraan * ■ vf ii 90 ;i> M :r:i,\m hechtte dat hij aan de inlanders de door hem gemaakte vertaling onthield. Wij zouden verondorstellen, dat hij die van kinds af de Schriften kende, geen vrees had moeten koesteren dat de studie van eenig Bijbelboek de zonde verschoonlijk of wenschelijk zou kunnen maken. Hij legde echter de vertaling van het Oude- testament ter zijde, en begon aan het Nieuwe , dat geeindigd en uitgegeven werd na zijne terugkomst in Denemarken. Niels Egede bleef tot in gevorderden leeftijd ter zee varen en handel drijven, bezigheden waaraan hij van zijn jeugd af gewoon was geweest; hij vereeuigde echter daarmede de meest ijverige zorg voor het gods- dienstig onderwijs der inboorlingen , zoodat hij en ook zijne eigene landsliedeu hem beschouwden als lecr- meester en godsdienstonderwijzer en tevens als koop- man en matroos. Een der eerste zendelingen welke Egede het geluk had uit te zenden was Drachart, een man van een^ opmerkelijk vromen en Hefdevollen zin. Hij was voor Godhaab bestemd en kwam daar aan in 1739, omstreeks een jaar nadat het werk Gods aldaar begonnen was en sedert langzaam werd uitgebreid; zoodat eene menigte Groeulanders uit de duisteruis tot het licht werden overgebragt. Drachart (welken de inboorlingen ,/Pelissingoak /' den kleinen prediker noemden , om hem te ouderscheiden van een die grooter was) was zeer bemind, zoowel bij de Groenlanders als 91 bij de Earopeauen; zijue prediking had eeu weldadigeu invloed op de handelaars en zeelieden , die in de dienst van de kolonie sionden. Yelen, die toen zij pas iu Greenland kwamen, weinig meer van den Verlosser, wiens naam zij droegen, wisten, dan de heidenen zelve, werden tot het ware Christendom bekeerd , daar God zijn onderwijs zegende. Hunne verandering van gedrag had een' gelukkigen invloed op de inboorlingen die nog niet verlicht waren. Zij bemerkten nu dat er iets iu de godsdienst was, die hun werd gepredikt , 't welk dieper ging dan het uitwendig hooren en toestemmen, zoo als dat tot dus ver slechts bij hen plaats had. Eeii klein verhaal uit de zendingswerkzaamheden van Drachart, in het derdc jaar nd zijne komst in Green- land, vinde hier eene plaats. Onder de aannemelingen die tot den doop werden voorbereid , waren twee jonge vrouwen, wier vader toen hij vernam dat zij zouden gedoopt worden , zich tot den zendeling begaf en vroeg of hij ook niet gedoopt mogt worden? „Het is waar," zeide hij , //ik kan maar weinig zeggen , en zeer waar- schijnlijk zal ik nooit zooveel leeren als mijne kinde- ren, want gij kunt zien dat mijn haar zeer grijs is en dat ik een oud man ben , maar ik geloof met ge- heel mijn hart in Jezus Christus en, dat al wat gij van hem zegt, waar is. Zulk een aandoenlijk verzoek kon niet afgewezen worden, hoewel de oude man de lessen van het godsdieust-onderwijs niet kon onthouden , \:'4 ;.l;,: ! a >i ill, ■I i Ml I ili; 4!' ;: is: ■" IS • ■ n 92 zoo als de joiigere menschen. Hij was diep getroffen en de tranen rolden hem over de waiigen, terwijl de doop aaii hem en zijne kinderen werd bediend. Somtijds werden de inboorlingen , die bij hunne gewone omzwervingen Godhaab bezochten en het spoe- dig weder verlieten, aldaar in jaren niet terug gezien. Toch merkte men op dat eenigen iets bijbieef van hetgeen hun geleerd was en dat deze niettegenstaande den kwaden invloed van de hen omringende familie- betrekkingen en naburen, een ander leven leidden als de heidenen en op eene andere wijze de eeuwigheid ingingen. Eenige jaren nadat Drachart Groenland had verlateu om een ander arbeidsveld te gaan bearbeiden, reisde een zendeling in een afgelegen gedeelte van het land, en kwam in eene hut waar hij slechts een' zie- ken man met zijne vrouw en twee kinderen aantrof. De zendeling vroeg een en ander aan de arme vrouw over de ziekte van haren man en kreeg tot antwoord : //mijn man was gewoon zijn vertrouwen op de Ange- koks te stellen, maar nu bekommert hij zich niet meer om hem. Wanneer hij groote smarten lijdt, zegt hij : ,/ach bid toch den Zaligmaker voor mij , ik helaas kan naauwelijks bidden, ik ben zeer onwetend. Eens hoorde ik iets van „Pe\issingoak" te Godliaab, maar waar is het gebleven! ik heb het vergeten." Dit zeggende weerde hij bitterlijk. Volgaarne bemoedigde en vertroostte de zendeling deze arme lieden, bad met I nil 93 hen en lierinnerde hun het onderwijs dat zij vroeger ge- noten badden. Koning Christiaan YI stierf in 1756 en werd op- gevolgd door Erederik V welke even als zijue voor- gangers de Groenlandsche zending begunstigde en be- schermde. De waardige Egede had zijn ambt als su- perintendent eenige jaren vddr den dood van koning Christiaan neergelegd. Hij genoot vrede en eer op zijn oiiden dag. Bij eene zijner dochters op het eiland Falster, had hij zijn intrek genomen, en aldadr stierf hij den S*^"^" November 1758 in den Heer, 73 jaren oud. Van den tijd af dat Egede de zending in Groenland poogde te stichten hebben de Denen het land nooit geheel nit het oog verloren , hoewel , zoo als het voor- gaande verhaal aautoont, de mislukking der eerste proefnemingen van kolonisatie hen bewoog om die in- rigtingen eene poos te laten varen. Groenland is nu sedert lang eene Deensche kolonie ; omstreeks duizend Denen bewonen de kust op verschillende punten, ten einde handel te drijven met het raoederland , welke voornamelijk bestaat in ruilhandel van olie, vellen van zeehonden en rendieren tegen Europeesche artikelen. De Groenlanders of Esquimoo's (zoo als ze nu ge- noemd worden) zijn niet aan de Deensche staatswetten onderworpen , maar ze zijn zeer aan dc Denen gehecht en staan geheel onder hun' invloed. Een leeraar, ■^. V r:^ m- r s r*;- - 1 T 1 . H- , 4 J t ¥^ ; h' ■"■ ■ - \ Hlji' m I ii iM ! ■(II ■w m I i lllHi' 94 doktor en schoolmeester die om iiiet onderwijs geven en liulp aan de inboorlingen betoonen, zijn in ieder distrikt geplaatst en worden door liet gouvernpraent betaald, Al de ingezetenen van West-Groenland zijn Christcnen geworden , en velen kunnen lezen en schrijven. ;m^^^<^^^ -1- "ii MATTHEUS STACH, EN ZIJNE MEDGEZELLEN. DE STICHTERS DER MORAVISCHE ZENDINGSPOSTEN IN GROENLAND EN LABRADOR. in het begin der 18*^° eeuw waren er nog eenige nakomelingen van de gemeente der Broederen in Mo- ravie overgebleven , en onder deze de ouders van de zendingbroeders, wier arbeid het hoofdonderwerp van de volgende bladzijden uitmaakt. Door hunnen nede- rigen stand en hunne armoede eenigzins tegen ver- volging gewaarborgd, waren zij nu en dan echter blootgesteld aan strafbepalingen , die meer of minder hard werden toegepast, al naar mate de gezindheid van den regerenden keizer of de politieke toestand der tijden zulks medebragten. Sedert lang was de uit- oefening hunner openbare godsdienst verboden; ook was het voor hen gevaarlijk als het ontdekt werd dat zij andere bijbels bezaten dan de Eoomsch-Katholieke vertaling, of wel hunne eigene Liturgie en andere godsdienstige werken. De voorvaders van Mattheus Sfcach en van zijnc broederen hadden alien voor hun I , . 1 i :; ' 1 i^rii#. !?: 1 ^ 96 geloof, verbanuiiig, gevangenis of marteling, ja zelfs den dood ondergaan. Zij beweerdcn liun geloof, hoe- wel niet altijd even zuiver, bevvaard te hebben sedert den tijd dat liun lict Evangelie was verkondigd ge- worden door zendelingen van de Grieksclie kcrk, in bet begin der 0^" eeuw. Nu echterliepen velen, vooral onder de jongelieden , gevaar hun geloof te verzaken van wege de geheimhouding en bet verzwijgen hun- ner godsdienstige overtuiging, waartoe de vervolging hen noodzaakte. Om dit te verhoeden bcgonnen eenige ijverige mannen als zendelingen onder bunne Broede- ren te arbeiden ; zij reisden been en weder in de stre- ken waar deze voornamelijk woonden, spoorden ben aan niet af te wijken van bet geloof voor 't welk bunne vaderen zoo zwaar badden geleden, en trachtten bovenal meer ernst en godsvruebt in ben op te wek- ken. Hun werk bleef dan ook niet zonder vrucbt. Na verloop van weinige jaren openbaarde zicb eene kracb- tige godsdienstige beweging onder de Moravisebe broeders. Maar de barde kastijding aan welke zij altijd blootstonden en die in dezen tijd op eenigen van ben zwaar drukte, deed menigeen met verlangen uitzien naar eene scbuilplaats waar zij God in vrede konden dienen en waar zij de kerkelijke tuclit, zoowel als de gebruikcn bunner vaderen op nieuw uitoefenen konden. Toen zij nu hoorden dat er groote vrijbeid van ge- weten in Saksen en Silesie toegestaan werd, zocbten y? Veleii ceiie toevlugt in deze lauden. Ecu kleiii gezcl- scliap, dat in 1722 verhuisde, werd in de Lausits (eene landstreek gelegen tusschen beide bovcngenoemde Ian- den) vriendelijk ontvangen, en de graaf van Zinzen- dorf, Hear van Bertlielsdorf, injcdigde hen aan zich op zijn landgoed te vestigen. Dien ten gevolge bouw- den zij op eenen heuvel, den Hutberg geuaamd, con dorp, dat zij Herrnbut (de hoede des Heeren) noemdeii. K^«^^ „HERENHUT. De aanvoerder van dit kleine gezelschap was een bij- zonder krachtig en godvreezend man, Christiaan David genaamd. Toen hij voor zijn volk zulk een veilig toe- 7 I ' ;:: :.!*. ::|:| ' ii ii M 98 vlugtsoord gevondeii bad, waagde bij het meer dau eens naar Moravie terug te keereii , ten einde anderen aaii te nioedigen zich ook derwaarts te begeven, en hen dan te geleiden; want de gestrengheid, waarmede hunne ovcrheersohers de landverhuizing tegenliielden maakte deze onderneming moeijelijk en gevaarlijk. Ve- len van lien werden gevangen genomen eer zij de gren- zen bereikten en met geeseling en gevangenis gestraft : toch telde, na verloop van tien jaren, de gemeente te Herrnhut zes honderd zielen, en het was orastreeks dezen tijd dat de broederen hunne eerste zendings- reizen ondernaraen. Eenige herinneringen, betrefFende het vroegere leven van de vooruaamste Groenlandsche zen- delingen , Mattheus Stach , Frederik Boehniseh en Jo- hannes Beck, wenscheu vvij hier aan de geschiedenis hunner zending te laien voorafgaan. Ten tijde der groote vervolging in 1620 waren de voorouders van M. Stach genoodzaakt hun geboorteland te verlaten en naar Saksen te vlugten. Yerscheidene jaren later, waagden eenige van hunne nakomelingen het naar Moravie terug te keeren en onder dezen was Christiaan Stach , de vader van Mattheus. Hij was een man van een voorbeeldig gedrag, en om zijne zacht- moedigheid en weldadigheid zoo zeer door zijne mede- burgers geacht, dat hij, niettegenstaande men hem van katterij verdacht hield en hij bekend stond als iemand, die zijne godsdienst van harte toegedaan was. 99 w. iiogtans gedurende verscheidene jaren zoo goed als on- gedeerd bleef. Christiaan Stach spande al zijne krachten ill om zijne kiuderen te doen opwassen in de vreeze des Heeren. ,/De eerste keer dat ernstige gedachten in mij ontwaakten/' vertelt Mattheus, ,/geschiedde zulks op de volgende wijze: Ik was ongeveer vier of vijf jaren oud toeu mijn vader mij eens vond terwijl ik bitter schreide, omdat ik, bij de algemeene uitdeeling van koek, slechts een zeer klein stukje tot mijn deel gekregen had. Hij gaf mij een grooter stuk, maar zeide tevens; ,/Lief kind, het zoude beter zijn, als gij zoo over uwe zonden schreidet." Deze woorden zonken diep in mijn hart/' Toen hij zes jaren oud was, begon de kleine jongen gedurende den zomer het vee te hoeden; des winters werd hij zorgvuldig door zij- nen vader onderwezen, die zeer bijbelkundig en in de geschriften der Hervorraers te huis was, maar wei- nig gelegenheid had , zich op algemeene keiinis toe te leggen. Mattheus schrijft: //Mijn vader droeg veel zorg om mij te leeren bidden en zeide dikwijls wat ik mij- nen hemelschen Vader vragen moest. In mijne kinder- jaren was ik zeer bezorgd omtrent de verlossing mij- ner ziel en dikwijls zeer ongelukkig, omdat ik niet gevoelen konde dat God met mij tevreden was. Maar toen ik op mijn twaalfde jaar het huis verliet om in dienst te treden, werden deze ernstige gedachten door mijne nieuwe omgeving en bezigheden zoo goed als I . I t? ' 100 verbanneii. Ik maakte uu vele keniiissen van mijn^ eigen leeftijd en zoule gaarne in hunne vermaken ge- tleeld hebben ; maar meestal vermeden zij mijn gezel- schap en behandeldeu mij met minacliting , omdat ik zeidcn zij, //een ketter'^ was. In mijn' voigenden dienst ontmoette ik vriendelijker kameraden en genoot veel meer vrijheid. Mijn meester was echter een vroom man, die niet naliet mij te waarsclmwen toen hij zag dat ik verkeerde wegen insloeg. Maar ik wa» te zeer op gezelscliap gesteld en jaagde steeds alle genoegens na, zoodat ik mij dikwijls bij de mannen en knapen voegdc, die in de dorpsberberg bijeen kwamen om te drinken, te dansen en zich te vermaken, niettcgen- staande mijn geweten mij verweet dat ik mij in de verzoeking begeven iiad/' Na verloop van een paar jaren werden echter al zijne vroegere godsdienstige iudrukken weder in voile kracht opgewekt. //Mijn meester ,'' zegt hij , //had zeer ernstig met mij gesproken over het leven dat ik toen leidde. Zijne woorden drongen tot mijn hart door, even als die van mijnen vader, twaalf jaren geleden, en eene stem zeidc in mijn hart: Gij moet bidden. Ik deed het, en sedert dien tijd, heb ik gecn dag zon- der bidden voorbij laten gaan.'' Zelfs in zijne meest zorgelooze dagen had Mattheus Stach er soms naar verlangd om met de zijnen aan den strengen dwang te kunnen ontsnappcn waarin zij door hunne roomsche 101 overheerscliers gehouden werden , en zich op eeuc plaats te vestigen, waar zij God konden aanbidden naar de wijze huimer voorvaderen. Deze begeerte werd nog vuriger, toen hij hoorde spreken over de kolonie te Herruhut en hij besloot zich derwaarts te begeven , al waren de hinderpalen welke hij op zijnen weg mogt outmoeten nog zoo groot. Maar zijn vader Jceurde in den beginne dit plan niet goed. //Ik heb langen tijd voor uw welzijn gearbeid, mijn zoon/' zeide hij , ,/en hoopte dat gij nu spoedig in staat zoudt zijn mijne plaats in te nemen en de steuu en troost uwer moeder en zusters te zijn/' Mattheus bezat te veel opregte liefde voor zijne ouders dan dat hij zijne ei- gene begeerte zoude doorgedieven hebben. Maar toen de vader bemerkte dat zijn zoon eenigzins treurig en bezorgd bleef, zeide hij: //Mijn lieve zoon, als gij meent God niet getrouw in dit land te kunnen dienen, en als gij waarlijk begeert zijnen wil te doen en uwe ziel te redden, ga dan naar Herrnhut. Ik zoude u voor de geheele wereld niet terug willen houden." Hierop vertrok Mattheus met een vrolijk hart des nachts in het geheim. Zonder ongeval bereikte hij de grenzen en kwam te regter tijd in Herrnhut aan, met een paar stuivers in zijnen zak. In het begin kon hij, zelfs met den meesten vlijt te naauwernood in zijn levensonderhoud voorzien. Dit was echter een klein buzwaar, vergeleken bij het vcrdriet, hem ver- ■JBflH it i\ !M| i I i ■li ^!;iii ■ 1 ! ■• "^ 1 / 1 II HI ■ ilili'' li I 102 oorzaakt door de droevige tijdingeu welke liij uit zijne ouderlijke woning ontving. Een neef van Mattlieus had zich bij hem gevoegd te Herruhut, en de vaders dezer jongelingen werden streng gestraft voor de vlugt hun- ner beide zonen : zij waren in boeijen geslagen en tot dwangarbeid veroordeeld. De vader van Mattheus werd na eene korte gevangenschap weder in vrijheid gesteld, maar zijn oom bleef bijna tot den dag zijns doods in den kerker. De twee jongelingen keerden naar Moravie terug, en besloten ora, zoo mogelijk, de vlugt hunner bloedverwanten te bewerkstelligen. Hoewel zij toen hun voornemen niet konden ten uitvoer brengen , werden toch de overige familieleden langzamerhand alien in Herrnhut bereenigd, maar in diepe armoede gedom- peld, want al hunne have hadden zij acliter moeten laten. Zoo was dan zijn grootste aardsche wensch ver- vuld, maar Mattheus Stach had nog volstrekt geen vrede. Niettegenstaande zijne godsdienstige opvoeding, waren zijne oogen nog niet geopend , om den waren zin des Evangelies duidelijk te verstaan , zoodat hij trachtte door zijne eigene geregtigheid den vrede zijner ziel te verkrijgen. Zijne angst werd vergroot door de verkeerde meening die in dezen tijd onder de broederen heerschte, namelijk dat een Christen noodzakelijk de voile verzekerd- heid moet bezitten dat zijne zonden vergeven zijn. Om deze te verkrijgen, vastte, waakte en bad hij, soms geheele nachten, totdat zijne krachten hem begaveu. I'* 1,1 1. 1 ?,.'f ■. 103 Eindelijk, bijna tot wanhooiJ gebragt, riep hij uit: //Heer! ontferm u over mij, ik ben verloren !" ,/Maar/^ zeide hij, ,/in dozen tijd van hopelooze ellende openbaarde zich de Vriend, die mij gezocht en gevonden had, aan mijne ziel, hoewel ik het niet durfde gelooven, en mijne ooren werden geopend ora zijne stem te hooren, die tot mij sprak : Vrede zij u. Sedert dien tijd had ik vrede, en dankte God geduriglijk in mijn hart, hoe- wel ik tot niemand over mijne groote blijdschap sprak/' Frederik Boehnisch was de zoon van eenen molenaar uit Kunewald, in Moravie. Even als Mattheus Stach genoot ook hij den zegeu van een goed voorbeeld en eene godsdienstige opvoeding in zijns vaders huis. Daar het hun verboden was de openbare godsdienst- oefeningen volgens hun geweten te houden en zij aan geene andere eeredienst konden deelnemen dan aan die der Roomsche kerk, waren de ouders van Prederik Boehnisch en eenige buren die hetzelfde geloof hadden omhelsd, gewoon van om tijd tot tijd zamen te komen en met elkander te bidden en de liederen te zingen die door de herinnering aan vrome voorouders en door eeuwenlange vervolging aan de gemeente der Broederen dierbaar geworden waren. Bij deze zamenkomsten werd de Heilige Schrift gelezen, en zoo goed mogelijk uit- gelegd door de broeders over welke wij hierboven spraken, en die als zendelingen onder hunne verstrooide geloof sgenooten werkten. J. /. iil'l'l': 1- I ' ml \ 111 1 t ' i > ii ^., ^ 1 ul m Jb ii ' ^ HI Ml V H 1 - BK in ''if 11 i i « A 101. Toen Frederik twaalf jaren oud was, werd het bem vergund voor de eerste maal eene dier bijeenkomsten bij te wonen , en hij was zoo diep getroffen door de gebeden eu vermaningen welke hij daar hoorde, dat de indruk daarvan nooit geheel uit zijn hart word weg- genomen. Van dezeu dag af besloot hij , zoo spoedig eene gelegenheid zich zoude opdoen, zijne geboorte- plaats te verlaten en een oord te zoeken waai hij open- lijk en zoo dikwijls als hij wilde, God zoude kunnen aanbidden met zijne medegeloovigen. //Ik vroeg/' zeide hij, „waar ik zulk eene pla-^ts zoude kunnen vinden ; en het antwoord was : In Saksen , ten westen van hier. Hierop ging ik elken dag in den tuin en knielde met het aangezigt naar het Wesien gekeerd. Vurig en dikwijls bad ik met tranen dat God mij naar die plaats mogt brengen." Twee jaren waren verloopen toen een van de zendelingbroeders , wiens woorden het hart van Trederik zoo zeer bewogen hadden, weder in Kunewald kwam. Hij was op weg om andere oorden te bezoeken, waar huisgezinnen van de broederen woon- den, die onder de Roomsch-Katholieke bevolking ver- spreid waren. De knaap vroeg verlof hem te mogen verge- zellen ; maar hij was nog te jong om volkomen ver- trouwen te kunnen stellen op zijne standvastigheid en voorzigtigheid. Zijn vader, die bij ondervinding wist, hoe naauwlettend de bewegingen dor broederen werden nagegaan, en die vreesde dat zijn vriend door zijnen 105 zoou in ongelegenheid konde gerakeii, wilde zijne toe- stemming niet geven. Kort hierop kregen ecliter de bewoners van Kunewald berigt van de nieuwe kolonie welke zich juist te Berthelsdorf gevestigd had. Een kiein gezelschap, en hieronder een naaste bloedverwant van Boeliiiiscli besloot, zoo mogelijk, derwaarts te verhuizen. Frederik smeekte zoo dringend om met hen mede te mogen gaan, dat zijn vader en zijne moeder hierdoor bewogen werden hunne toestemming te ge- ven. „Wij vertrokken," zegt hij, ,/op Palmzondag tegen het vallen van den avond, en omstreeks Paschen bereikten wij veilig eene stad, waar het den Protestan- ten vergund werd om in het openbaar godsdienstoefening te houden. Hier hoorde ik voor de eerste keer mijns levens eene preek van een predikant der Hervormde kerk. Den volgenden Zondag kregen wij Berthelsdorf in het gezigt. Slechts drie huizen waren er tot dus verre op den Hutberg gebouwd en deze waren nog niet voltooid. Maar mijn hart vloeide over van lof en dank, want God had mijn bede verhoord, en mij on- der broederen iaten wonen." De kracht en opregtheid der godsdienstige beginselen van den knaap werden uu op de proef gesteld. Hij had den overvloed van alle aardsohe goederen in zijns vaders huis achtergelaten om van nu af in het lot te deelen van een zeer arm volk. Nooit berouwde hem evenwel zijn keuze. Terwijl liij werkte en alles deed wat zijne hand vond om te 'hi i' 'I 1 * : m IH lOG doeu nu eens als wever, dan weder als tuinman ar- beidende, was hij gelukkig en tevreden met de soberste kost. Hij had ongeveer drie of vier jaren in Herrnhut gewoond toen Mattlieus Stach daar aankwam. Zij wa- ren bijna even oud en sloten weldra een warm vriend- schapsverhond met eikaar. De familie van Johannes Beck had velerlei vervolging ondergaan wegens het vasthouden aan hun geloof. Zijn grootvader, wiens gezondheid door de folteringen ge- knakt was, stierf nog jong zijnde en liet twee zonen na, die aan hunne moeder ontnomen werden om in de Eoomsche kerk te worden opgevoed. Maar in het hart van den oudsten knaap, had het onderwijs zijner ou- ders te diepe wortels geschoten , dan dat het konde worden uitgeroeid. De vrucht openbaarde zich door den ijver waarmede hij op later en leeftijd de Schrift onderzocht en onder zijne buren alien opzoclit welke eenige begeerte toonden om God te dienen. Hij trachtte hen te overreden zich met hem te vereenigen in het verga- deren van godsdienstige kennis en het doen van andere werken van liefdadigheid. Vooral droeg hij zorg om zijn zoontje Johan in het Woord van God te onderwijzen. Toen de knaap oud genoeg was om onder vreemden in dienst te treden , liet zijn vader hem met deze woorden gaan : //Mijn zoon, houd den Heer uwen God steeds voor oogen, dan zal het u welgaan voor tijd en eeuwigheid." //En gedurende eenigen tijd/' zeide Johannes Beck , nam 107 '• .^ . ik deze vermaningen zeer ter harte, maar langzaraer- hand vergat ik ze en werd onverscliillig omtrent alles wat God behaagde. Op zekeren dag echter , dat ik met mijns meesters werk bezig was, zag ik in een Nieuw Testament r,n viel mijn oog op deze woorden: Ik weet uwe werken, dat gij nocli koud zijt, noch heet. Ik las de volgende verzen en die woorden waren als vuur, zij doordrongen mijn gansche hart/' Dit bieek het keerpunt te zijn in het leven van Johannes Beck. De schaamte en smart waarmede hij vervuld was van wege zijn laauwheid in ondankbaarheid jegens zijnen Zaligmaker , werden gevolgd door het levendige geloof in de verzoening derzelve. //Ik zag Hem /' zeide hij , //als het ware voor mijn oogen gekruist, om mijne zonden, en was vervuld met eene onuitsprekelijke dankbaarlieid en begeerte om Hem te verheerlijken/' De verandering welke in den jongeling plaats greep trok weldra de aandacht zijner kameraden, tot wie hij dan ook openlijk sprak, hen waarschuwende en hen smeekende zich met geheel hun hart tot den Heer te bekeeren. Eenige werden door zijne vermaningen ge- wonnen, en op hunne beurt begonnen zij over het Evangelic tot hunne buren te spreken. Na verloop van tijd werden velen opgcwekt meer erustig de dingeu te bedenken die tot hunnen vrede dienden; zij begonnen zamen te komen om te bidden en de H. Schriften te lezen. Onder hunne buren werd deze nieuwe godsdienst- • . ■ ■1 1 rfl 108 « I ii«- m ijver door sommigen goeclgckeurd , door andereu bc- spot, maar de overheden uit den omtrck waren diep gekrenkt en maakten een einde aan de bijeenkomsten door de gevaiigenneming van Johannes Beck , en van een ander jongeliug die er eene eerste plaats had be- kleed. De beide jongelieden werden veroordeeld oni ieder afzonderlijk in boeijen geslagen te worden , en men deelde hun slechts zoo veel brood en water toe als noodig was om hen in het leven te behouden. Beck vooral werd zeer streng behandeld, maar hij ontving genade om standvastig te blijven en heeft later gezegd dat de blijvende bewustheid van Gods nabijheid, hem zijne gevangenis tot een fe /mis had gemaakt. Toen de gevangenschap eenigen tijd geduurd had, verkreeg Becks medegevangene eenige meerdere vrijheid van zijnen bewaarder ; het werd hem zelfs vergund nu en dan in de gevangenis roud te loopen. Hij maakte van zijne vrijheid gebruik om de eel te bezoeken, waarin zijn vriend in boeijen lag, en te zamen beraamden zij het plan om te ontvlugten en vonden een middel om de ijzers los te maken. Zij klommen met goed gevolg over de muren der gevangenis, maar hunne vlugt werd ontdekt voordat zij eene halve mijl van de stad ver- wijderd waren. Het gelukte hun evenwel, niettegen- staande zij hevig vervolgd werden, zich in het kreu- pelhout te versteken en zich daar te verbergen, tot dat zij eindelijk konden ontvlugten. Zij hadden geld ^ ■flii-i lOO noch vocdsel, zoodat zij tot Breslau liuiincn weg al bede- lende voortzetten; liier had eeii van hen Luthcrsche beken- deu , bi'j wie zij hooptcn eene schuilplaats te vinden. Maar tocn zij nog ver van de stad verwijderd wareu, werd een arm landbouwer getroffen door hun uitge- liongerd en lijdend voorkomen. Ilij nam hen in ziju huis en onderhield hen liefderijk gedurende ecnige dagen. Bemerkende dat zij vlugtelingen uit Moravie waren, sprak hij tot hen over Herrnhut. Dit was de eerste keer dat zij van deze volkpkuting hoorden, en terstond besloten zij zich liever derwaarts dan naar Breslau te begeven; nadat zij nog met vele bezwaren hadden te worstelen gehad, bereikten zij veilig de schuilplaats der broederen in den zomer van 1732. Graaf van Zinzendorf de liefdevolle beschermer der gemeente te Herrnhut was reeds begonnen hare aan- dacht te vestigen op den treurigen toestand der hei- denwereld. Gedurende zijne studien aan de hoogeschool, was de ernstige begeerte in hem ontwaakt ora een werktuig te worden in Gods hand ten einde het woord des levens onder heidensche volken te verspreiden. Aan dezen hartewensch kon niet voldaan worden voor het jaar 1731, toen hij de krooning van Christiaan VI in Ko- penhagen bijwoonde. In deze stad ontmoette hij twee Groenlanders die door den eerwaardigen Egede gedoopt waren , en met leedwezen vernam hij , dat de zending f 1- ^# TTW no If in Greenland zoude opgcheven wordeu. Zijne dienareu spraken ook met cencn gcdoopten neger van St, Tho- mas, die met ernst er op aandrong dat christen-zen- delingen tot zijne in slavernij verkeerende landgenoo- ten zouden gezonden worden. Hij scheen groot bclang te stellen in bet lot zijner zuster, welke hij achterge- laten bad op dat eiland en die, zoo als hij zeide, dikwijls den grooten God aanriep , om tocb iemand te zenden die haar den weg tot Hem mogt toonen. De Graaf verscbafte hem de gelegenheid om zijne zaak in eene openlijke vergadering aan de breeders te Herrn- hut bekend te maken. Toen hadden zijne voorstellingen en smeekingen zulk eene uitwerking , dat twee van hen die hierbij tegenwoordig waren , Leonard Dober en een andcr , zicb aanboden naar St. Thomas te gaan , niet- tegenstaande bet bun werd voorgebouden dat zij zicb als slaven moesten laten verkoopeii, wilden zij toegang tot de negers verkrijgen. Den 21^**^" Augustus 1732, zeilden zij uit, tien jaren na de sticbting van Herrnbut. In dezeu zelfden tijd werd ook bet zendingsplan naar Greenland besproken. Daar dit land onder de bescberming stond van bet Deensche gouvernement , betwelk den breederen zeer toegenegen was , scheen dit wel gescbikt te zijn ter vestiging van eenen zen- dingspost. Mattbeus Stach en Frederik Boebnisch bad- den beiden , ieder afzonderlijk bet voornemen opgevat , zicb tot deze dienst aan te bieden. Na een naauwkeurig Ill oiiclerzoek naar de redeneu van zulk eeue ondernemiag werd het aanbod aangenomeii ; maar dc zcndirig naar St. Thomas had zoo zeer de miildelen dor kleine ge- meente uitgeput, dat zij dc zendiug naar Groenland uitstellen moest tot Jauuarij 1733. lu dieu tusschentijd was Frederik Boehriisch op eerie verre reis uitgezoiiden , oni eenige zakeii voor de gemeeiite to verrigten, en in zi'jne afwezigheid bewil- ligde Christiaan Stuch er in, om zijn neef Mattheus te be- geleidcn. Christiaan David ging met hen, dewijl zij nog zoo jong en onervaren waren. Zijn pl^-n was naar Europa terug te keeren zoodra hij de zending goed gevestigd zoude zien. Onze reizigers trokken over Hamburg naar de Deensche hoofdstad, maar hadden te naauwernood eenige reisbehoeften behalve de mcest noodige kleedingstukken. In Kopenhagen werden zij vriendolijk ontvangen door professor Ewald,lid van het ZeudingscoUegie, en door andere vrcemden aan wie zij waren aanbevolen. Hun voornemen om naar Groenland te gaan werd echter als eene hersensohim beschouwd, vooral zoo lang het lot der Deensche zending te God- haab nog onbeslist bleef. Doch zij sloegen weinig acht op de donkere voorspellingen welke men hun deed, en geloofden dat Hij, die hen tot dit werk geroepeu had, hen in de uitvoering zoude ondersteunen. Weldra vernamen zij, dat Zijne Majesteit vergund had nog een ander schip naar Godhaab te laten vertrekken, i">'^ ^iv a^ 113 I !il en nu wendden zij zich tot des Konings kamcrheer met hct verzoek daarrncde den overtogt te mogcn ma- ken. Hun eerstc bezoek bij dezen minister was niet wcinig ontmoedigend. Het moest dezen inderdaad wol vieemd schijnen, dat jongelicden, die noch de voordec- len dor wetenschap, noch die der ondervinding bezaten , diiiir hooptcn te slagen, waar de onvermoeide pogin- gen van den vroraen en geleerden Egede zoo weinig haddcn tot stand gebragt. Maar toen hij bij nadere kennismaking overtuigd werd van dc dieptc van hun geloof en van de opregtheid van hun voornemen, werd hij hun warme vriend, bood gewillig hun ver- zoeksclirift bij den koning aan , en gebruikte al zijnen invloed ten hunnen gunste. Men zegt dat hij gebruik maakte van dezen bewijsgrond, dat God ten alien tijde de dingcn die zwak, en dwaas en niets zijn in de oogen der wereld , als werktuigen gebruikt hecft om zeer groote voornemens ten uitvoer te brengen , opdat de menschen Hem alleen de eer zouden geven en niet steunen op eigene wijsheid en magt. De koning, door de voorstelling van zijnen minister bewogen, willigde hun verzoek in en schreef eigenhandig eenen aanbe- velingsbrief aan den zeudeling Egede. De kamerheer stelde hen ook aan verscheidene heeren voor, die veel konden doen door hunnen stand en hunne vroomheid. Deze droegen dan ook mildelijk bij tot de onkosten van hunne reis en hunne voorgenomen vestiging. Toen in M m 113 rheer ma- I niet il wol mlee- aten , .login- veinig iiadere } van icmeii, n ver- men hen eens vroeg hoe zij op Groenlarid in liuii onderhoud dachten te voorzieu , aiitwoordden zij dat zij steunden op liet werk huniicr liandcn en op den zegen van God , en dat zij zich eon huis wilden bouwen en hun- nen eigen grond bearbciden, opdat zij niemand lastig mogten valleii. Op het antwoord dat zij geen hout zouden vinden , daar lict land weinig anders was dan eene naakte rots, hernamen zij : »Dan zullen wij een hoi in den grond graven en daar woncn." //Neen," zeide de kamerheer, ,/tot die noodzakelijkheid zult gij niet gebragt worden. Ilier zijn vijftig dollars; koopt bouwstoffen en necmt deze mode." Met deze en andere giften kochten zij balkcn, planken en latten; werk- tuigen voor landbouw, metsel- en tiinnierwerk; ver- scheidene soorten van zaden en wortels; gereedscbap- l)en om te visscben en te jagen; huisraad, boeken, papier en levensmiddelen. Aldus uitgerust namen zij een dankbaar afscheid van het hof, waar zij zoo gastvrij onthaald waren en gingeu den 10*^^" April aan boord van des konings schip Caritas. De gemeente te Herrnhut had de ge- woonte aangenomen om teksten uit de Heilige Schrift bijeen te verzamelen voor elken dag des jaars. Deze verzameling M^erd genoemd het //Dagelijksche Woord"; het gaf een onderwerp aan de hand voor afzonder- lijke overdenking en tevens voor de openbare bespre- kingen. Nog lang herinnerden zich de broeders dat 8 H I U I l:» ' *, 114 de dagtekst, voor den 10'^^" April, toen Iiuune zen- delingen zich insclieepten voor eene onderneming, die zoo dikwijls alle hoop scheen to verijdelen , dit woord was: „Het geloof is een vaste grond der diii» gen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet'^ (Hebr. XI : 1). In dit geloof gingen zij onder zeil , en werden niet ontmoedigd door de onuit- sprekelijke moeijelijkheden der volgende jaien, totdat zij en hunne broederen ten laatste de vervulling za- gen van hunne hoop. Op den drie en dertigsten dag hunner reis kregen zij de kust van Groenland in liet gezigt; maar een hevige storm die vier dagen aan- hield en die door eene algeheele zousverduistering was voorafgegaan , dreef hen zestig mijlen terug. Den gQsten ]y[gj wierpen zij het anker in de Baalsrivier en begroetten met blijdschap de ijsklippen en de onbe- schaafde bewoners van een land, lietwelk zoo lang het onderwerp hunner gedachten had nitgemaakt. Terstond na hunne landing bezochten zij den heer Egede, die hen hartelijk welkom beetle en hunne hoop bevestigde dat, hoe donker de tegenwoordige toestand der zaken ook mcgt zijn , het licht des Hee- ren nog over Groenland zoude opgaan. Hunne eer- ste zorg was eene plaats te zoeken waar zij hunne woning konden opslaan. Zij kozen een stuk land tusscben den haven en de factorij in het dorp God- hanb, op de znidwestzijde van een klein schicrei- 'M 115 Y-r ;i zen- die dit dill' men n zij )nuit- :otdat y za- n dag LU liet 1 aan- ig was ;. Deu vier en onbe- ng liet In heer hnnne •ordige s Hec- |iie eer- hunne Ik land |p God- ^chicrei- iaud, waarvau de uiterste rand drie strauden vormde, tusschen welke de rotsen in de zee uitsprongen. Tus- schen deze rotsen was de kust beschermd door eenen dam van steenen, welken de golven hadden aangespoeld. Zij verhief zich met eene trapsgewijze helling en ein- digde in een klein dal van eene beek doorstroomd. Hier, omtrent eene raijl van het zeestrand verwijderd, bosloten zij hun verblijf te vestigen, en omdat het bouwen van het huis waarvoor liurine vrienden in Denemarkeu hen van hout voorzien hadden , een werk zoude zijn dat tijd vereischte, maakten zij op Groen- landsche wijze eene hut van zoden en steenen, om gedurende den opbouw eenigzints beschut te zijn. Het was nu Junij , maar toch was het zoo doordringeud koud, dat de graszoden in hnnne handen bevroren, teiwijl zij bezig waren met bouwen. In het midden der maand keerde de Carinas weder naar het vaderland terug. Hier volgen eenige woorden uit de brieven welke Mattheus Stach bij deze gele- genheid aan de gemeente te Herrnhut zond : //Broeders en zusters , geliefden in den Heere Jezus, door wiens genade wij het leven hebben. God die rijk is in barmhartigheid heeft ons in vrede in dit land gebragt. Wat wij zochten hebben wij gevonden, een volk dat niets van zijnen Maker weet. Zij bekomme- ren zich nergens over dan om zeehonden, visch en rendieren te vangen, en om deze to krijgon trekkou I' ^' ^/' !;-; 116 zij steeds been en weer. Wij verlangeu hunne taal te leereu ten einde tot hen te spreken over God, over zijnen Zoou Jezus, en over den Heiligen Geest. Wij verlangen hen op te wekken en hen tot ouze vrienden te maken; maar wij weten niet hoe v/ij hen naderen zullen, want heden zijn ze hicr en morgen daar, op de ei- landen en op de kusten, en zoodoeude buiten ons be- reik. Ilebbeu wij te Herrnhut , toen wij besloten hadden dit werk te ondernemen, de vele bezwaren overwogen aan welke wij blootstaan zouden ? Op deze vraag ant- woord ik, er is een spreekwoord : ,/De man die in 't geloof volhardt zal niet wankelen op zijnen weg." Onze weg is in 'tverborgen, wij kunnen niets zieu. Maar onze dagelijksche les is , stil te zijn in den Heer. Naar bet uitwendige gaat het alles goed met ons , maar onze harten verlangen om zielen te w^innen, en hieraaii kunnen wij tot nog toe niets doen. Door Gods ge- iiade wiilen wij echter niet moedeloos worden , maar op den Heere w'achteu. Als lict zijn tijd is dan zal Hij dit land genadig zijn en de duisternis in licht veraiide- ren, en de ijskoude harten van zijn volk ontdooijen. Zoolang onze weg regt is voor Hem , zullen wij niet dwalen lioewel de menschen ons als dwazen aanzien, en waarlijk wij zijn dwaas in het oog van velen, die dit land en zijne bewoners kennen." Aan de jongeliugen die meer in het bijzonder zijne medgezellen waren geweest, schrijft hij: Ik schrijf u, 117 iftl te over Wij iuden deren de ei- Ls be- adden .vogeii ig ant- .e in 't weg. ,s zien. [1 Heer. 3 , maar hieraaii ods ge- aaar op Hij dit lerande- Idooijen. |wij nict ianzien , Len, die (er zijue ttiijne broeders uit eeii land , waar de naam van Jezus nog onbekend is. Hier heeft de zon der geregtigheid nog niet geschenen, maar gij leeft in het liclit ba- rer middagstralen ! Heeft zij uwe harten reeds ver- warmd? of blijven deze nog ijskoud? Het ware beter in Groenland te wonen en nooit van Jezus gebocrd te hebben, dan het licht rondom u te zien schij- nen en niet op te staan om als kinderen des liclits te wandelen. Maar gij, die den Zaligmaker gekend hebt, mogt gij in de genade bevestigd worden. Mijn hart dient met het uwe onder de banier des kruises. In Christus wil ik leven en in Hem wil ik sterven. Laat ons elkander opwekken het Lam te volgen tot buiten de legerplaats. De zaligheid is groot, en de oogst zal heerlijk wezen, wanneer wij veel zaad ge- zaaid en het met vele tranen zullen nat gemaakt hebben. Gedenkt den minste uwer broederen steeds in uwe gebeden." Deze opregte liefdegloed en dit ootmoedig vertrouwen, 't welk door den schrijver in den brief uitgedrukt wordt, waren noodig om hem en zijne medezendelin- gen staande te houden bij de verschillcnde bezwaren die zij ontmoetten. In sommige opzigten waren deze grooter dan die welke de werkzaamheden van Egede hadden belemmerd, voordat zij hunne zending ondernameu. Het was noodig dat zij zwaar werkten, beide met hoofd en hand, aan M^erkzaanilieden die geheel vreemd ^■f Oa*. i ■ :. J k 118 !|>^!! mt ■m) voor hen wareii. Geboren en opgevoed in een land dat ver van de zee verwijderd ligt , waren zij in de scheepvaart ten eenenmale onervaren. Wat de kennis van visschen en jagen betreft, ging het niet vcel be- ter. Nu moesten ecliter visschen, vogels en rendierea gevangen worden om zoo lang mogelijk hunnen kleinen voorraad van Europesche levensmiddelen te sparcn , en gedurende de zomermaanden moest het ilrijfhout op de kusten der eilanden verzameld worden om hen gedu- rende den laugen Noordpoolwinter van brandhout te voorzien. De zendelingen hadden eene oude boot van den kapiteiu der ^'aritas gekocht, en wanneer het weder het hun toeliet, gingen zij uit om voedsel en brandstof te zoeken. Maar, zooals ligt te denken valt, zij waren aan vele gevaren blootgesteld en had- den menigen dag van honger en mislukten arbeid door te staan , voordat zij geleerd hadden hunue boot in deze stormachtige en met ijs opgestapekle zeeen te besturen, of voordat zij in visschen en jagen bedre- ven genoeg waren om zich den noodigen voorraad van voedsel te verschaffen. Voornamelijk trachtten zij eenige ervarenheid in het besturen eener boot te verkrijgen, omdat zij alleen door raiddel van bootreizeii hopen konden met een zwervend volk bekend te worden, dat verstrooid was langs de kusten van honderd baai- jen en inhammen. Maar deze bezigheden, hoe noodig en moeijelijk zij ook waren veroorzaakten hun niet 119 and de [inis be- eren inen I, en )p de ;edii- it te ; van r liet sel en 3nken 1 had- arbeid oot in en te 3edre- id van eenige I'ijgen, bopen oi'den , d baai- noodig n niet zooveel lioofdbrekeus als de studie der taal. Egcde stelde hun welvvillend de spraakkuiist , het woorden- boek en andere papieren , die hij had opgesteld , ter hand, opdat zij hiervan voor zichzelve afschrift mog- ten nemen. Zijne zoons hielpeu hen dikwiljls in liunne stadien, door hun de taalkundige regelen en aanmer- kingen uit te leggen die hun vader ter neder geschre- veu had. Maar als men bedenkt dat Mattheus Stach en zijne medgezellen nooit te voren eene spraakkunst hadden gezien en den zin niet begrepen van de ge- bruikte uitdrukkingen, dat zij buitcndien verpligt wa- ren de Deensche taal te leeren, voordat zij hunne onderwijzers konden verstaan, dan zal het niet vreemd geacht worden datde zwarigheden welke voor Egede ontzettend waren, voor deze ongeletterde leerlingen bijna onoverkomelijk bleken te zijn. Christiaan David was te oud om nog met goed gevolg aan het leeren der taal te beginnen. Hij hield zich met de huishoudelijke zaken bezig en met het bouwen van het zendingshuis , dat reeds ver genoeg gevorderd was om bewoond te worden toen de winter naderde. De hut, welke den broeders tot dus verre tot huis gediend had , werd bewaard , in de hoop dat , wanneer zij zooveel kennis der Groenlandsche taal zouden verkregen hebben , om zich met de inlanders te kunnen onderhouden, vreemdelingen de posten dikwijls zoud(3n opzoeken. Voor dezen kon de hut een tijdelijke :■* X r\ 'WW ill ■iki ■4-^- r' ' ■' 120 schuilplaats verleenen , indien de zendelingen hen koii- den overreden gedurende een kleinen tijd daar te ver- toeveii. Het zendiiigsliuis bevatte, behalve de iioodige kamers voor de breeders, een grooter vertrek voor kerk en school bestemd, en hei was de vurige hoop en begeerte der jongelingen dit met inlandsche scho- lieren en Christenbelijders gevuld te zien. Chnstiaan David decide hunnen wensch, maar zijne hoop was minder levendig. Later, toen betere dagen waren aangebroken, zeide hij : //Ik bouwde de eerste school voor de zendelingen en de eerste school voor de inboorlingen, maar verwachtte niet dat de woning bewoond zoude blijven en dat de school ooit te klein zoude worden." De zendingpost, welken de zendelingen naar hun Duitsch vaderland Nieuw-Herrnhut noemden, werd niet zelden door eenige iuboorlingen bezocht. Zij kwamen echter alleen om to bedelen of om zulke voorwerpen in ruil te ontvangen als hun bekoorden, en, alsof zij met een boozen geest bezield waren, stalen zij de handschriften waaraanhunne gastheeren zoo- veel arbeid besteedden. Toch zouden huis en school spordig tot verdringens toe gevuld worden, maar met zieke en stervende lijders, niet met leerlingen van Gods Woord. In de geschiedenis van Egede hebben wij medege- deeld hoe de pokken voor de eerste keer en zoo schrik- kelijk in Groenland verschenen. Het land rondom God- in on- rer- lige 'oor oop clio- ageii erste voor Dning kleiu ingeu nden, it. Zij ulke )rden , arcn , n zoo- school met m van edege- schrik- ■u God- haab werd daardoor bijna geheel ontvolkt. Naar het voorbeeld van den ecrwaardigcn Egede, gingen de Moravisclie broeders van plaats tot plaats om de zie- keu te bezoeken en te helpen, en ontvingen en ver- zorgden zij velen van hen onder hun eigeu dak. Slechts in zeer enkele gevallen werd de moeite die zij aan de lijders besteedden met hun herstel beloond. Van alien die door de schrikkelijke besraetting werden aangetast, kwam er ter naauwernood een van de honderd door. In pLiats van trouwe oppassers werden de broeders zelf patienten. Hunne gezondheid had veel geleden door de vermoeijenis en andere benarde oinstandigheden, welke aan bunne ziekenverpleging verbonden waren geweest , en toen nu de winter naderde , veroorzaakte de scherpe koude hun een aanval van scheurbuik, zoodat zij som- tijds ter naauwernood hunne leden konden bewegen. Maar zij erkenden het als een groot bewijs van Gods genadige zorg voor hen, dat zij nooit alle drie te gelijk tot hulpeloosheid waren gebiagt. leder was op zijne beurt in staat de anderen op te passen. Onder zulke tooneelen van ziekte en verdriet, gingen de wintermaanden voorbij. Toen de iente terugkwam , was het onwaardeerbare hjpelbLad in overvloed onder de sneeuw opgeschoten, en een heilzaam geneesmiddel voor de ongesteldheid der broeders. Maar de pokken bleven tot ver in den zomer onder de inlanders lieer- schen, zoodat het Land vele mijlen rondom Godhaab ■■',Z i * iiP^ ■■;t J. a- )!:.-J » i' I iff 'S' r„ 1 jn ;'i p *■ :; PIIWI 122 en Nieuw-IIerruhut zonder inwoiiers was. Toen de Deensche kooplieden liunne gewone handelsreizen maakten, vonden zij iiiet dau ledige liutten, en on- begraven , half door vossen en raven vertoerde lijken. En op de verscliillcnde oordeu vvaar de groote mcnigte van Groenlanders van verre plaatsen gewoon waren in dit jaargetijde been te trekken om zeelionden te van- gen en te visschen, werd geene tent op de kust ge- zien en geen kayak in het water. De inlanders ver- meden de gelieele kust en de eilanden die in hare nabijheid lagen, als het broeinest van de phiag. Toen Christiaan David en Christiaan Stach zagen, dat het land eene ware wildernis was geworden, dach- ten zij , dat het noodeloos zou zijn Linger te blijven en besloten zij de eerste gelegenheid waar te nemen, naar Europa terug te keeren en een meer belovend arbeidsveld te zoeken. Maar Mattheus Stach had be- sloten, niettegenstaande alle teleurstelling , zijnen post niet te verlaten , zelfs al zouden lange jaren van ver- ijdelde hoop zijn deel zijn, gelijk zulks met Egede het geval was geweest. En yoordat zijne medgezellen hun besluit konden ten uitvoer brengen om het land vaarwel te zeggen, werden hunne verslagen harten opgebeurd door de komst van nieuwe arbeiders. De Koning van Denemarken had den wensch geuit, dat het getal zendelingen van Herrnhut vermeerderd mogt worden. Dien ten gevolge werden Johannes Beck en 123 de ieii oil- en. igte II in van- , ge- ver- hare igen, dach- lijven emen, ovend d be- ll post ver- Eii;ede zellen ; land liarteu rs. re t, dat dmogt eck en Frederik Boehnisch gekozen, die gewillig dit work aanvaardden. Eerst begaven zij zich naar Berb'jn waar Ds. Jablonskij , een ouderling of bisschop van do ver- eenigde Broedergemeente , die tevcns liofkapellaan was , hen met veel vriendelijkheid ontving en hen, door vele gebeden vergezeld, verder deed trekken. Te Kop- penhagen , waar zij twee maanden werdcn opgehouden, vonden zij een warmcn vriend in Baron van Soelen- thal, gouverneur van den Kroonprins. Poor zijne bemiddeliiig verkregen zij kosteloozen overtogt naar Groenland, en een schip dat zich derwaarts begaf , werd geladen met bouwstoffen , tot oprigting eener nieuwe kolonie te Disko. Hij schonk bun ook eene zeer groo- te hoeveelheid etenswaren voor hun onderhoud. Een gedeelte van dezen kostbaren voorraad namen zij mede, maar omdat er slechts zeer weinig plaats aan boord was, waren zij genoodzaakt het overige achter te laten om door een volgend schip te worden mede gebragt. Nu begon hunne eerste ondervinding der uitwendige beproevingen van het zendebngsleven. De wclwiliendheid welke hun te Koj)penliagen was betoond bleef hun deel niet aan boord van het schip, en de reis hoewel zij minder stormachtig was dan die van hunne voorgangers, werd hun zeer pijnlijk gemaakt door de spotternij , de beleedigende taal en de harde behandebng welke hun dagelijksch deel waren. Inder- daad verheugd waren zij , toeu zij te Disko door het m fwi ■ 121. vrieiidelijke gezigt vau Cliristiaan David verwelkorad werden. Ilet schip dat het huniio vooruitging, was in Godhaab biniicngeloopen, en had dc tijding ge- bragt van de nicuwe volksplanting. Men verzocht Cliristiaan David aan den opbouw der woningen mede te werkcu. Beck en Boelinisch lecnden ook hunne handen tot dit goede werk , tot dat hot schip naar Godhaab verlrok , waar hunne nankomst groote vreugde aan de Stachs veroorzaakte en Cliristiaans begeerte cm het land te verlaten geheel verdreef. Terwijl zij elkander opwrk(;^n tot bidden en wer- ken, vervolgden de zendelingen met ijvcr hunne be- zigheden buiten 's huis en de studie der taal. Door oefening werden zij tamelijk ervaren in het visschen en voorzagen zich zelve van voedsel, en niettegen- staande eenige ongelukken door het stormachtige weder veroorzaakt^ bezochten zij verscheidene gedeclten der kust en vermeerderden hunne kennis van het land en van deszelfs bewoners. Maar hunne vaste reizen, waarvan zich de eene hoiiderd mijlen ten Zuiden uit- strekte en de andere evenveel mijlen ten Noordeu , ondernamen zij in gezelschap van de koopliedeu. Dezen was hunne hulp zeer welkom , bij de gevaarlijke togten in welke zij aan regen en sneeuwvlagen en tegen- Avinden blootgesteld waren. De inboorlingen welke zij op deze verwijderde reizen ontmoetten, schenen meer geneigd hun welkom te heeten dan alle met welke zij 125 iintl was G^ Dcht nede inne imar ugdc ;eerte wer- e be- Door ssclien tegen- weder ;n der land en eizen , sn uit- loi'den , Dezen togten tegen- ilke zij meer ;lke zij tot dus verre in keunis waren gekomen. In het eerst, toeu de Groenlanders zageii dat de zend<3lingen ge- willig bij elken bandcnarbeid medchielpcn , mcenden zij dat 7iij de dienstkuechten der kooplicdcn waren, en behandelden hen met vcrachting. Toen zij echter bemcrk- tcn dat dit het geval niet was en zij het zaclitmoedig oil vriendelijk gedrag der vrcemdelingen waarnamen, verzochteu zij hen iu hunne tenten en trachtten met hen in gesprek te komen. HeL viel beide partijen moeijelijk zich zonder tolk verstaaubaar uit te druk- ken, eveuwei was het volk tevreden. Zij wenschteu dat de zeudelingen hun bezoek een volgend jaar zouden hervatten, eu beloofden ook hen te komen zien als zij op hunne reizen in de nabijheid van Godhaab landden. Deze bewijzen van welwillendheid moedigden den ijver der breeders aan tot het leeren der taal, hetwelk nog veel moeijelijkheden baarde. Deuitspraak, de tallooze bijvoegiiigen en taalbuigingen , het groot aantal voorwerpen die door hetzelfde woord uitgedrukt worden, alles vereischte een groot geduld en jaren van oefening. In dezen tijd kregen zij kostbare hulp van Paulus Egede, die sedert kort uit Denemarken teruggekeerd was. Ilij zonderde iedere week eenigen tijd af, om de broeders in het spreken eu vertalen te onderwijzen, en het duurde niet lang of zij waren in staat met genoegzame juistheid over algemeene onderwerpen in de zaken dezer wereld te spreken, m 'fii ii >» 1] m lit 12() v^oodut zij gcmakkelijk door de inlanders koiideii ver- staan wordeu. Toei) de breeders beproefdeii om op godsdienstige onderwerpen te komcn, bemerktcn zij, evenals Egede had gcdaan , dat het iiaauAvelijks mogelijk was , woorden tc vindcii, die hunnc meeniug uitdrukten. Zij besloten dus wijselijk zich te ontliouden over heilige dingen te spreken, totdat zij beter met de taal bekend waren, opdat zij de gedachten der iiiboorlingen iiiet in ver- warring zoudcn brengen en de christelijke godsdienst aan bespotting blootstellen , door het gebruik van on- gerijmde en dubbelzinnige woorden. Hoewel zij zich aan dezen regel hidden, outstond er toch wel eens eenige vergissing. Zoo werd bij voorbeeld een misver- stand veroorzaakt door huu gebruik van het Deensche woord Gud, dat God beteekent. De broeders begounen nu de Groenlanders over den Ahnagtigen Schepper aller dingen te spreken; maar daar zij niet wisten welk inheemsch woord te gebruiken, om met genoeg- zamen eerbied den naam van het Goddelijk Wezen uit te drukken, namen zij hunne toevlugt tot het Deensche woord Gud. Zij meendeu dat liet sommigen hunner reeds bekend zoude zijn door den veelvuldi- gen omgang met de Deiien. Het was hun onbekend dat er in de Groenlandsche taal een woord bestond dat eveneens werd uitgesproken , maar rivier beteekent. Later vernamen zij dat velen van de inboorlingen zich ljJ7 verwonderJ liadden dat de vreemdelingen met zoo veel erust gesproken liaddeu over hct bestaan der rivieren, waaraan iiooit iemand had getwijfeld. Toen men eenen zekercii man vroeg of hij aan Gud gcloofdc, aiit- woordde hij met verontwaardiging : ,/Waarom zoude ik daarin niet geloovcn? ik hcb or de stem van gehoord." Hiermede bedoelde hij hct bruisen der stroomen, die zich van de ijsbergen afstorten. Terwijl zij nog onbe- kwaam waren over godsdienstige onderwerpen te spre- ken, iiamen de brooders elkc gelegenheid waar om gedeelten der Ileih'ge Schrift en korte gebeden , die Egede vertaald had, voor te lezen. Op zekeren dag dat Mattheus Stacli aan een gezelschap inboorliugen een gebed had voorgolezen, zeideii zij tot hem, dat hij good Grocnlandsch gesproken had, maar dat zij niet verstonden wat hij meende door „verlost te zijn door het bloed van Jezus Christus/^ //Christus te ken- nen^^ deze taal is te hoog dan dat wij ze begrijpen zouden. Twee jaren waren nu sedert de schrikkehjke bezoe- king der pokkeu verloopen , en de inboorlingen ver- meden niet meer de omstreken der Baalsrivier. Het volk dat de visschersplaatsen bij Godhaab bezocht, kwam dikwijls in Nieuw-Herrnhut. Eenigen kwaraen om voedsei te vragen, anderen om uachtverblijf, weer anderen om messen, uaalden, vischliaken enz. ; niet een van de vijftig had een hooger beginsel om het zendingshuis te bezoeken dan nieuwsgierigheid en hoop ■It i. ■i4- •^f ( r ■ ' ' t ,■■ 'J I. op winst. Sommigen verklaarden zelfs openlijk clat als de zendelingen ophielden huu stokvisch te geven, zij uiet larger naar liunne woorden wildeii luisteren. Hoe zelfzuchtig en zelfs diefachtig de meesten van hunne gasten ook waren, de zendelingen wilden ze niet van zich stooten. Zij hoopten vroeger of later door aanhoudende vriendelijklieid , eenigen van dit volk voor betere dingen te winnen. Met vreugde merk- ten zij op dat sommigen die gebleven waren bij de avondgodsdienst en het gebed en gezang liadden aange- hoord, bijzondere belangstelling schenen te toonen. Zij vroegen verlof ora terug te komen , en deden ver- scheidene vragen over de bedoeling der zendelingen, en wilden weten waarom zij nedcrknielden, tot wien zij spraken, enz. Behalve liunne dagelijksche zamen- komsten tot gebed , zonderden de broeders iederen avond een uur af om zamen te spreken over hunne zending, over de verscliillende moeijelijkheden , de hoop en de zorgen die daze roeping lienbaarden, opdat de cen door de ondervinding van den anderen mogt leeren. Ell opdat niets den innigen broederband onder hen mogt breken, besloot ieder zichzelf te onderzoeken en afte vragen of hij geloofde dat zijne roeping eene God- delijke was , en of hij voornemens was daarin te blijven volharden, hoe groot ook de beproevingen mogten wezen , welke hij zoude hebbeu te verduren , zoo lang hij, volgens zijn geweten zoude kunnen ';2li, m 129 .t als eren. van m ze later m dit merk- bij de lange- oonen. !U ver- ingen , it wieu zamen- Lederen lunne e hoop idat de leeren. u mogt ;n afte God- ariu te evingen :duren , ku.niicn Eeggen, dat hij zijn pligt als een getrouw dieiistknecht tiaar zijn beste verinogeii had volbragt; — of totdat God, uaar zijiien ondoorgrondelijken raad, hein van dit arbeids- eld zoude wegnemen. Gedurende eenige weken over- cluchten zij deze vragen bij zichzelve, waarua, zij den uitslag van hun zelforiderzoek aan elkaiider mededcel- den. Toen bleek het, dat Christiaan Stach nooit roe- ping had gevoeld zijn geheele leven aan de Heidenen te wijden. De reis naar Groenland had hij als proef cndernomen , en om de phiats van eenen afwezigen bree- der te vervangen. Hij wilde nogtaus op zijneu tegen- woordigen post blijven, totdat God hem zoude ver- plaatsen of totdat hij door de Broedergemeente te Herrnhut teruggeroepen zoude worden. Christiaan David was naar Groenland gezonden, ten einde zijne twee jonge onervaren breeders behulpzaam te zijn tot de vestiging van een zendingspost ; daar dit ge- daan was, wilde hij den volgenden zomer naar Herrn- hut terugkeeren en zich ten dienst en ter beschikking van zijne broederen aldaar stellen. Niet lang hierna nam hij afscheid , met de belof te , dat de Groenlandsche zending altijd eene voorname plaats in zijne gebeden zoude bekleeden, en hij haar met kracht in Europa zoude helpen ondersteunen. Mattheus Stach, Frederik Boeh- nisch en Johannes Beck liadden zich in leven en sterven aan de zending gewijd. Zij waren vast besloten oiu te blijven gelooveu , ook waar zij niet zouden kunnen zieu , 9 I 130 en te liopen zelfs tegeii hope. Zij wilden hunue on- derneming iiiet laten varen totdat zij met voile vrij- moedigheid voor God kondeii betuigen, alles gedaan te hebben wat menschen konden doen. En bij deze gelegenheid sloten zij een wederzijdsch plegtig ver- bond om 1. Steeds in gedachte te houden dat zij in dit land waren gekomen steunende op God hunnen Zaligmaker, in wien alle volkeren der aarde zullen gezcgend worden. 3. Beiden, door woord en daad, naar de vermogcns die God hen gegeven had , iedereen be- kend te maken dat Jezus de wereld verlost heeft door zijn eigen bloed, opdat de harten der Heideuen door deze leer tot de gehoorzaamheid des geloofs mogten gebragt worden. 3. Te zamen in broederlijke liefcle te leven, de een des anderen geestelijke gaven, bun door God geschonken te erkennen en zijn naaste uit- nemender te acliten dan zichzelven. 4. Hun verschil- lenden dagelijkschen arbeid met raoed en vlijt te doen als voor den Heere, daarbij zich niet over te geven aan angstige bezorgdheid hoe zij in hunne tijdelijke be- hoeften voorzien zouden, doch hunne zorg op Hem te wentelen die de vogelen des uemels voedt en de bJoemen des velds kleedt. Zij zetten het zegel op dit verbond door te zamen des Heeren Avondmaal to gebruiken. Spoedig hadden de zendelingen behoefte aan al den troost dien het bewustzijn van eenheid hun kon schenken; want de opregtheid en de kraclit van hun ■A, J' 131 le on- 3 vrij- fedaan 3 deze g ver- zij in iiinuen zullen i, naar een be- 3ft door en door mogten e liefde sn, bun aste uit- erscbil- te docn le geven jlijke be- Hem te bloemen verbond jbruiken. aan al lun Icon van bun geloof zouden op eene zware proef gesteld worden. De mildheid waarraede een uitstekend weldoener aan liet Deensche hof, in vroegere jaren in hun levenson- derlioud voorzien had, is hierboven vermeld, Sedert dieu tijd was geen nieuwe leeftogt hun gezondeu. Zelfs was de voorraad welken Erederik Bochnisch en Jo- hannes Beck achtergelaten had den, vergeten geworden door hen die hem zouden opgezondeii hebben ; hij werd nooit in Groenland ontvangen. De visclivaiigst enjagt van 1735 wareu zeer ongunstig. In de kolonien hecrschte eene algemeene schaarschte van voedsel, en de zcii- deliugen waren niet bij raagte geweest eenigen voor- raad van visch en rendiercnvleesch op te doen. Hunne gezouten levensmiddelen waren gebruikt en niets bleef hun over dan eene kleinc hoeveelheid meel en erwteu en eenige scheepsbeschuiten. Christiaan David, die uu op zijn tcrugtogt was, zoude hunnen nood aan de broederen te Herrnhut bekend maken; maar de winter was op handen en verscheidene maanderi moes- ten verloopen voor dat de schepeii de kolonie konden bereiken. De Deensche kok)nisten hadden medebjden met hunne ellende, maar waren niet bij magte om haar te verzachten, daar zij zelve in verlegenheid zaten. De eenige toevlugt die den broederen bleef, was zeehondenvleesch van de Grocnhinders te koopeu, als zij dezen konden overhalen het hun af te staau. Want geen der Europeanen was bedreven in de vangst de- m .1 '4 • I' Itl ''' l( . ' 132 zer diereii; slechts den inlanders, in hunne kaijakg gezeten, die zij met eene onnavolgbare handigheid bestuurden, gelukte liet zeehonden te vangen. Maar de Groenlanders wilden volstrekt niets van hunne vangst afstaan ; zelfs de mannen die gedurende den vo- rigen winter ruimscboots door de goedbeid der zen- delingen ondersteund waren geworden, weigerden nu bun, tot welken prijs ook, eene bete voedsel te ver- koopen. Tot verscbooning van deze oudankbare zelfzucbt moeten wij in aanmerking nemen , dat de inboorlingen vooral gedurende den winter, bun leveu met vasten en feestvieren doorbrengen. Als er veel voorraad is , ZKKUOjrUt.WANOST l.N GuO}:.M.A.\U If "J 1 .13 heeft het volk cle gewoontc zijiic maaltijtleii geliecle nacliten voort te zetteu , en zicli met spijzen zoo vol te proppen dat het den Europeanen ongeloofelijk toe- schijnt. Maar als stormaclitig weder of buitengewone opliooping van ijs hen belet zeehonden of iets an- ders te vangen, zijn zij genoodzaakt dagen en weken lang hun leven te onderhouden , door het eten van zeegras , van het leder hunner schoenen , oude tentbe- deksels enz. Geen jaar verloopt waarinjiiet verscheidene ineusuhen van gebrek omkomen. De broeders achtten zich nu gelukkig, wanneer zij eene genoegzame hoeveel- heid raosselen en zeegras konden vinden om de kwelling van den honger te stillen. Het kleine overblijfsel van hun meel lieteu zij zooveel mogelijk uitdeijen, door het met eenige vetkaarsen te kooken; en hoe walgelijk dit geregt hun een paar weken vroeger zoude toege- schenen hebben, nu waren zij er zclfs dankbaar voor. In de ontzettende koude van de Noordsche streken seliijnt dierenvet of traau een bepaald vereischfce te zijn, tot onderhouding van het leven. Zij hadden met vele gevaren te worstelen bij het zoeken van voedsel. Hunne boot was zoo bouwvallig dat zij naauwelijks, zelfs bij het stilste weder kon gebruikt worden , maar de nood dwoug hen zich er in te wagen. Eens, toen zij naar huis terug keerden hadden zij bijna de kust bereikt, toen een plotselinge rukwind hen verscheidene mijlen terugdreef en nood- 1( '0 ■■'3 'i S9cm Ml 134 zaakte eeiie schuilplaats tc zoeken op een rotsaclitig eiland, waar zij door den aanlioudenden tegenwind gedwongen werden vier nacliten te blijven, geheel door- iiat van den regen en liet zeeschuim. Bij eene andere gele- genheid begaven hun bijna de krachten nadat zij langen tijd geroeid hadden. Zij moesten den naclit doorbrengen op eene onbewoonde plaats , welke hun geene andere schuilplaats verschafte dan een gat, hetwelk zij in de sneeuw gegraven hadden, en waarin zij zich neder- legden totdat zij genoeg uitgerust zouden zijn om zich door hard loopen warm te houden. Gelukkig voor hen was het nog te vroeg voor de scherpe winterkoude. De inboorlingen die de armoede en ontberingen van de broeders gadesloegen, waren verwonderd dat zij lust hadden om op zulken afstand van hun eigen land en in zulk een slechten en ellendigen toestand te wonen. Zij waren niet karig in hunne spotternijen over deze dwaasheid, zooals ze hun toescheen. Dikwijls zeiden zij: ,/Uwe landgenooten moeten al heel slecht zijn, daar zij u niets zenden , en gij zoudt dwaas zijn hier langer te blijveu." In dezen tijd van tegenspoed werd de hoop en de moed der broeders staande gehouden door het geloof dat hun Hemelsche Vader hen niet verlaten zoude: //Wij weten niet,'^ schreven zij in hun dagboek, ,/wat Hij met ons wil doen. Wij bemerken alleen dat andere beproeviugen ons wachten. Even wei- nig weten wij wat zijne hand in het verborgen onder de 135 Heideuen werkt. Diepe tluisternis schijnt hun hart eii geest te bedekken. Toch gelooven wij, dat het werk ten laatste zal gelukken; en als Hij ons beproefd zal hebben zuUen wij zonder twijfel zijne heerlijkheid aanschouwen/' In het dagboek dor zendelingen vindt men vele voorbeelden van Gods voorzienigheid dankbaar ver- meld. Zoo vonden zij, bij voorbeeld, ecn* dooden wittea walvisch, dieu de zendeHngen en het scheepsvolk van de Deensche volkplanting te zaraen deelden ; het vleesch was rood als rundvleesch en smaakte bijna eveneeus. Later werd hun eens een jong zeevarken geschon- ken door een en Groenlander, die de moer gevan- gen had. Nog werden zij eens door tegenwind naar eenige rotsen gedreven , waar zij eenen arend bespeurden die op zijn nest zat. Zij schoten hem, en nadat zij met raoeite naar boven geklommen waren, vonden zij vier groote eijeren, behalve den dooden vogel. Deze voorzag hen niet alleen van voodsel maar ook van pennen , waaraan zij juist groote behoefte had- den. Maar raeer dan door deze tijdelijkeuitreddingen werd hunne smart verzacht en hun hart vertroost door de goed- heid en voorkomendheid van eenen inboorling, Ippegau genaamd , die eenen weg van dertig mijlen zuidwaarts aflegde om hen te bezoeken. Zij hadden hem slechts eens te voren gezien. Op een van hunne zomertogten , toen zij verdwaald waren en in het blinde tusschen de if ■I M^ 136 hun onbekende eilanden rondroeideii , ontmoetten zij toevallig Ippigau. Hij gedroeg zich zeer vriendelijk jegens hen en bragt. hen op den goeden weg terug, en nu, te midden van hunne diepe ellende, waarvan hij ochter niets wist, "sverd zijn hart bewogen om hen op te zoeken en het aanbod te doen hun geregeld al het zeehondenvleesch te verkoopen, dat hij zoude kunnen missen. Toen de lente kwam ontviel hun deze hulp en wcrden zij zoo zwak door gebrek aan goed voedsel, dat zij hunne boot niet langer sturen kon- den. Toch bleven zij op God vertrouwen , en hun geloof werd niet beschaamd. Op zekeren dag in Mei, toen zij juist hongerig en verraoeid van eenen vergeefschen togt om voedsel te zoeken terugkwamen, werd hun berigt dat een Hol- landsch schip aan wal gekoraen was, hetwelk een vat met levensmiddelen voor hen medebragt. Deze hun zoo welkome gave kwam van eenen vriend uit Amsterdam , die hun persoonlijk onbekend was. Zij was door eenen brief van den gever vergezeld, waarin hij de zeude- iingen vroeg of zij hem met hunnen toestand en met hunne behoeften bekend wilden makeu. Later werd de zending voor een groot deel door de bijdragen van dezen edelmoedigen weldoener en zijne vrienden on- dersteund. De onderstand dien hij hun nu verleend had redde hen niet alleen uit hunnen tegenwoordigen nood j maar hielp hen ook om beter den winter door te ko- 187 '&> In on- d had liiood , e ko- men dan het voorgaande jaar. Want de gomeentc te Herrnhut, vvclke sleclits bestond uit arme bannelingen , die werken moesten voor hun dagebjkscli brood , kon sleclits een karigen voorraad levensbehoeften naar de broederen in Greenland zenden. Desniettemin zoude de huisbouding der zendelingen eerstdaags vergroot worden door de aankomst van dc inoeder van Mat- theus Stach, die weduwe was, en van zijne twee zusters, van welke de oudste twee en twintig , de andere slechts twaalf jaren telde. Zij kwamen bier om de buishou- delijke belangen der zending op zicb te nemen , en langs elken geopeuden weg aan bet welzijn der Groeuland- scbe vrouwen en kinderen te arbeiden. Mittbeus be- gon terstond zijne zusters in de Groenlandscbe taal te onderwijzen, en bare vorderingen, vooral die van Anna, de jongste zuster, gingen zijne verwacbtingen te boven. Later buwden beide met zendelingen en mogten tot op boogen ouderdom in de dienst der zending werkzaam zijn. Tegen bet einde van den zomer scbeepte Cbristi- aan Stacb zicb naar Europa in, om met de broeders te Herrnlmt en elders, over den toestand en de voor- uitzigten der zending te beraadslagen. Nadat bij eerst Duitscbland bezocbt bad, vertrok bij naar Holland en naar Engeland, in welke twee landen eenige der voornaamste vrienden van de broeders woonden. Aan dezen deelde bij alles mede wat gedaan was en :1 fin M m 138 vroog hen dringend om raad met betrekking tot de toekomstige voortzetting van het werk. Eenige nut- tige wenken werden hem gegeven , maar men was al- gemeen van gevoelen dat veel aan de Christelijke voorzigtigheid der arbeiders raocst overgelaten worden, in zulk een nieuw en afgelegen oord. De eenige regel dien men voorschreef was, dat wanneer de zendelingen eindelijk zoo gelukkig mogteii zijn, om zielen voor Christus te winnen, zij alsdan hunne godsdienstoefe- ning in de zamenkomsten der inboorlingen , zooveel mogelijk zouden inrigten naar de wijze waarop de broedergcmeente hare eeredienst en de kerkelijke tucht uitoefende. Wat de tijdelijke belangen der zen- ding betreft, zoo beijverden graaf Zinzendorf en andere vrienden zich aanstonds, om de noodige maatregelen te nemen ten einde te verhoeden, dat zulke tijden van ontbering en ellende , als Christiaan en zijne medgezellen het vorige jaar hadden doorgestaan niet meer zouden voorkomen. Hoewel het tegenwoordige voor- uitzigt der zending niet veelbelovend was, deed nog- thans het verhaal van Christiaan Stach in veler harten levendige belangstelling ontstaan. In Holland vraagde een jongeling , Margraaf genaamd , vergunning om zich aan dit werk te verbinden. Hij werd dien ten gevolge tot de dienst der zending gewijd, reisde met Stach naar Koppenhagen en van daar naar Groenland, na in zeer welwillende woorden de verzekering van des Konings 1.31) gocdkeuring ontvaiigcn te hebben. Margrtiaf was cch- icr niet in staat lang in dit barre klimaat te werken. De zware ligchamelijkc zoowel als geestelijke arbeid , die ieder der zendelingen op zich nemen moest was te veel voor zijne krachten. Het eerste jaar van zijn verblijf in dit land Vvcrd gekenmerkt door een bijzonder strengen winter. Het dagboek van een der Europesche bewoners meldt dat sterke dranken als water be- vroren al werden zij naast het vuur geplaatst; het ge- zouten vleesch werd als dikke stukken ijs uit de ton- nen gehouwen, en als het iu den pot werdgedaan, was de buitenste kant geheel gaar, voordat men het bin- nenste met een mes kon doorsteken. In den schoor- steen van zijne kamer kwam het ijs door de pijp, zelfs totiu de opening van den kagchel, niettegenstaande het vuur den ganschen dag brandde; en als hij des morgens opstond, waren zijne kussens dik met rijp bedekt, veroorzaakt door het bevriezen van zijnen adem gedurende den nacht. Voordat de koude inviel , waren de broeders naar eene menigte eilanden zuidwaarts getrokken, waar zij eenige inlanders vonden, die zij vroeger reeds gezien hadden en onder deze ook hun ouden vriend Ippe- gau. Hij ontving hen vriendelijk, raaar was weinig genegen te luisteren als zij met hem over godsdieu- stige onderwerpeii wilden spreken. De andere Groen- landers gaven duidelijke blijken, dat zij wel is waar t |i ^ri >m 140 vcrlieugd waren eeii bezoek van de zendelingeii te ontvangcn, maar iiiet wenscliten dat zij laiig in deze buurt blcvcn. Maltheus Stadi die gaarnc vorderingen in de taal wilde maken, overreeddc hen ecliter om hem te vergunncn ecnige wckcn onder hen te verkee- ren. Hij vond zijnc gastheeren zcer vcrander^'"'' f //Somtijds/' schrijft hij, ,/liusteren zij als ik hun .le plaats uit dc Schrift voorlees, verklaren dat zij alles gelooven vvat ik zeg, en wenschen dat ik langer zal blijven om hun meer te verhalen. Dan weder gaan zij verstoord been en bevelen mij stil to zwijgen/' Het ergste cvenwel was, dat zij dikwijls de heilige dingen waarover hij sprak, tot een voorwerp van on- beilige spotternij maakten. „Mijn hart,^' zegt hij, //is dikwijls in vuur ontstoken, als zij mijnen God be- spotten/' Alle kinderen waren zijne vrienden, z pen hem te geraoet zoodra hij kwara. Sonitijds veizia- melde zich eene kleine groep rondom hem, die aan- dachtig luisterde als hij met hen sprak en hen onder- vroeg, daar hij op deze wijze trachtte hunne jonge harten eenige kenuis der Christelijke waarheden in te prenten. Maar zoo als men kan denken, was deze belangstelling kortstondig. Mattlieus kwam bij tijds in Nieuw Herrnhut terug om het Kersfeest met zijne broeders te vie ren. Nooit hadden zij een levendiger besef gehad van het onder- scheid, tusschen de vreugdevolle herinneringen en ver- 141 )> wuchtingeii die deze lieilige dagen liuii hart inboe- zemdeii, en de sombere onwetcndheid en liet ongeloof waarin de Groenlanders verkecrden. Toch leefden de zendelingen in eene gespannen verwachting, ja liadden bijna cen voorgevoel van het aanbicken van een sclioo- nen morgen over de nachtelijke duisternis in Green- land. //Wij willen gelooven," zoo schreven zij aan hunne vrienden in Duitscldand, //dat de TIeer nog groote dingen in Groenland zal doen. Houdt niet op God to bidden dat Mij zijne geuade in de harten van dit arme volk open bare/' Tot dus verre liadden de broeders gemeend, dat zij in de eerste plaats den in- boorlingen over lict bestaan van God en zijne god- delijke eigenschappcn raoesten spreken, en hun zijne regtvaardige wettcu in de straf die de overtreders wachtte voor oogCi houden. Zij liadden wel is waar als regel aangei men , om vooruamelijk de ver- lossing van zondaren duor den Heere Jezus Christus te verkondigen, maar dacliten dat het in de eerste plaats noodig was in het hart der Groenlanders een gevoel van verantwoordelijkheid jegens eenen almag- tigen en regtvaardigen Schepper, benevens over- tuiging van zonde en schuld te wekken. Door dit onderrigt was weinig of niets verkregen en de broeders zouden weldra door ondervinding leeren, dat er een beter en doelmatiger weg was tot de harten hunner hoorders dan deze. '>m # ;j. I it 1 '1l ; fi 142 In liet begin van Junij kwara ecn gezelscliap Zuid- landers, dat op weg was naar liunne zomervischvangst, Nieuw Herrnbut bezoeken. Zij waren den zendelingcii vreemd en kwaraen van een gedeelte des lands , waar men noch van christen-onderwijzers, nocb van hetgeen zij leerden gelioord bad. Al de breeders waren afwe- zig, en met den arbeid buiteu 's buis bezig, bebalve Johannes Beck die eene vertaling afscbreef van de vier Evangelieu. De vreenidelingen sloegen bem een oogen- bbk met verwondering gadc, en vroegen liem toen wat hij deed. Zoo goed mogelijk legde bij luin zijne werk- zaambeid uit, waarop zij verdcir vroegen: „zeg ons tocb eens wat gij gesclireven bebt." Hij las bun eenige plaatsen voor, en toen .^let ben een gesprek aanvan- gende, vroeg bij ben of de geest die in ben was, door welken zij begrijpen, denkeu, bopen en vreezen konden, sterven zoude, als bet ligcbaam stierf? Al- len aiitwoordden : „Neen." ,/Maar", zeide Beck, ,/\vaar zal de geest blijven, als bet ligcliaam sterft?'^ Eeni- gen zeiden : //Daar boven'^, terwijl zij naar den be- mei wezen; anderen zeiden: //Daar benedeu in de zee." Want de Groenlanders badden verscbillende denk- beelden betreffende bet verblijf der afgestorvenen • eeni- gen plaatsten bet onder de narde of in de diepten des oceaans, en dacbten dat de diepe spleten der rotsen de lanen waren, die er lienen leidden; en au- deren stelden bet ,/daarboven,^^ boven den regeuboog. 143 ,/En wie", vervolgtle Johannes Beck, „maakte liet ligchaam dat sterft, en den geest die niet sterft, en de aarde, de zee en de luclit?'^ Zij antwoorddcn : t/W\] weten het niet, niemand heeft liet ons ooit ge- zegd. Maar het is zeker een zeer magtig en groot persoon geweest?" //Voorzeker", zeide Johannes Beck, „het is ieinand in wien alle magt, alle wijsheid , alle goedheid woont, die de heinelen en de aarde schiep, en alles wat daarin is. Hij maakte alle diugeu goed, en ten laatste fchiep Hij den mensch naar zijn eigen beeld , opdat die mensch Hem lief mogt hebben en volmaakt gelukkig zijn, door het gehoorzamen aan zijne bevelen. Maar de mensch was zijnen Maker on- gehoorzaara en ging door eigen boosheid en ellende verloren. Toch had de Schepper medelijden met hem, en de almagtige Zoon van God werd mensch, om de menschen van het verderf te verlossen, door zelf de straf hunner zonden te dragen '' Het volk luisterde aandachtig en met stilte, en Johannes Beck vertelde hun uitvoerig, met een brandend hart en eene tong, zoo spraakzaam als zij nooit te voren was geweest, hoe Jezus geledeu had voor de verlossing der menschen. Toen, zijn boek weder opnemende, las hij hun het verhaal voor van des Heeren strijd in Geth- semane. Zoodra hij geeindigd had trad een van de Groenlanders , Kajarnak genaamd, naar de tafel toe en zeide met grooten ernst : ,/Uot was dat? 0, vertel i 144 JOHANNKS Heck ONDEKWIJST DK GaOJiNLANUEttS, hct mij nog eens, want ik wil ook zoo gaarue gered worden!^' ,/Deze woorden zegt de zendeling, welke ik nog nooit te voren van eenen Groen lander had ge- hoord , deden mijn hart smelten en mijne oogen van vreugdetranen overvloeijen, terwijl ik de geschiedenis verhaalde van des Zaligmakers leven en sterven, en mijnen hoorders den weg des behouds trachtte te ver- klaren door het gcloof in Hem. Zijne hoordera waren op verschillende wijze aangedaan door dit onderlioud. Toen hunne nieuwsgierigheid bevredigd was, begonnen eeni- gen het onderwerp te ernstig te vinden en slopen stil weg, mmam m^ gered 145 rnaar velen bleven. Anderen legdeii de handen op hunnen mond, om volgens Groenlaudsche gewoonte hiiiine vcr- wondeiiiig te tooneii, en verlangdeu dat de zendelingen hen leeren zouden wat zij tot dezen grooten Heer en Zaligmaker zeggen moesten, terwijl zij gedurig het ge- bed herliaalden , dat hun voorgozegd wcrd, om het toch niet te vergeten. Oiidertusschen waren de andere zendelingen van hunne versch'liende bezigheden terug gekomen, en zagen met verwonderiug en vernikking eene menigte inboorlingen begeerig luisteren naar de geschiedenis van der zondaren verlossing. Toen zij afscheid namen zeiden de Groeulanders : //Wij zuUen u spoedig weer bezoeken om meer van deze dingen te hooren , en aan onze buren zullen vvij zeggcn wat gii oris verteld hebt." Inderdaad kwamen weinige dagen hiter eenigen van het gezelschap terug en toonden zooveel belang- stelling, dat zij den geheelen nacht bleven om meer te hooren. Kajarnak inzonderheid had eene levendige herinnering belionden van de dingen die hij gehoord, en van de e'ebeden welke men hem geleerd liad tot God op te zenden; en hij verklaarde dat hij dik- wijls zijn hart geneigd en als het ware gedrongen gevoelde om te bidden. Alles wat hij van de zende- lingen hoorde herhaalde hij aan zijne medetc^ntbewo- ners; maar het was hem het grootste genot zijne vrouw en zijn zoontje te onderwijzen. Kort hierop verhuisde U) :t.i: if If II: i > I- iWf h US hij en sloeg zijne tent in cle nabijlieid van Nieuw- Herrnhut op, om clagelijks in de nabijlieid zijner onderwijzers te zijn. //Het is duidelijk/' schrijven de zendelingen in dezen tijd, ,/dat het Woord van God eenen zeer diepen indruk gemaakt heeft op liet hart van dezen man. Als wij hem de Schriften v( Jaren, begint hij als van zelfs te bidden, en dikwijls is hij tot tranen toe bewogen. Zijne vlugge bevatting en de blijmoedige aanneming der waarheid zijn verwondering- wekkend, als men die vergelijkt met den tragen, on- verschilligen aard, welke over het algeraeen de iu- boorlingen dezes lands kenmerkt. Kajarnak schijnt de woorden welke wij spreken te verslinden, en zoodra de waarheid zijn oor bereikt, vindt ze reeds eene plaats in zijn verstand en in zijn geheugen/' De verandering welke met hunnen landsman was voorgevallen, wekte de nieuwsgierigheid en de belang- stelling van vele audere Groenlanders op, die ook kwamen en hunne tenten in de uabijheid van het zendicgshuis opsloegen om, zoo als zij zeiden, de blijde boodschap van eenen Verlosser te hooren. En wan- neer de zendelingen, als zij tot hunne inlandsche toehoorders spraken , aarzelden uit gebrek aan juiste uitdrukkingen , gaf Kajarnak, uit de volheid van zijn hart, de geschikte woorden aan de hand. //Als wij hem leeren denken/^ zeggen de broeders, //leert hij ons goed spreken over goddelijke dingen." 147 leuw- zijner en de I God t hart laren , is hij en de lering- n, on- de in- lijnt de zoodra. Is eene an was belang- die ook /an het blijde n wan- andsclie ti juiste van zijn wij hem hij ons e Onder deze nieuwe en gelukkige omstandigheden ging de zomer voorbij. De tijd van de rendierenjagt, die met grooten ijver en goed gevolg in de nabijheid der Baalsrivier werd voortgezet, was nu gekomen. Een groot aantal huisgezinnen vereenigde zich gewoon- lijk tot de jagt; de vrouwen en kinderen omsingel- den een terrein, waarop men wist dat vele rendieren aanwezig waren, en door langzamerhand voorwaarts te trekken, dreven zij deze schroomvallige dieren in de enge middenruimte, waar zij gemakkelijk door de jagers werden gedood. Ook hadden de vrouwen de gewoonte een aantal rendieren naar eene enge baai te jagen, waarop de manuen zich in hunne kajaks begaven, om hen met pijl en boog af te makeu. De arbeid van den dag werd veelal gevolgd door een feest of dans in den avond, en deze jagt was bij de Groenlanders eene geliefkoosde bezigheid daar zij veel voordeel en genot opleverde. Do zendelingen waren dus meer bedroefd dan verwonderd, toen de meesten der aandachtige toehoorders, die zich in den laatsten tijd rondom hen verzameld hadden, afscheid namen om zich tot de jagt te vereenigen. Zij beloofden ech- ter naar Nieuw-Herrnhut terug te keeren zoodra de jagttijd voorbij zoude zijn. Kajarnak aileen weigerde te gaan. Hij kon het denkbeeld niet verdragen gedurende eeuige weken van alle godsdienstig onderwijs versto- ken te zijn , en hij vreesde dat hij , als hij van zijnc il M'. m- 148 lieidensdie laiitlgenooten omringd was, onverscliil- lig zoude worden voor de blijde boodschap die liij zoo kort geleden had leereii waardereu. Dit was maar al te zeer het geval met zijne medgezellen. Zij keerden wel is waar in het begin van den winter naar den zendingspost terug , maar de godsdienstige indrukken die zoo levendig schenen, waren uit hunne harten verdrongen , en na eenige weken verlieten zij voor goed deze streek. Zij deden al hun best om Kajarnak te bewegen met hen te vertrekken , stelden hem met sterke kleu- ren de moeijelijkheden voor. die hij zoude hebben te verduren, en vergeleken de banden die hem door zijne nieuwe medgezellen en bezigheden werden opge- legd , met de wilde ongebonden vrijheid van hun eigeu leveu. Hunne beweegredenen waren echter vruchteloos, want hij had een schat gevonden, waarvoor hij be- reidwillig was grooter offers te brengen, dan die welke door zijne medgezellen werden aangewezen. Door het verlaten zijner makkers werd Kajarnak van de groote boot, de tent en andere bezittingen beroofd in welke hij eeu gelijk aandeel met hen had. Gedurende korten tijd bragt hem dat in groote moeijelijkheden, maar hij droeg zijn verlies met het grootste geduld. De zendelingen ontdekten dat hij thans voor de derde keer door de kwade bejegening zijner kameraads tot armoede vervallen was, en meenden daarom vast dat 149 rscliil- lij zoo laar al eerden ar den ruklien harteu or goed lewegen :e kleu- bben te ;m door 11 opge- cin eigeii jliteloos , liij be- ilan die en. Door van de beroofd jdurende tklieden , geduld. de derde faads tot I vast dat d-e Heilige Geest zijn hart reeds voor het Godsrijk had toebereid, eer hij nog van eenen Zaligmaker had gehoord. Behalve Kajarnak en zijne vrouw vestigden zich ougeveer twintig inboorlingen gedurende den win- ter te Nieuw-Herrnhut. Zij vereenigden zich dage- Hjks tot gebed en godsdienstig onderwijs, en des Zondags werd een groot gedeelte van den dag be- steed aan deze oefeningen en aan het lezen en zorg- vuldig uitleggen van een gedeelte der Schriften. Lang- zamerhand vertaalden de broeders verscheidene gedeel- ten der Moravische Liturgie in het Groenlandsch. Ten dienste huniier leerlingen vertaalden zij ook eenige Duitsche gezangeu, en zij bemerkten dat de vvaar- heden van het Evangelie een dieper indruk op de in- landers maakten als zij in verzen waren uitgedrukt, dan het geval was wanneer zij in proza werden over- gebragt. Het getal hunner hoorders werd iia het Kersfeest door de groote gestrengheid van het weder vermeerderd. De buitengewone koude welke het begin van het jaar 1738 kenmerkte is reeds verineld; de vorst die het jaar 1739 aanbragt was iiiet minder gestreng. De om- liggende zeeen waren door ijs ingesloten; de visch- vangst en zeehondenjagt waren gedurende verscheidene weken gestremd. Vele menschen kwamen van honger om ; vele anderen van koude , omdat zij geen zeehon- denolie konden krijgen om de lampen te vuUen, ^:- I !f 150 waarmede zij liumie woningen verwarmclen. Eenigen vlugt- ten naar Godhaab en bezwoeren de Deensche kolonisten om hun nood te verligten , en vijftien tot twintig behoef- tigen werden in Nieuw-Herrnhut geherbergd en ge- voed. Toen zij nog verre van de volkplanting ver- wijderd waren en bemerkten dat hunne levensmidde- len ten einde raakten , namen de raannen van dit ge- zelschap hunne kajaks op het hoofd en reisden zoo spoedig mogelijk over het ijs, om hulp in te roepen voor hunne vrouwen en kinderen. De broeders, door eenig scheepsvolk van Godhaab vergezeld, begaven zich terstond tot deze liefdedienst op weg; maar storrnach- tig weder en het ijs stelden hun zoo vele hinderpalen in den weg, dat eene week verliep eer zij deze arme schepselen konden bereiken , die tien dagen lang op de sneeuw gelegen, en ter naauwernood hun leven gerekt hadden door het eten van de oude velleii die hen bedekten. Gedurende dezen winter gevoelden de zendelingen zich dikwijls gedrongen God van harte te danken voor hunne veranderde omstandighedeu. Slechts twee jaren geleden hadden zij de grootste elleiide verduurd, door den honger veroorzaakt , zoo zelfs dat zij zich gelukkig re- kenden als zij de beenderen en den afval konden koo- pen welken de Groenlanders zelve wilden wegwerpen. Nu hadden zij niet alleen genoeg voor hunne eigene be- hoeften , maar spijzigden ook dagelijks een gezelscliap ]51 iiitgehoiigcrcle merisclien aaii Imniie tafel. Zij badeu met hen, en beproefden zoo tevens de zielen dezer arme raen- schen te voeden. Velen luisterden met aandacht als hun het Evangelie werd verkondigd , en toen de lente terug kwam en de meeste vlugtelingen naar hunne woningen terugkeerden , verkoos een liuisgezin hunne tent bij de zendelingen op te slaan. Allen beloofden zich den volgenden winter in de nabijheid van Herrnhut te zulleu vestigen , opdat ze verder in de dienst van God ouder- wezeu mogten worden. Zoodra het weder zulks toe- liet ging Kajarnak met verscheiden der catechisan- ten naar Kangek, waar zij voor eenen korten tijd hunne woning opsloegen in de hoop zeehonden te vangen. Johannes Beck vergezelde hen om over zijne kleine kudde te waken, en ook om het Evangelie te verkondigen aan de vele Heidenen die daar en op de omliggende eilanden woonden. De robbenjagt was voorspoedig, maar het gezelschap van Nieuw-Herrnhut verlangde zeer haar zoo spoedig mogelijk ten einde te brengen. De verandering die Kajarnak ondergaan had en in mindere mate ook de anderen , die nog niet zoo vele vorderingen gemaakt hadden in godsdienstige kennis en ondervinding als hij, was duidelijk zigt- baar toen zij genoodzaakt waren dagelijks met de on- wetende Heidenen te verkeeren. Deze bragten bijna alle nachten met maaltijden en danspartijen door, en vieiden aldus den gelukkigen uitslag die hunne werk- m (I 1 i ll Ml 152 zaamheden bekrooiule. Voor deze uitspattingen hadderj de catechisauten alien smaak verluren, en als hun da- gelijksch werk geeindigd was, trokken zij in stilte terug, en eiiidigden en begonuen zooveel hun doenlijk was elkeu dag met gebed en eenige woorden tot sticliting door den zendeling gesproken. Johannes Beck vond somtijds gelegenheid met de Heidenen te spreken, en van dezen tijd af aan bezochten hij en zijne broede- reu meernialen deze eilanden. Zij ondervonden dat het door gedurige oefening hun veel gemakkelijker viel zelve te spreken en zij zich veel begrijpelijker voor de inboorlingen wisten uit te drukken. Somtijds waren deze zeer bewogen als zij naar hen luisterdeu, maar tot dus verre gaven zij nog geen bewijs dat de waarheid in liunue haiten ingang had gevonden, hoewel zij grooten prijs stelden op hunue bezoeken. Aau den anderen kant waren de broeders dikwijls zeer geschokt en bedroefd over de barbaarsche handelingen welke door dit volk bedreven werden. De beste en de slechtste eigenschappen van hun iiatuurlijk karakter vertoondcn zich het duidelijkst in den huiselijkeu omgang. In het algemeen betoondon de ouders groote liefde voor liunne kiuderen, en als deze volwassen waren behandelden zij hunne ouders met dankbaarheid en eerbied. Maar er waren ook ver- schrikkelijke uitzouderingen ; verscheiden voorbeelden, dat een gebrekkig vader of moeder door hunne ontaarde 11 153 mcldeii uu da- terug , jk was ichtiug : vond Bii, en broede- Liig bun zij zich a uit te als zij i zij nog ingaug Iden op area de over de edreven )en van Lidelijkst toondeu en als ouders ook ver- beelden , ontaarde klnderen Icvend warden verbmnd, kvvaincu de zende- lingen ter ooie. VVanneer zij gelegenlieid hadden om tusschenbeide te kojien, traclitten zij liet uitvoeren van zoodanige wreedheden te verhinderen. Maar Groenland was, in den strengsten zin des woords, eeu land zon- der regters en zonder vvetten, en de bavbaarsche zo- nen en docliters die van zins waren een vadcrmoord te begaan, vonden gewoonlijk gelegeuheid om hun wreed voornemen ten uitvoer te brengen, als geen Europeaan in de nabijlieid was. De dagboeken en brieven der zendelingen maken gewag van de dank- baarheid der inlanders, nadat deze zich bekeerd had- den van deze snoode werken van het onwedergebo- ren hart. Zij deelden met blijdschap mede hoe de vrees voor de zonde, de dankbaarheid jegens God en de liefde tot den naaste, zich thans in de kleine kudde, aan hunne zorg toevertrouwd, openbaarde. Kajaruak was zeer bezorgd voor zijne ongeloovige landgeuooteu, en smeekte hen dikwijls toch niet langer te blijven in de duisternis, onbekend met huunen Schepper, die nu zijn Woord tot hen gezonden had. Somtijds stortte hij met grooten aandrang des harten , een kort gebed uit, en smeekte God om hen te verlichten en zich zelven aan hen bekend te maken. Dagelijks had hij nieuwe vragen te doen over 't eeu of ander uit de H. Schrift. Eens toen hij met zijne onderwijzers sprak, kwam het gesprek op den strijd dien de Christen te ■I ^v' /I 151 voercii heeft tcgen dc zondc in liet cigen hart. „kh eeii slechtc gedachte in mij opkomt," zegt Kajarnak, //verhef ik mijn hart, waar ik ook ben, in stilte tot Jezns, en bid hem er mij van te verlosscn door zijn bloed/' De zendelingen waren zeer langzaam en voor- zigtig in liet toedicnen van den doop aan hunne leer- lingen, omdat zij wisten dat allcr oogen op de nieuw bekeerden zouden gevestigd zijn, en dat de uitbrei- ding van het Evangelie zeer zoude tegengewerkt wor- den, wanneer het volgend leven der gedoopten in tegen- spraak zoude zijn met hunne Christelijke belijdenis. Maar zij konden niet langer de bede van Kajarnak, om met zijn huisgezin in de Gemeentc dos Verlossers te worden ingeiijfd, afwijzen. Op het Paaschfeest van 1739 legden Kajarnak en zijne vrouw, die nu de na- men Samuel en Anna kregen, voor eenc groote ver- gadering van Europeanen en Groenlauders , eene krach- tige belijdenis af van hun geloof in Christus. Nadat zij verklaard hadden dat zij alle heidensche gewoonten en bijgeloovigheden vaarwel zeiden, en besloten hadden met Gods hulp in gehoorzaamheid aan zijne geboden te leven, werden zij met hunne twoe kinderen door Mattheus Stach gedoopt. De woorden van de doop- formule : //Ik doop u in den naam des Vif^p*-*! r^ les Zoons en des Heiligen Geestes p>n f • od^^ maakten eenen diepen indruk op tuu die eene ernstige begeerte aan den dp ^er legden om ^i» W 1 " " loo ,. //AU jarnak, ilte tot oor zijn 3n voor- ine leer- .e iiieuw uitbrei- rkt wor- in tegen- )eUjtleiiis. [Cajarnak, ■lossers te feest van lu de na- ■oote ver- ;ne kracli- s. Nadat ;ewoonten |en haddeu geboden |eren door de doop- od" llegden om in ' het voorregt te deelen dat hunne vrienden was geschonken. Gevoel van dankbaarheid en blijmoe- dige hoop op toekomstige zegeningen, vervulde alle harten in de kleine zendingsgemeente. Maar deze aangename vooruitzigten verdwenen spoedig op eene treurige wijze. Wij hebben reeds aangestipt dat Groen- land een land zonder wetten was. Over het algemeen was het karakter der inboorlingen niet onderhevig aan sterke hartstogten , noch gencigd tot wrcedaardige harts- togten. Daden van geweld of moord zouden zeldzaam gepleegd zijn geworden , ware het niet door de bloed- wraak die van vader op zoon overging, zelfs tot in verscheidene geslachten. Nu en dan versloeg de een den ander in cenen plotselingen aanval van wrok of zelfs met voorbedachte kwaadwiiligheid ; maar meestal ontstond de bloedwraak uit de verdenking van too- verij, wanneer een man of eene vrouw door de Angekoks of toovenaars beschuldigd werd, den dood van een ander door betoovering en bezwering te hebben veroorzaakt. In al deze gevallen aclitfcen de betrekkingen van den gestorvene zich gebonden zijn dood te wreken. Zij wachtteu gewoonlijk op eene ge- legenheid om den moordenaar van hun bloedverjwant in het geheim te dooden, en zij konden Imnne wraak jaren lang inhouden, indien dit noodig was, om des te zekerder van hunne prooi te zijn. En het was ni^t alleen de moordenaar zelf wiens leven zij zochten; zijne fe I' V r :■ f 15G kinilereij, ouders, bloedverwauteii , ja zelfs zijiie biirtin werden somtijds door deze bloedwrekers omgebragt , en zoo werd zulk eeii wraaktooneel door een tal van moor- den voortgezet, waarvan gelieel onschuldige menschen dikwijls het otter werden. Onder de verwanten van Kajarnak die met hem te Nieuw-Herrnlmt woonden, was de broeder van zijiie vrouw, Innungeitsok ge- naamd. Eenige jaren te voren was deze door eenen Angekok beschuldigd, dat hij zijn zoon betooverd had waardoor deze gestorven was. De Angekok had zich ecliter o]) eenen grooten afstand ten noorden geves- tigd, en de beschuldigde , die geheel onschuldig was, nam verder geene voorzorgmaatregelen meer tegen zijne wraakzucht. Maar de toovenaar die Kasjiak heette kwam dezen zomer op Kangek met verscheidene zijner volgelingen, die zich bij hem hadden aangesloten om zijn boos voornemen te volvoeren. Eenige van deze mannen verzochten Innungeitsok, die geen kwaad vermoedde, met hen nit visschen te gaan, en toen zij op zee waren doorstaken zij hem met eene har- poeu. Hij trok haar uit zijn iigchaam, stortte zich in zee en zwom naar de kust. Maar de moordenaars ver- volgjjlen hem en haalden hem in, bedekten hem met wonden en wierpen hem over eene klip, aan welker voet zijn lijk eenige dagen later door de treurende bloed- verwanten werd teruggevondeu. De wraakzucht van Kasjiak was echter door dezen moord nog niet be- wn m^r '-' e buren •agt , en n moor- enschen tteii vail oonden , tsok ge- ar eeiien verd had liad zicli ;ii geves- dig was, gen zijne ik lieette ene zijner sloten om van deze 11 kwaad en toen eene har- e zich in laars ver- liem met 11 welker lide bloed- ucht van uiet be- 157 vrcdigd. Men ontdekte dat hij het leven van Okkomiak, den breeder van zijn slagtoffer, en ook dat van Ka- jarnak bedreigde. Maar de Deensclie kolonisten be- ijverden zich hem te vatten, en hij werd gevangen genomen met verscheidcnen van zijne bende. Kasjiak bcleed met eigen hand die moorden gepleegd te heb- ben en medepligtig te zijn geweest aan vier andere. Daar hij echter voor geene menscheh'jke regtbank verantwoordelijk, en geheel onbekend met de Godde- lijke wet was, stelden de Denen hem veder op vrije voeten. Twee van zijn gevolg die vroeger in Godhaab liadden gewoond en in Gods Woord onderwezen wa- ren, werden met stokskgen gestraft. De vrees van de bedreigde personv.n werd door deze handelwijze cerder vermeerderd dan Vvrminderd, want zij scheen huu meer geschikt om hunne vijanden te verbitteren (!an hen neci ic zetten. Okkomiak vooral meende steeds in groot gevaar te verkeeren, en Kajarnak kwam tot het droevig besluit om zijn bloedverwant veilig naar zijn eigen volk in het zuiden terug te gcleiden. De andere leden der familie wildeu niet alleen achterblij- ven, en na eenen korten tijd waren nog maar wei- nige leden over van de kleine geraeente, waarop de zendelingen met zoo vecl hoop en blijdschap hadden neer- gezien. ,/()nze harten waren zeer bezwaard/^ zeggen zij, f,e\\ de zendingspost, door zoo velen van hare inwoners verlaten , scheen plotseliug in een woestijn herschapen/' ■ U- I i 158 Niet lang daarna word editor de eenzaamheid ver- levendigd door de aankomst van een en twintig boo- ten met Zuidlandcrs, die Kajarnak en zijn gezelscliap op weg liadden ontmoet en van hen, volgens liun zeg- gen, zulke wonderlijke dingen van God liadden ge- lioord, dat zij wenschten verder omtrent dit onder- werp te worden iugelicht. Tegen het einde van den zomer kwam Siinek, een der vlagtelingen met zijne geheele huislioudiiig terug, en zijne komst werd ge- volgd door die van alle Groenlanders , welke gedurende dc schaarsclito in het begin van het jaar hier geherbergd en gevoed waren geworden. Aldus was eene talrijke ver- gadering van inlanders verzameld en woonde gedu- rende de wintermaanden op den zendingspost. Men betoonde eene algeineene begeerte naar onderwijs, welke echter met veel ligtzinnigheid gepaard ging. //Nu eens/' zeggen de zendelingen, //zijn onze toe- hoorders slaperig en onverschillig als wij trachten hen te onderwijzen; dan weder is liunne belangstelling wakker en levendig en wenschen zij gretig in eens vroom te worden/^ De kinderen gaven Imn de meeste blijdschap. Eenigen van hen leerden tamelijk goed lezen in den loop van den winter : zij hechtten zich zeer aan hunne onderwijzers, en toen de ouders in het voorjaar den zendingspost verlieten om naar ver verwijderde visschersplaatsen te trekkeii, namen de kinderen ^^ boeken met zich mede, die de zendelingen ^PPWf;" eicl ver- itig boo- scliap op lun zeg- ideu ge- it onder- van den met zijne werd ge- ureiide dc irbergd eii irijke ver- iide gedu- post. Men pnderwijs , ,ard ging. onze toe- .cliten lien ingsielling iio; in eens (le meeste lelijk goed llitten zicli ouders in naar ver namen de lendelingen 159 voor hen haddeu gereed gemaakt en geschreven , en die, behalve gemakkelijke leeslessen, ook korte gebe- den en voorscliriften behelsden, welke naar liunne vatbaarlieid geevenredigd waren. In het begin van den zomer 1740 trouwde Fre- derik Boeliniscli met Anna Stach. Te midden derfees- telijkheden verscheen hun geliefde bekeerling en vriend Kajarnak in hun midden, tot vreugdevolle verrassing der zending-familie. Hij was een jaar afwezig geweest en had de blijde boodschap door hemzelven ontvan- gen, aan menigen Zuidlandschen Heiden bekend ge- maakt. Tn het begin, zeide hij, hadden zij met ver- wondering en genoegen geluisterd, maar toen het hun na korten tijd ver'^eelde en zij alles belagchelijk maak- ten, Het hij hen ongemoeid. Hij had zorgvuldig ge- tracht zijne eigene huisgenooten te onderwijzen en in de eenzaamheid toegang gevonden tot zijnen God en Zaligmaker. Maar tegen het einde van zijn verbiijf aldaar, had zulk eene vurige begeerte naar onderwijs en naar het gezelschap zijner leermeesters zich van hem meester gemaakt , dat hij teruggekomen was. Thans was hij vast besloten zich nooit weder op zulk eenen afstand van hen te vestigen. Later bleek het dat de woorden van Kajarnak en de stille welsprekend- heid van zijn onberispelijk leven, veel meer invloed hadden uitgeoefend dan hij dacht. Tusschen drie en vierhonderd menschen verlieten lant?zamerhand hunne "r ■ f " ! M^ ■ 1 ' •I ■■ ■J i IGO ?it ( woningeii in het Ziuclen om het onderrigt der zende- lingen te komen bijwonen, en deze schreven liunne eerste begeerte om den weg de» znligheid tc leeren kennen^ aan de woorden en het voorbeeld van Kajar- nak toe. Maar de meesten van hen kwamen in Nienw- Herrnhut nadat Kajarnak tot zijne ruste was ingcgaan. Kort na zijne terugkomst op den zendingspost werd het getal hoorders en leerlingen aanraerkelijk vcrgroot door buren die van de naburige eilanden kwamen en ook van plaatsen verder ten Noorden gelegen. Eene der nieuw aangekomenen was eene jonge vrouw, die herhaaldelijk gevraagd had in dienst der zendclingen genomen te worden. Tot dus verre hadden zij -gewei- gerd dit verzoek in te willigen, omdat zij vreesden dat zij eerder gedreven werd door de begeerte naar tijdelijk voordeel dan naar godsdienstig onderwijs. Nu kwam zij echter weder, en zeide met tranen, dat zij niet langer met hare heidensche landgenooten kon leven , die haar haatten , omdat zij zich niet meer met hunne gewoonten wilde vereenigen, Zij werd vriendelijk opgenomen en verzorgd totdat de broeders eene plaats voor haar gevonden hadden m het huis van een der Deensche kolonisten. Hier maakte zij voldoende vor- deringen onder de leiding van den heer Drachart, Deensch pre 'kant te Godhaab, in de Christelijke gods- dienst en werd ten einde van twee maanden gedoopt. Twee andere jonge vronwen, die zelve de waarheid wmf^^ 161 zende- huniie leereii Kajar- Nieuw- o;c2;aaTi. 5st werd s^ergroot imen en 111. Eeiie luw, die idclingen ij .gewei- vreesdeu brte naar rwijs. l^u dat zij )ten Icon racer met riendelijk ne plaats een der ',nde vor- vacliart , ijke gods- gedoopt. waarheid liaddeii leeren keiinen , lieteii geeue gelegeiihoid voorbij- gaaii deze aau hare bureii aaii te prijzen. Eciie van haar bezat groote natuurlijke begaafdlieid en bleek eene zeer nuttige lielpster in bet zendingswerk onder hare vrou- welijke hmdgenooten te zijn. Zij was de eenige onder haar eigen geslacht en onder hare medgezelien, wier hart terstond geopend werd voor bet Evangelie. Toen de zendelingen voor bet eerst dit volk bezocbten, be- merkten zij , dat toen alle anderen met onverschilli^heid of tegenzin naar hunne woorden luisterden, eene doch- ter des huizes haar gezigt met de lianden beJekte oin hare tranen te verbergen en hoorden haar zacht snik- ken : //O Heer ! laat nw licht door deze zeer groote duisternis dringen/^ Van dien tijd af was zij gewoon zich naar eenzame plaatsen tusschen de rotsen to be- geven^ om te bidden. Een van do breeders die haar bij loeval zag knielen op eene eenzame plaats aan de kust, half achter eene klip verscholen, vroeg haar waarom zij knielde. ,/Omdat ik nu begin te gelooven /' antwoordde zij. //lederen dag bid ik God, ora mij ge- iiadig te zijn/' Hare gebeden adeniden de begeerte van een verslagen hart. Eens hoorde men haar zeg- gen : ,/Heere Jezus ! Gij weet dat mijn hart geheel bedorven is ! Maak mij er in waarheid bedroefd over , iieem mijne slechte gedachten weg, en vorm mij naar uweu wil. En daar ik nog maar weinig van uw Woord weet, geef mij uwen Heiligeti Geest, dat die mij on- II Ili2 derwijze/^ Hare aaulioudende zorg om liet kwado te vlieden, en de waarde die zij hechtte aaii het on- derwijs der zendelingen, werden door hare iiaastbe- staaiiden kwalijk geiiomen. Deze toch gevoelden dat haar voorbeeld een verwijt voor hen was, en behan- delden haar deswege met eene hardheid , ja met eene wreedheid, die eene zeldzaamheid was in een Groen- landsch gezin. Eindelijk ontvlugtte zij en vond eene schuilplaats bij Anna Kajarnak te Nieuw-H rrnhut. De zendelingen begonnen nu haar tot den doop voor te bereiden. Hare vreugde was groot toeu zij met het wezeii en het doel dezer heiUge instelling bekend ge- maakt werd. //Nu," zeide zij, ,/geloof ik dat Jezus een vriend van zondaren is, niet omdat gij het mij gezegd hebt, maar omdat ik het in mijn hart heb gevoeld/' Bij den doop ontving zij den naam Sara, welke naam dikwijls in de dagboeken der zendelingen is vermeld als van iemand die de Heidensche vreemdeh'ngen welke in de nabijheid kwamen, opzocht en ver- maande. //Kajarnak en Sara," zeggen de breeders, //hebben ons groote diensten bewezen bij het verzamelen van de //Overeenstemming der vier Evangelien ," in het Groenlandsch. Zij hebben ons herhaaldelijk ge- schikte uitdrukkingen aan de hand gedaan , welke geene taalkennis ons in staat zoude gesteld hebben te ont- dekken." //Het getuigenis van onze gedoopte Groen- landers," zeggen zij verder, //en vooral van Kajarnak 163 adc te Let on- laastbe- ier dat behaii- aet eene Groen- .nd eene rnliut. oop voor i met het kend ge- Jezus eeu lij gezegd gevoeld.' ■Ike Baaui [s verm eld idelmgeii en ver- broeders , erzamelen |elien , m Idelijk ge- |elke geene ;ii te ont- ,te Groen- li Kajarnak ea Sara maakt eenen magtigen indruk op huiine hei- densclie landgenooten, die tegen lien nict dezelfde tegenwerpingen kiuinen inbrengen, als zij dikwijls te- gen ons hebben gemaakt, bijv. „Gij zijt een ander soort van menschen als wij; deze dingen mogen goed zijn voor u, maar wij hebben ze niet noodig;'^ of: ,/wij hebben geenen tijd deze dingen te leeren ; zij zijn voor ons te hoog, wij moeten visschen." De Ileidenen zageu hunue eigene landgenooten en huns gelijken zoo zeer veranderd, dat zij wel nieuwe schepselen mogten ge- noemd worden, en zij hoorden hen vrij en met blijd- schap den lof van hunnen Verlosser verkondigeu, die hen geroepen had uit hunne vroegere duisternis tot het licht. Het zwervende leven van dit volk maakte dat het nieuws zich wijd en zijd verspreidde. Een ge- zelschap dat uit eene meer verwijderde streek kwara, (men meende van de Oostzijde omdat hun dialect niet goed te verstaan was) luisterde met verwondering en graagte naar de Evangelische verhalen. Voor de mees- ten van hen strektcn deze nieuwe en vreemde verha- len slechts ter bevrediging van nieuwsgierigheid ; maar in het hart van twee van hen, een broeder en zuster die weezen waren , sclioot het zaad diepe wortelen. De verandering die in liunne denkwijze en in hun gedrag plaats greep, gaven hunnen medgezellen zulk eenen aanstoot, dat toen ze op een grooten afstand aan het visschen waren, het overige van het gezelsohap 164 in liet geheim wegvocr en hen vette, de over de ods ken- te drill - en Hij eliaagde hart der aritaan- eide zij : ezochten 169 de zeiidelingcn het eiland waar zij wooude; terstond kwam zij tot hen met de vurige begcerte cm meer te liooron. TTet sclieen indcrdaad of zij nict gonoeg konde hooren; want na den geheelen dag naar liunne pre- diking geluisterd te hebben, zond zij liaren zoon des naclits tot hen om hen te verzoeken in haar huis te komen en haar meer te vertellen , zoodra zij de noodige rust ge- noten en versterking zouden verkregen hebben. Niet bij raagtc zich van de woonphiats barer bloedverwauten te verwijderen, om in meer onmiddelijke nabijheid der zendelingen te zijn, was zij toch eene ijverige en leer- zame kwcckeling in de school van het Evangel ie. Hare gehoorzaamheid aan de waarheid stelde haar eerst aan vervolging bloot; maar het werd haar desniettegen- staande gegeven te volharden, en haar uitnemend ge- drag was eene goede aanprijzing van haar geloof. Mattheus Stach, die eene reis naar Europa had on- dernomen, kwam in den zomer 1742 terug, vergezeld van een helper, die de zorg der kinderen op zich zoude ncmen. Hij verheugde zich een groot aantal catechisanten onder toezigt zijner broedcren te vinden. Zij waren nog altijd zeer behoedzaam om iemand tot den doop toe te laten. Te behoedzaam meenden velen van hunne vrienden in Europa. Maar men zal misschien den langen proeftijd waaraan zij hunne catechisanten onderwierpen billijken , als men nagaat dat, aan liet einde van aeht en twintig jaren , slechts twee men- if- It ( i m ii ir'' 1.- ' :,!• 'k 170 scxien van de omsireeks duizeiid gedoopteu , tot het liei- deiidom terugkeerdeii. Van deze twee had nog een kort daarop berouw en keerde terug. De zendelingen bemerkten dat gcen onkruid zoo welig in de harten liimner leerlingen ontsproot en het zaad des Woords verstikte, dan verwaandheid. Zelfs Sara werd gedurende eonigen tijd door dezen indringer veistrikt. De geluk- kige uitslag van haar werk onder de Heidenen kndde haar tot hooge gedachten van hare kunde. Men her- innerde haar echter aan den treurigen toestanil waarin de Hcer haar had gevonden , toen Hij zich over haar ontfermde, en aan de verdorvenheid haars harten, het- welk zij toen leerde inzien. Hierop barstte zij in tra- nen los en zeide: //O! uu gevoel ik duidelijk dat ik langzamerhand den vrede heb verloren, dien ik gewoon was te gcuieten. lets is er dat mij van den Zalig- maker scheidt. Ik bid , en kan toch den weg tot Hem niet vinden." Maar van dezen tijd af waakte en bad zij bijzonder tegen deze boezemzonde en door de be- oefening van '^'^nen nederigen en boetvaardigen geest werd de vrede barer ziel hersteid. Tergelijker tijd met Arbalek, doopte Mattheus Stach nog vier andere jonge lieden, die gedurende langen tijd onderwijs hadden ontvangen. Tssek, de zuster van Sara was eene van deze; hare moeder had in hare stervensure , deze dochter aaugespoord het voor- beeld der uudere z'lster die zij vervolgd hadden , te volgen I i. WKm^ .et liei- )g een elingei) Imrten Woords durende e geluk- n leidde len her- il waariii )ver haar :ien, het- ii iu tra- k dat ik \ gewooii en Zalig- tot Hem ,e en bad lor de be- en geest Mattheus Igedurende llssek, de loeder had ll hetvoor- tevolgen 171 en zich bij de Cliristenen aan te sluiten. Dientenge- volge ging Issek, na den dood barer moeder, naar Nieuw-Herrnhut, en verzocbt onderwezen te worden in dc dingen die zij moest gelooven. Bij haren doop kreeg zij den naam Judith en was even als hare zuster eene ijverige helpster bij bet onderwijs der vrouwebjkc landgenooten. Arbalek trouwde eenige maanden later met Sara ; dit was het eerste paar dat de zendelingen in den Christelijken echt verbonden. In het begin van het jaar 1743 vertoonden zich kenteekenen eener algemeene opwekking onder de Groen- landers van de kusten en de eilanden dcr Baalsrivier. Wei kouden velen, die eenen tijd lang met groote belangstelling naar de verkondiging van het Evangelie geluisterd hadden, niet besluiten iu de nabijheid der zendelingen te gaan wonen , om het onderwijs te ont- vangen dat Imnnen doop moest voorafgaan; want dat zoude het hun onmogelijk gemaakt hebben om de ver- wijderde plaatsen te bezoeken, daar zij gevvoon waren te gaan jagen. Hierdoor maakte deze hunne eerste liefde plaats voor eene betrekkelijke onverschilligheid. Toch kwamen velen die weggetrokken waren , in latere jaren te Nieuw-Herrnhut terug; anderen volhardden in het onderzoek der waarlieid ook toen zij in de kolonie der Denen kwamen en licten zich daar in de Christelijke kork opnemen. Weer anderen die zich nooit bij de gemeente der geloovigen aansloten, bewezen tocli door ItU 172 hun wandel dat zij iets meer dan een bloot hooreu en toestemmen, van het woord door de zendelingen verkondigd, liadden meegenomen. Van dezen tijd af droeg het volk den vreemdelingen veel grooter ach- ting toe dan te voren; eene verandering, die groo- tendeels werd toegesclireven aan den indruk dien zij op de zwervende Groenlanders gemaakt liaddeu. De kinderen warcn even begeerig als de vol\V[issenen naar onderwijs. Een van de broeders, die met zijn geweer op de robbenvangst uit was, ontmoette eenige kleine meisjes die in een gat van het ijs aan het visschen waren. „Ach, blijf bij ons/^ zeiden zij, „en leer ons wat. Kunt gij niet eenen anderen dag gaan schieten ? wij waren zoo blijde toen wij u zagen komeu. Wij kunnen niet naar uw huis gaan om te leeren en wij wilden dat gij ons wat van Jezus, den Zaligmaker, verteldet." De bezoeken der zendelingen waren nu altijd wel- kom aan de bewoners der naburige eilanden. Toen de brooders op zekeren dag hoorden dat een christen-in- boorling bij ongeluk op Kangek verdronken was , voeren een of twee van hen, door eenige hunner gedoopte GroeniandtTs vergezeJd terstond derwaarts , "*om bij de begrafenis behulpzaam tc zijn. Bij hunne aankomst bemerkten zij dat Arbalek zich reeds naar de plaats gespoed liad, en dat hij tot een aandachtig gezelschap .sprak over het geloof in den Zoon van God, door wien 173 liooreu elingen tijfl af er acli- e groo- dien zij len. De len naar geweer ;e kleine vissclien leer ons gchieten ? neu. Wij n en wij gmaker , (tijd wel" Toen de Iristen-in- voereii gedoopte im bij de laankomst |de plaats 'ezelschap kioor wieii het leven aaii de doode ziel gegeven wordt, ,/Ik, arm schepsel, ,/ZOO eindigde hij, //lieb maar weinig onder- vinding, dock hie^' zijn mijue leermeesters , die zulleu u meer vertelleu/^ De zendelingeu spraken dus tot het volk over de menschwording en den dood van den Verlosser. Allen waren bewogen en zeiden : ,/Wat is dit vreemd ; hetgeen gij ons nu zcgt , doet ons geheel an- ders aan, dan hetgeen gij ons vioeger zeidet van God en onze twee eerste ouders. ^^/"ij zeiden altijd dat wij alles gelo.fden, want het \erveelde ons om het aan te hooren, en wij dachten: wat gaat ons dat aan? Maar nu ontdekken wij dat er iets in is, H welk ons zooveel belang inboezemt." Op deze reis konden de broeders niet dan God loven en prijzeu, die de harten van het volk zoo had geneigd dat zij, die hen vroeger ver- acht en bespot hadden, nu vcrgiffenis kwamen vragen; terwijl anderen, die het raeest hardnekkig geweigerd had- (len naar hen te luistcren, nu aan de kusten bleven staan wanneer hunne boot voorbij voer en hen smeekten om loch te landen. Toen zij terugkwamen was de koude verschrikkelijk. Hunne boot was met zulk eene dikke ijskorst bedekt, dat, hoewel zeven in getal, zij haar naauwelijks kond^d voortroeijen, en dat de schuim die er insloeg aanstonds bevroor. Ongetwijfeld zoudc zij gezonken zijn, indien zij niet aanhoudend hunne krach- ten ingespanneu hadden om haar uit te hoozen. Onder de PIeide:^eu die getuige van de begrafenis 174 waren, behoorcle een Aiigekok, die iia adoop der pkgtig- heid zijn voornemen te kenncn gaf om de uitoefening van zijii bedrijf vaarwel te zeggen. Tot dit besluit was liij ge- koraeii door een verschrikkelijken droom, waarin een klein kind uit den herael tot hem neerdaalde en hem eerst leidde naar eene plaats van schitterend licht en uitneraende schoonheid. Hier werd zijn hart getroffen door het welluidende gezang van vele stemmen. Daarna bragt zijn jeugdige gids hem naar eene plaats der duister- nis, waar eene menigte ongelukkige gevangenen zaten die geen wag konden vinden om hunne ellende te ontvlieden. //Hier/' zeide het kind, //moet gij ook wonen, als gij u niet afkeert van het kwade/' en bij deze woorden werd zijne ziel door schrik bevangen. Maar zijn leidsman voerde hem wcder uit de duister- nis tot hci licht bij een feestvierend gezelschap. Het voedsel dat zij aten, genas de menschen van al het booze. Alle gasten zongen en verheugden zich; ja, hij begon ook mede te zingen, maar iemand maakte hem_ wakker, en — het was een droora, De breeders hechtten in 't algemeen niet veel waarde aan droomen; maar zij geloofden dat het God somtijds behaagde door cenen droom te spreken. Als een diepe slaap den mensch bevi.ngt, dan opent Hij op zulke wijze wel eens der menschen ooren en bezegelt zijn onderwijs, om den mensch van zijn voornemen af te breugen en te be- w^aren tegen hoogmoed. En het gebeurde meermalen 175 pk'gtig- ing van ' liij ge- en klein st leidde leniende loor het aa bragt duister- en zaten lleiide te gij ook i/^ en bij aevangen. e duister- hap. Het an al het zich; ja, ,d maakte breeders droonien ; agde door m mensch eens dcr , era den en te be- .eermalen l)ij de inboorlingcu dat iemand die op twee gedacli- ten hinkte, eindelijk door eenen droom gedrongen werd met het kwade te breken en het onderrigt van het Evangelie te volgeii. Dit was hier het geval. De An- gekok liet ten eenen male zijne kunst varen, welke hij beleed dat niet dan uit bedrog en afzetterij bestond , hoe^vel hij verklaarde dat er ook eene tusschenkomst van eene bovennatuurlijke raagt toe noodig was, welke hij nu wel verafschuwde , maar die hij niet bij raagte was te beschrijven. Hij ontving met zachtmoedigheid het onderwijs der zendelingen en werd , na eenen Ian- gen procftijd, gedoopt. Zijn leven was later stil en on- berispelijk, maar minder dan dat zijner mede-bekeer- lingen uitstekend door dorst naar meerdere kennis en genot in de Christelijke waarheid. De leden der kudde die tot het aannemen der waarheid meer door de indrukken hunner verbeelding gedrongen werden dan door die van het hart, bereikten volgens de on- dervinding der zendelingen nimmer dien wasdom in het geestelijke leven dan de an .eren. Uit de verhalen zoowel van inlanders als van Eu- ropeanen, die soms tegenwoordig waren als de Auge- koks, (zoo als zij voorgaven) in gemeenschap met de geestenwereld stouden, zoude men gelooven dat buik- spraak en andere toovenaarskunsten veelal gebruikt werden. Maar vele dezer mannen die in latere jaren zich bij de Christelijke kerk aansloten, liielden stand- t i i ■ \{. 176 vastig vol, dat beliulve hun geplcegd bedrog, waar- over zij zicli mi van liartc scliaamden , ceue magt, gelieel ondcrsclieidcn van de liuiine, van buiten af op hen werkte en hen liiclp liunne aanliangers te mislciden. Voorzeker betoonden velen onder de Angekoks door hunne gruwelen , dat zij kinderen waren van hem die een menschenmoordenaar is van den beginue. Kasjiak die den moord van Innungeitsok bewerkt en sedert dien tijd velc andere onschuldige slagtoffers ter dood gebrngt had, was sedert eenigen tijd op Kangek gaan wonen. Niettegenstaande zijn schandelijk karakter, za- gen velen zijner landgenooten met bijgeloovig{>n eer- bied tot hem op. Maar uaarmate de waarheid vorde- ringen maakte, nam zijn aanzien en zijn opgang af. Hij had mcer dan eens gedreigd de zendelingen , aan M'elke hij de nadeelige verandering in zijji fortuin toeschreef , spoe- dig buiten staat te zullen stellen om hem tc benadeelen. Op zekeren dag in Mei, toen alle mannen van den zendingpost met hunne onderwijzers, behalve Mattheus Stach aan het jagen waren , kwam Kasjiak in Nieuw- Herrnhut, vergezeld door zoovele aanhangers, dat zij de zendingswoning geheel vukien. Mattheus wist wat zij gedreigd hadden , maar hij gevoelde geen vrees en ging rustig met het werk voort, waaraan hij bezig was. Nadat zij daar eenigen tijd stil gezeten hadden, zeide Kasjiak • //Wij zijn gekomen om lets goeds te hooren.'^ z/Tk verheug er mij over,'^ antwoordde de 177 , waar- TTiagt, f op li^ii islciden. )\s door hem die Kasjiak jn sedert ter dood *fek gaan ikter, za- icrrii cer- id vorde- Liig af. Hij 1 welke hij ■eef,spoe- leiiadeelen. van den Muttheus n Kieuw- s, dat zij eus wist ;een vrees \ hi.j bezig li hadden, soeds te loordde de zendeling en, nadat hij een kort gebed tot God had op- gezonden om hunne harten te openen, verhaalde hij een gedeeltc van Paulus^ toespraak tot de mannen van Athene. ,/Nu behoef ik u niets te zeggen" zeide hij , „om n te bewijzcn dat er een Schcpper is, want dit weet gij alien. *^ Op een man na stemdeii zij het toe. „G']} weet ook dat gij slechte menschen zijt.^^ Geza- menlijk bevestigden zij dit. ,/Welnu, dan kom ik tot het voornaamste pnnt, dat gij en wij eeuen Zaligma- ker noodig hebben, namelijk hetzelfde groote W'ezen 't welk in den beginne alle dingen schiep. Hij leefde ruiin dertig jarcn op deze aarde om de menschen te onderwijzen en te zegenen ; daarna werd hij aan een kruis genageld en door zijne eigene landgenooten ge- dood, die zijne woorden niet wilden geloovcn. Maar na drie dagen stond hij op nit het graf en voer na- derhand ten hemel. De tijd nadert nn dat hij terug zal komen op de wolken des hemels, en alle dooden zullen opstaan en voor Hem den regtvaardigen Regter verschijnen , om geoordeeld te worden, een iegelijk naar zijne werken. Maar gij arme man/^ vervolgde Mattheus, zich tot den Angekok wendende, ,/wat zult gij ver- schrikt daar staan als alle zielen , die gij ait deze we- reld hebt uitgedreveu, zullen zeggen tot Hem die op den troon zit : //Deze snoode ellendcling heeft ons vermoord juist toon Gij uvve dienaren gezonden hadt om ons den weg der zaligheid te verkondigen ! War znlt gij dan antwoor- 12 ■ (• 178 den?" Kasjiak zweeg en was verslagen. Bemerkende dat beving het gansche gezelschap bevangen had, ging Mattheus Stach voort: ,/Hoor naar mij ; ik zal u deu weg verkondigen waardoor gij dit versclirikkeb'jk oor- deel ontgaan kunt, dock liaast u, opdat de dood u niet overvalle want gij zijt oiid. Werp u aan de voe- ten van Jezus neder. Gij kunt hem niet zien raaar Hij is overal. Zeg Hem dat gij gelioord hebt dat Hij de menschen uitermate Hefheeft en niemand verwerpt die tot Hera om genade roept. Bid Hem dat Hij u arm, ellendig mensch genadig zij en iiwe zonden wassche in zijn eigen bloed." Met schijnbare aandoening be- loofde de Angekok dit te zullen doen. Stil, in gedach- ten verzonken bleef hij met zijn gezelschap gedurende een paar uren zitten , en luisterde naar eenige woor- den van Anna Kajarnak , wiens breeder zij vermoord hadden. Tegen den avond vertrokken zij weder naar hunne eigen woning, maar sedert dezen tijd was de vijandschap van Kasjiak jegens de zendeKngen voorbij en had hij in het vervolg menig onderhoud met hen. Toch kon hij nooit besluiten God in waarheid te zoeken. Hij leefde nog vele jaren en wenschte dat zijne huisgenooten dikwijls door de Christenonderwij- zers bezocht en door hen onderwezen werden in de dingen die het heil hunner zielen betr^offen. Hij zelf kv am ook menigmaal te Nieuw-Herrnhut. De zendelingen zeiden : //Kasjiak komt ons vaak bezoeken en luistert met een m !"; 179 nde dat i, gi»g il u den jlijk oor- dood u de voe- aar Hij is t Hij de wei'pt die ]\] uarm, 1 wassche )eiiing be- in gedach- gedurende urt.^' Toch was nog geen dezer bekocrlingen door hen tot des Heeren Avondraaal toegelaten. Maar ten laatste was de duurzaamheid van het goecle werk dat onder hen gewrocht was te blijkbaar , dan dat de zen- k-AW w 181 ,lg 011- istoefe- n gcdu- 3n. De en (leu lie nicer lien, als aim zoo 1 waren. u Uunue voorreg- ^even ja- rocnland- kerk van Ak waren van dezen leindigtl , fi zeggen: verande- llgeregelde voor de gedoopte Inn gedrag In gen door iMaar ten werk dat lat de zen- delingeu aan liunue Groenlandsche broeders en zusters nog langer zulk een zegen mogten onthoudeu. Mis- scliien mogen wij ook zeggen, dat hun eigeu geloof in de genade cu trouw van God sterker was gewor- den, zoodat zij met meerder vn'jmocdigheid van Hem verwachttcn, dat Hij hct geestclijke leven zoude onderliouden hetwelk Hij in hen vcrwekt had. Zij begonnen dus zorgvuUlig hunne nieest gevorderde be- keerlingen voor te bereiden tot het deehicmen aan het heilifife Avondmaal. De dankbaarheid en de vreugde dezer inhmdsche avondmaalgangers waren aandocnlijk. I/O," zeiden zij, ,/hoe is hct mogeb'jk, dat onzi^ Za- ligmaker, arme menschen zoo uitermate kan liefhebben !^' Van dezen tijd af werden de feesten der gemeente met een geheel andcr oog door heu beschouwd. De afzonderlijke godsdienstoefeningen , in welke men de groote feiten der geschiodenis van het Evangelic lier- dacht, werden met buitengewone opgewektheid door de Groenlanders bijgcwooud. In den passictijd ^as de zelfvcrnedering , hct bjdcn en dc dood van onzen Heer, het gediirig onderwerp der bijbellezing en schriftverklaring , terwijl de zendelingen in de Paasch- week hunne hoorders van stap tot stap bepaalden bij de laatste sombere tooneelen van het leven des Ver- lossers op aarde. Den avond voor het Paaschfeest werd het huu herinuerd dat de Zoon van God door zijn ver- blijf in het graf, het graf geheiligd heeft en deze laat- Ai % IMAGE EVALUATION TEST TARGET (MT-3) // ^// y y ^ % ^^ L .>" "•^p ^>^ °^' /A w 9 Photographic Sciences Corporation «v ^^•v 23 WEST MAIN STREET WEBSTER, NY. 14580 (716) 872-4503 4? <> \ ^ '^ ;\ €^ "'?>'• £>< f/j ^ 183 ste woning, (antlers zo donker en verschrikkelijk ,) ver- anderde in eene verblijfplaats van gezegende rust voor degenen die in den Heer sterven. Op Paaschzgndag ver- gaderdede gemeente vdor zonsopgang in de kerk enbegaf zich daarop naar de begraafplaats , waar zij de namen der breeders en zusters, die gedurende het verloopen jaar ontslapen waren , elkander herinnerden , en (in de woorden van hunne begrafenis-lithurgie) , smeekten om „eeiiwigdurende gemeenschap met ben en met de ze- gevierende kerk rondom den troon des Lams." T") gezangen, liederen en koren, die eeu groot dee van de openbarc eeredienst der Broedergeraeente uit- raakeu, werden eene bron van wnar genot voor de Groenlanders. Gedurende den winter vergaderden eeni- geu van bet volk bijna elken avond, om te zamen het geleerde te herhalen, en zij die uiet konden lezen, leerden de woorden van buiten, welke buune beter onderrigte medgezellen bun voorzegden. Eenigen van de broeders die van tijd tot tijd uit DuitscbJand kwa- raen om de zendeliugen behulpzaam te zijn , konden op de fluit, de viool of andere instrumenten spelen. Toen zij bemerkten dat sommige iulandsche jongelieden een goed gehoor hadden , en in staat waren genoeg te leeren spelen om het gezang der gemeente te begelei- deu, vormden zij onder deze eene kleine vereeniging. Het zingeu was buitengewoou aangenaam; de vrouwen en kinderen hadden over het algemeen, liefelijlj^Q 183 ,) ver- it voor ig ver- 1 begaf iiamen loopen I (in de ten om de ze- s." T-) )t deb te uit- ^oor de m eeni- nen het lezen, e beter jeii van id kwa- kouden spelen. gelieden 3Uoeg te begelei- eniging. irrouwen liefelijke ZiNGLES. stemmen, die in zuivere liarmonie zamensmolten. Des morgens te acht ure, en ook des avonds wanneer de mannen van zee terug gekomen waren, werd da- gelijks in de kerk godsdienst gehouden , en bij de eene of andere gelegenheid verklaarde een der zendelingen een woord der Heilige Schrift of hield eene korte toespraak. Des Zondags namiddags werd gepreekt en vele van de naburige Heidenen sloten zicli dikwijls bij de gemeente aan. Eene korte, afzonderlijke dienst werd des Zondags gehouden voor de kiuderen, die te jong waren om aan de langere godsdienstoefeningen hunner 184 ouders deel te nemen, terwijl zij dagelijks onderwijs ontvingen in den bijbel. \66t Pinksteren moesten de gemeenteleden gedurende den zoiner van elkauder seliei- den , om naar hunne visschersplaatsen te trekken. Een of raeer van de zendelingen begeleidden hen gewoonlijk, en een paar korte uittreksels uit liunne dagboekenkunnen ous het leven schilderen, dat daar door de onderwijzers geleid werd. ,/Den lO*^^" Mei," zegt Johannes Beck, //vertrok ik met het grootste gedeelte van ons volk, op twee en twintig groote booteu en een aantal ka- jaks, naar de Caplin-visscherij. Na twee uren begon het zoo hard te sneeuwen, dat geen van ons twintig schreden voor zich uit kon zien; maar goede enge- len geleidden ons , zoodat niet een schade leed of van Tiijn gezelschap gescheiden werd. Wij waren ook in staat onze tenten zoo digt bij elkander op te siaan, dat niemand door den afstand verhinderd werd onze dagelijjvsche zamenkomsten bij te wonen, totdat het gezelschap , 't welk op de robbenjagt uitging , ons ver- liet. Wij hadden alien gelegenheid bij eigen ondervinding op te merken, dat de nabijheid des Heeren niet aan eenige plaats gebonden is, en ik trachtte in de harten van het volk de verzekering te wekken, dat de genade van onzen Zaligmaker overal gezocht en gevonden kan worden , en niet alleeu in het huis des gebeds of bij de gemeenschappelijke zamenkomsten. Op zee- of ijsbergen, zoowel als in kreupelbosschen , overal waar eene ziel, 185 ierwijs ten de ' scliei- Een of onlijk , tuuiien 'wijzers Beck, 3 volk, tal ka- begon twintig ; enge- of van ook in slaan , onze dat het ns ver- viiidiiig 1 eeuige en van ade van en kan 3f bij de bergen, He ziel, uit diep gevoelde behoefte des liarten tot Hem om hulp roept, is het oor des Heeren geopend en zijn zijne armen tot hem uitgestrekt. Gedurende het Pinksterfeest hadden wij een talrijk en oplettend gehoor, nieitegenstaande de sneeuw in digte vlokkeii op ons neerviel; want de kerk van Pisiksarbik heeft geen ander dak dan het uitspansel, geene rauren dan witte sneeuwbergen, geen preekstoel dan een groote steen, geene banken dan de rotskanten. Na de dienst gaf ik den Groenlanders een middagmaal van rendie- renvieesch. Twee van hen , die zich onlangs aan wan- gedrag schuldig gemaakt hadden , schenen nu beschaamd te zijn; een liunner was zeer bang voor mij, daar ik wist dat hij zich met slecht gezelschap ingelaten had, Ik zocht de gelegenheid om met hem te spreken, en hem voor te stellen hoe grievend en onteerend zulk een gedrag voor zijn hemelschen Mcester was. Dit scheen hem zeer te ontroeren; hij schreide, en ik kon niet nalaten met hem te schreijen. Den 28^'^'^", berigtten de tattarets {^) voor het eerst dat er visch in de nabijheid was, en de eerste capUn-scholen naderden de klip. Spoedig waren alle handen in de wear om ze te vangen. Den 8**^" Junij kwamen vele Hei- (*) Dc tattaret, is een fraaije kleine vogel met hemelsblaauwe ve- deren, eene soort van zeemeeuw, die den winter in warmc landen doorbrengt en in de lente naar Greenland teragkeert. Hij volgt de scholen caplins naar de iiorden. mm \'ji i r 180 deneii tot ons en hoorden eene preek over Johannes 3 : 17 — 21. Denzelfden avond kwam ons jagtgezel- sc]\ap terug met de treurige tijding dat een hunner, de jonge Bartliolomeus vermist word. Terstond zond ik verscheiden mannen uit om hem te zoeken. Na- dat zij lang gezocht hadden, vonden zij den armen jongeling dood in eene moeras. Men kon zien dat hij getracht had zijne kajak er over heen te dragen, maar de verraderlijke bodem zonk onder zijne voetenweg; hij viel en stikte in den modder. Het vorige jaar was hij tot ons gekomen en gedoopt, terwijl zijn goed ge- drag ons veel genoegen bereidde. AVij legden hem in een graf en zetten op eene rots nabij de plaats , eenige steenen overeind tot een gedeiikteeken. Yier dagen later was onze vischvangst voorspoedig ten einde gebragt en gingen wij onder lofzangen, door schoon weder ver- heugd, naar Nieuw-Herrnhut terug. De laatste avond des jaars werd in afzonderlijk gebed en gemeenschappelijke dankzegging doorgebragt. Men herdacht de buitengewone gebeurtenissen der twaalf laat- ste maanden, en zelden of nooit ging er een jaar voorbij, waarin niet eenige inlandsche christeneu en de broeders zelve tc danken hadden voor uitreddingen uit gevaarvoUe omstandigheden , of wel met onderwerping te bukken onder de kastijdende hand Gods die den een of ander van hunue betrekkingen en vrienden had weggenomen. Van menig hagchelijk gevaar op zee , wanneer zij door een It' 187 lannes tgezel- anner, I zond n. Na- armen dat hij I, maar n weg; aar was oed ge- liem in , eenige en later iragt en er ver- k gebed t. Men lalf laat- voorbij, 3roeders aarvolle bukken uler van 311. Van loor een plotseling opkomenden mist overvallen, of door drijven- de ijsschotsen ingesloten werden , vindt men in de dag- boeken der zendelingen gewag gemaakt. Aiidere meer buitengevvone gevaren, zijn eveneens opgeteekend. Hot volgende geval kan liiervan ten voorbeeld strckken. In de maand Mei 1745, toen alles nog bevroren en de grond met sneeuw bedekt was, werden de breeders op zekeren morgen verschrikt door een lievig geraas, gelijk aan het loeijen van een orkaan. Zij liadden naaawelijks den tijd liet liuis te ontvlugten toen Jiet reeds geheel met water gevuld was. Eerst dachtten zij dat zulks hot gevolg van een plotseling opgekomen dooi was, waardoor de sneeuw gcsmolten en de beek die het dal van water voorzag overgeloopen was. Maar de vorst was zoo scherp als ooit en rondom bleef alles hard als marmer. Na verloop van een uur zakte het water weg en konden zij weder in liun huis komen. Toen bemerkten zij dat het water hier, zoowel als in hun paklmis , gelijk eene foutein uit den grond was opge- sprongen. Maar zij konden nooit reden geveu van dit vreemd verschijnsel. Het iaar 1747 werd gelukkig onderscheiden door den opbouw van eene nieuwe en grootere kerk. De breeders hadden het vorig gebouw Imnner bijeenkomst reeds zooveel mogelijk vergroot, en waren sedert eeni- gen tijd, uit gebrek aan plaats, genoodzaakt geweest onder den blooteu hemel te preeken en te doopen, of 188 i..Sl als liet weder zeer koud was, hunne gemeente in twee of drie kleiiie partijen te verdeelen, en in de verschillende kamers te vergaderen. Deze moeijelijke staat van zaken werd verholpen door de mildheid van hunne vrienden in Holland, die liun liout zonden, be- stemd tot een gebouw van 70 voet lang en 30 breed. Het bevatte belialve de kerk, ook eenige kamers voor de zendelingen , en twee vleugels aan de Noord- en de Zuidzijde werden gebruikt voor school- en pakka- mers. Terwijl men met het bouwen bezig was ging Mattheus Stach naar Europa. De breeders hadden het raadzaam geacht dat de zendelingen die op Groenland geplaatst waren, van tijd tot tijd hun geboorteland bezochten, om de krachten te herstellen en uit te rusten van den zwaren arbeid aan hunne betrekking verbonden. Dientengevolge bragten de Groenlandsche zendelingen, ieder op hunne beurt een kort bezoek in Duitschland. Mattlieus Stach ging er nu voor de tweede keer been. Men had hem verzocht eenige van de christen- Groenlanders mede te nemen. Soramigen van dezen ge- voelden eene sterke begeerte om het Europeesche land en de breeders te bezoeken, die voor hunne zielen zorgden en hun onderwijzers zonden om hen den weg ter zaligheid te leeren kennen. Ten gevolge van dit verzoek werd de zendeling be- geleid door Arbalek en zijne vrouw Sara, hare zuster Judith Isjek, Mattheus, den zoon van Kajaruak, een ,1 m 3iite in L in de eijelijke eid van len, be- ) breed. )rs voor Drd- en pakka- as ging Iden het 'oenland )rteland uit te trekking andsche jzoek in tweede bristen- ezen ge- 3he land zielen len weg :ling ba- re zuster ak^ een 189 jongen van veertien jaren en een ander jongeling van ongeveer denzelfden leeftijd. Deze reis was hun zeer voordeelig. Hunne kennis breidde zich zeer uit door aan- raking met beschaafde volken, met nieuwe leefwijzen, nieuwe voortbrengselen van dieren- en plantenrijk, terwijl de eenvoudigheid van bunne godsdienstige ge- voelens ongeschonden bleef. Maar twee der reizigers beleefden den terugtogt uaar hun eigen land niet meer, en de reis der anderen duurde veel langer en strekte zich over een veel grooter gedeelte der wereld uit, dan zij of hunne Europeesche vrieuden badden voor- zien. Zij kwamen tegen bet einde van den zomer in Europa aan en bragteu den berfst en den winter in Holland en Noord-Duitschland door, Yreezende dat een langer verblijf in een klimaat, zoo ongelijk aan bet bunne, en de ontbering van Groenlandscbe spijs, de gezondheid benadeelen zoude, stelde de zendeling voor, tegen bet begin der zomermaanden met hen te- rug te keeren. Verscbillende bezwaren rezen er ecliter die hen beletten dit voornemen ten uitvoer te brengen. Ondertusschen eindigde Sara, in demaandMei, vreed- zaam baar leven te Herrnbut , terwijl haar man Arbalek , niet vele weken daarna, tot groote droefbeid zijner onderwijzers, die in ben twee trouwe helpers verloren , mede ten grave gedragen werd. TMattbeus Stach ver- langde nu meer dan ooit, om de overblijvenden veilig naar hun eigen land terug te geleiden; maar geene if i, 1 !;! 190 gelegpnheid deed zich voor, totdat tegen het einde des jaars de kapitein van het schip Irene, dat juist van Nieuw-York te Amsterdam was gekomen, zicli bereid verklaarde het geheele gezelscliap naar G'rocnhind te- rug te voeren. Zij maakten echter eeueii grooten om- weg; het schip was eerst naar Londen, daarna naar Philadelphia bestemd, voordat het de Noordsche reis kou aanvaarden. In het begin van 1749 kwamen zij te Louden aan. Toen George II vernam dat eenige chris- ten-Groenlanders in Engeland waren, gaf hij zijnen wensch te kennen hen te zien. Zij werden dus iu Leicester House aan den koning eu de geheele ko- ninklijke familie voorgesteld. Na hier een korten tijd in de haven gelegen te hebVen, giug de Irene on^&t zeil naar Philadelphia, waar de kapitein voornemens was eenige weben te vertoeven. Gedurende dezen tijd bezochtten Mattheus Stach eu zijne medgezelleu de volksplantingen die door de Moravische broedereu iu Pensylvanie gevestigd waren en hunne zendingsposten onder de Amerikaansche Bosch-Indianeu. Eene warme vriendschap en broederlijke geuegenheid werd door den omgang van de Amerikaansche bekeerden met hunne Groenlandsche broedereu geboren. Met behulp van de zendelingen die hunne woorden vertolkten, verhaalden zij wederzijds den vooruitgang van het Evangelic on- der hun volk en spraken over liunne verschiilende leefregels en hunne bezighedeu. 191 De cerate Indiaansche bekeerdc was eeii Moliikaan, Tschoope genaamd ; een man die wegeiis zijii slecht en ruw leven beruclit was, iriaar die veel invloed op zijne medgezellen uitoefende. Het versing dat hij van zijne bekeeriiig geeft verdient vermeld te worden. Door- dien hij dikwijls met Hollandsclie volks])^' liters in aan- raking kwam , verstond hij huiine taal, hetwelk den Mora- vischen zendeling Christiaan Ranch, die Hollaiidsch spre- ken kon, aanleiding gaf zich in de eerste phiats tot hem te wenden. De uitwerking dezer rede wordt het best met Tschoope*s eigen woorden beschreven , toen hij de zendelingen aansprak die hem waren komen bezoeken. //Broeders ,'' zegt hij, //Ik ben een lieiden geweest en ben met hen ond geworden, dus weet ik hoe de heiden deiikt. Eens kwam een leeraar tot ons e:i begon ons te leeren dat er een God is. Wij antwoordden : //Meent gij dat wij zoo onwetend zijn dat wij dat niet zouden weten ? Keer terug van waar gij komt/^ Toen kwam een ander leeraar en zeide : //Gij zult niet stelen, niet liegen, u niet overgeven aan sterken drank enz/' Wij antwoordden: //Gij dwaas, meent gij dat wij dat niet weten? Leer eerst uw eigen volk dat zij deze dingen nalaten. Want wie sttlen, liegen en bedrinken zich meer dan zij?^' Aldus lieten wij hem gaan. Na eenigen tijd kwam broeder Eauch in mijne hut, giug zitten, en sprak ongeveer als volgt: //Ik ben tot u gekomen in den naam van den Heer des hemels en der Hi HA ] 192 ii aarde. Hij zond mij tot u om u te doen weten dat Hij u gelukkig wil male en en u verlossen van de el- lende waurin gij nu verzoukcn zijt. Daartoe ward Hij mensch, gaf zijn leven tot rantsoen en vergoot zijn bloed voor zondaren/' Hij zeide nog veel meer van het dierbare bloed dat ons verloste : toen legde hij zich , vermoeid van zijne reis , ter neder , en sliep ge- rust. Ik dacht, wat soort van man is deze? Daar ligt hij en slaapt, ik kon hem dooden en hem in het bosch werpen, en wie zoude er op letten? Maar hij bekommerde er zich niet over. Ik kon zijne wooi'den echter niet vergeten. Zij kwaraen mij voort- durend weder voor den geest. Zelfs als ik sHep droomde ik van het bloed van Jezus Christus dat voor ons vergoten is. Ik vond dit geheel anders dan alles wat ik ooit te voren gehoord had en vertolkte de woorden van Ranch voor de andere Indianen. Dus begon er, door Gods genade, eene opwekking onder ons. Daarom zeg ik, broeders, als gij wenscht dat uwe woorden ingang vinden in het hart van Heidenen , spreekt dan van Christus onzen Zaligmaker, van zijn lijden en van zijnen dood." Brieven, die de christelijke vriendschap- pelijke gevoelens der schrijvers uitspraken, werden door deze Indiaanschen bekeerlingen aan hunne Groen- landsclie broeders gezonden. De gemeente van Beth- lehem hoorende dat zij dikwijls om timmerhout verlegen waren, zond hun eene hoeveelheid hout 193 ten dat Q de el- erd Hij )ot zijn eer van 'gde hij liep ge- j? Daar hem in 1? Maar n zijne j voort- iroomde oor ons s wat ik w^oorden gon er, Daarom tt'oorden ekt dan I en van idschap- werden Groen- 1 Beth- merhout id hout en deksparren, voldoende om paklmizen te boiiwen, waar- in zij veilig al de gedroogde visch, het rendierenvleesoh en den voorraad konden bewaren, welkeu zij des zomers voor den winter bijeenbragten. Met dit huiselijk maar kostbaar geschenk, namen Mattheus Stach en zijne medgezellen afscheid , daar de Irene nu gereed was te vertrekken. Laat in den zomer van 1749 kwaraen zij in Greenland aan en werden met vreugde te Nieuw-Herrn- hut verwelkomd. De Groenlanders waren nooit moede hunno bereisde breeders naar alles wat zij in die vreemde landen gehoord en gezien hadden, te onder- vragen. De reizigers hadden zich zoo zecr in kleeding en gewoonten naar de Europeesche gebruiken geschikt , dat niemand, gedurende het laatste gedeelte hunner reis vermoedde dat zij inboorlingen van een heideusch en onbeschaafd laud waren, tenzij men vertelde wie zij waren. Nu hervatten zij zonder tegenzin het ar- beidzame leven der Groenlanders met al zijne on- vermijdelijke bezwaren; maar zij stonden gedurende hun geheele leven in meerder achting bij hunne land- genooten, als menschen die wijzer waren dan hunne breeders. Judith verlangde zeer de orde en de zedigheid waardoor de Moravische zusters in Europa zich onder- scheidden, onder hare jonge landgenooten te bevorderen. De jeugdige zusters, noch hare ouders waren er tegen om hare plannen in de hand te werken. Dientengevolge bouwde zij al spoedig eeue woning, die groot genoeg 13 M 194 was oin de joiigo ongetroiiwde vrouwen dezer volkplan- ting te huisvesten, en verzocht deze om bij haar in te wo- nen. Over dag vervulde ieder de pligten van de huis- houding tot welke zij behoorde, maar des avonds keerden zij tot hare gezellinnen terug. Judith werd in hare taak geleid en geholpen door de vrouweu der zendelingen, en hoewel zelve nog jong, bewees zij eene vricndelijke en ijverige bestuurderesse te zijn. Tien jaren lang zette zij haren arbeid ten behoeve van het tijdelijk en geestelijk welzijn barer vrouwelijke land- genooten voort : toen sleepte eene kwijnende ziekte haar ten grave. Sedert hunne terugkomst in Groeniand , onderhielden de inboorlingen die Europa bezocht hadden, steeds eene geregelde briefwisseling met hunne vrienden aldaar. Eenige van deze brieven werden bewaard en later bij de corres- pondentie der zending gevoegd. Een brief door Judith in het gezigt van den dood geschreven^ ademt de meest geduldige onderwerping , ootraoedige geloofsverzekering en een zaligen voorsmaak van het eeuwige leven in de nabijheid en de dienst van hnren Verlosser ; er straalt een gcest in door die wel beschreven mag worden met de woorden van den Profeet : ,/Gij zult hem in volko- men vrede bewaren, wiens hart op U steunt, omdat hij op U vertrouwt/' De zendeUngen haddeu veel beraoediging bij huu schoolonderwijs. De school werd slechts in den winter 195 en dan alleen gedurende den halven dag gehouaen. Want de meisjes werden vroeg door hare moeders tot de ver- schillende werkzaamheden gebruikt die door de Groen- landsche vrouw verrigt worden, en de jongens begon- nen, als zij nog zeer Jong waren, zich te oefenen in het roeijen van den kajak, het werpen van den harpoen enz. Er verliep veel tijd eer zij de noodige bekwaamheid in deze oefeningen verkregen liadden. Bij de lieiden- sche Groenlanders gold behendigheid in dezen moei- jelijken arbeid als de grootste deugd, en niets zoude meer geschikt geweest zijn om hen terug te houden van naar hetEvangelie teluisteren, dan wanueer zij een zweem van werkeloosheid , nalatigheid of onbedrevenheid in hunne landgenooten, die reeds het Christendom om- helsden, ontwaard hadden. Maar hoe kort de tijd van den dag was welke aan de school werd gewijd , de kinderen maakten over het algeme-'^n toch goede vorderingen. Velen leerden in den loop van eenen winter duidelijk lezen; en onder de oudere scholieren waren er die zoo- wel het Groenlandsch als het Duitsch zonder fouten kon- den lezen en schrijven. Men herinnerde hen gedurig met nadruk. om deze meerdere bekwaamheden te beschou- wen als middelen , waardoor zij anderen die niet dezelfde voorregten genoten hadden , konden helpeu : en hunne onderwijzers verheugden zich als zij zagen dat zij dik- wijls hunnen vrijen tijd gebruikten om oude menschen die nooit geleerd hadden, voor te lezen. ii ''ftl m I ii r r ^ 196 Als volk, wareii de Groenlanders vau nature ach- teloos en zorgeloos. Daarom spanden de zendelingen alle krachten in om hen te gewennen aan zuinigheid en bedachtzaamheid , naar het voorschrift des apostels, die beveelt //onze eigene zaken te behartigen^ opdat wij eerlijk raogen wandelen voor alle menschen en geen ding vau noode hebben/' en verder, ,/ora te werken , opdat zij iets hadden mede te deelen aan degenen die gebrek hadden, en niets te verkwisten." Deze lessen werdcn hun niet alleen door de onderwijzers ingeprcDt, maar alle instellingen welke ouder de bewoners van den zeudingspost ingevoerd werden, en waarmede deze gewillig instemden, strekten om het hun dieper in 't gemoed te prenteu. Want, het moge hier gezegd wor- den, al hadden de zendelingen gewenscht hun eenige voorschrifteu door dwang op te leggen, de Groenlan- ders zouden zich hiertegen aangekant hebben , daar zij zeer naijverig op hunue vrijheid zijn. Dus werdeu met hunne volkomene toestemming die regels van nijverheid en voorzigtige spaarzaaraheid onder de christen-inboor- lingen ingevoerd, welke zulke heerlijke gevolgen hadden, dat zij, hoewel bezwaard met het onderhoud van een groot aanta! hulpelooze weezen, ouden en verlateneu, die door hunne Heidensche bloedverwanten verstooten waren, altijd eene grootere hoeveelheid voortbrengse- len aan de Deensche handelaren te verkoopen hadden , dan deze zich ergens elders konden verschaffen. /ylnder- 197 re ach- ielingen Liiigheid .postels , pdat wij 3n seen werken , enen die J lessen geprent, lers van ede deze per in 't egd wor- n eenige iroenlan- daar zij rden met lijverheid a-inboor- hadden , van een rlateneu , rerstooten tbrengse- L hadden, 1. ,/Tnder- daad," zegt de oude geschiedschrijver der zending, ;/als men beweert dat eenig tijdelijk voordeel invloec' gehad heeft oin de Groenlanders te bewegen zich bij de geloovigen aan te sluiten, dan ligt dit alleen aan de eerlijkheid en de orde onzer vereeniging. leder is hier zeker van zijn eigendom, verlaten weduwen worden geholpen, nieraand is genoodzaakt tegen zijnen zin te trouwen, geeue vrouw wordt weg- gezonden, het is geeneu man geoorloofd meer dan eene vrouw te hebben en alle ouderlooze kinderen worden onderhouden en christelijk opgevoed/^ Door den wasdom verbiijd , waarmede God het zaad gezegend had dat hij en zijne breeders uitstrooiden , begon Mattheus Stach met een verlangend oog naar het Zuidwesten uit te zien. Daar, aan den overkant van het uitgebreidc water, doolde over de koude, naakte wildernissen van Labrador het volk der Esquimo^s rond , in geslacht en taal aan de Groenlandsche bekeerden verwant. Het Evangelic ook tot hen te brengen werd nu de begeerte van zijn hart. Het verhaal 't welk de zeelieden, die de kust van Labrador bezochteu, van zijne bewoners deden, was niet van dien aard om menschen uit te lokken, welke door andere beweeg- redenen gedrongen werden dan liefde tot God en den naaste. „Dieven en moordenaren /' ziedaar de uitdruk- king, waarmede bijna ieder die van dit volk sprak , hun karakter schilderde. ,/Maar hoe meer zij van na- !■'' ; .1' 198 ture verbasterd zijn," zeide de zendeling, „hoe meer behoefte er is dat wij hun den weg der zaligheid be- kend maken." Zijne breeders in Europa stemden van harte met zijne plannen in, en gaven hem vrijheid met Engeland te onderhandelen, ten einde verlof te erlan- gcn van de Hudsons-Baai-compagnie, om eene zending in Labrador te beginnen en het Evangelie aan de in- boorlingen hunner factorijen te verkondigen. Hoewel zijne aanvraag door mannen van aanzien en invloed ondersteund werd , bleef ze zonder goed gevolg. Eenige vrome kooplieden die in den wensch van den zende- ling deelden, om het Woord van God in dat land bekend te maken, beraamden nu een ander plan. Ge- zamenlijk besloten zij een schip uit te rusten om han- del te drijven op de kust van Labrador. De zendelin- gen meenden zij, zouden op deze wijze het volk kun- nen bezoeken en met eenigen van hen kennis maken , en ten laatste zoude er een zendingspost gevestigd worden. Terwijl Mattheus Stach in Engeland wachtte dat dit plan ten uitvoer werd gebragt, vaardigden de Moravische broeders in Duitschland een hunner bis- schoppen, Johan van Watteville af, om de Groen- landsche gemeenten te bezoeken. Van Watteville, die juist teruggekomen was van eene inspectie der zendings- posten in Noord-Amerika en de West-Indien , onder- nam gewillig dezen nieuwen togt, doch verlangde dat Mattheus Stach hem vergezellen mogt j en deze , ziende t 199 le meer eid be- en van eid met 3 erlan- zending n de in- Hoewel invloed , Eenige I zende- lat land lan. Ge- om han- 5endelin- )lk kun- maken , evestigd wachtte ffden de iner bis- Groen- ille, die Tidings- onder- Qgde dat ziende dat er eenigeii tijd verloopen moest, voordat iets op Labrador gedaan kon worden, keerde ondertusschen met blijdschap naor zijue kudde in Greenland teruff. De reis duurde zes weken. Nadat zij vele dagen door de ijsvelden iligesloten waren geweest, onder- sclieidden zij op den l^*^^^" Junij de met siieeuw be- dekte toppen der Groenlandsche bergen : zij waren nu ongeveer op twintig mijlen afstand van de kust. Kort hierop werden de reizigers verrukt door Let gezigt van een der luchtverscliijnselen der Poolkringen, namelijk drie parhelia of bijzonnen, door zes lichtgevende krin- gen omgeven. //Den volgenden dag /' zegt de bisschop Watteville, //kwamen wij in de Baals-rivier en werden bij het verst afgelegen eiland door twee onzer Groen- landers verwelkomd. Daar de wind te lievig was om aan boord te kunnen komen, bleven zij ons voor en zwommen op hunne kajaks als watervogels door de golven, en dat met zulk eene suelheid dat zij al- tijd voor liet schip voeren, hoewel zij dikwijls half onder water waren. De wind veranderde weldra in eenen storm en wij vlogen als een pijl, eiland na eiland voorbij. Ten laatste kwam Nieuw-Herrnhut in het gezigt dat mijn hart met vreugde en dankbaarheid vervulde. Het stond als een hof des Heereu te midden der wilder- nis. Rondom waren naakte rotsen, schraal met zand bedekt, maar het land om de kerk en de woning der zendelingen , was met groen bekleed dat zeer ver- I I 200 frisschend en bekoorlijk voor het oog was. Y66v de kerk liadden de breeders cen tuin aangelegd; hier vermaakten zij zich met het aankweeken van zulke sla-soorfeen en andere groenten, als gekweekt kondeu worden in een grond, die gedurende negen maanden des jaars bevroren bleef. Aan beide kanten wareu de hutten der Groenlanders op de rotsen gebouwd die zich langs de kust verhieven. Lepelblad, bergzuring en aiidere inheemsche planten groeiden in den weligsten overvloed rondom de gebouwen ; en de vlakte tusschen het kieine dorp en het strand was met gras bedekt en met de zomertenten van het volk bezaaid. Een groot magazijn, dat alleen op eene hoogte stond, diende als baak voor de schepen die de kust naderden. De bisschop maakte al spoedig kennis met al de bewoners der volk planting ; hij bezocht de ver- schillende plaatsen waarheen zij zich ter vischvangst verspreid hadden, en met behulp van een der zende- lingen die als tolk diende, onderwees hij hen beide in het openbaar en in het bijzonder, en won volko- men de achting der Groenlanders. Zij waren gewoon de menschen te onderscheiden door eenen bijnaam die bijzondere ligchamelijke of geestelijke hoedanigheden aanduidde, en hij bleef lang onder den naam van Jo- hannes (Asersok) d. i. de lief hebbende , bij hen in her- innering. Hij nam deel aan al de werkzaamheden zijner ^endingbroeders ; hij verhaalt met genoegen van eenige 201 66v de ; hier L zulke kondeii aanden reu de wd die ring en sligsten iissclien dekt en 1 groot 3nde als met al de ver- hvangst zende- n beide . volko- gewoon laam die dgheden van Jo- i in Ker- en zijner ,n eenige der togten , waarop hij hen begeleidde om drijfhout en turf te vergaderen , of ook om de eijeren van de eider- gans te zoeken , welke gedurende de zomermaanden een groot gedeelte van hun onderhoud uitmaakten. Een van deze reizen was naar Kanneisut, ongeveer tien mijlen aan den anderen kant der Baalsrivier; eene streek lands door hooge rotsachtige heuvels besloten en waarin kreupelhout en grasplekken elkaar afwisselden, en vele stroomen en vijvers, helder en frisch water oplever- den. Dit was een gezocht toevlugtsoord der rendieren; maar nog meer waarde bezat het door den overvloed van forellen die in de beken gevangen werden, zoo- dat men ze wel eens met honderden te gelijk in de netten kon ophalen. De oevers van het water en het kreupelhout waren echter met zwermen mosquito's be- zaaid. Maar zij kwelden lang niet zoo, verzekerde de bisschop zijue medgezellen, als die, welke in over- vloed te vinden zijn aan de oevers van de Delaware of op het eiland St. Thomas, van waar hij kort geleden gekomen was. De belangstelling en de toegenegenheid der inlandsche Christeneu werden zeer opgewekt door de berigten welke de bisschop van Watteville hun bragt van hunne Amerikaansche breeders, die hun voor weinig jaren zooveel welwillendheid hadden betoond. Bij zijn verhaal van het lijden en de moeijelijkheden welke de bekeerde negerslaven van St. Thomas moes- ten ondergaan, riepen zij uit: ,/Hoe gelukkig zijn wij 1 i'l '■'".'.' 202 » ill I dat wij God elken dag in vrede en vrijheid mogen dienen." Een der onderwerpen waarover de breeders hartelijk wenschten met den bisscliop te raadplegen, was de vcstiging van een' zendingpost in liet zuideu van Greenland, het volkrijkste gedeelte des lands van waar de meesten hunner bekeerlingen afkomstig waren. Deze wenschten vurig dat liet Evangelie in liun geboorte- land zoude gepredikt worden, en de zendelingen ver- langden den grondslag te leggen tot eene nieuwe chris- ten-volkplanting te midden der Heidenen. Er was voor liet oogenblik geen vooruitzigt om zulks te doen; de middelen der Moravisclie breeders waren uitgeput door het onderhoud der vele zendingposten welke zij in de laatste twintig jaren hadden gesticlit. De bisschop van Watteville kon slechts zijne hoop en zijne gebeden voor dit meer verwijderd arbeidsveld met de hunne vereenigen, en bezocht met hen verscheiden heidensche volkplantingen die binnen het bereik van Nieuw- Herrnhut waren. Op zijn' raad begonnen de zendelin- gen eenigen hunner bekeerlingen tot meer uitgebreide werkzaaraheid voor te bereiden; zij droegen hun de taak op, om hunne medegeloovigen in het Woord van God te onderwijzen wanneer het volk op hunne jagt en visschersplaatsen zouden zijn. Mattheus Kajarnak, Jo- hanan , * zijn vriend en medgezel op zijne reis naar Europa en verscheidene oudere breeders , wier voorbeel- dig jgedrag en vordering in Christelijke kennis hun 203 mogen 'oeders )legen , leu van m waar a. Deze sboorte- 3n ver- e chris- jBiS voor oen; de Dut door 'a] in de ;hop van gebeden hunne idensche Nieuw- zendelin- ^ebreide liun de cord van le jagt en nak, Jo- reis naar voorbeel- nnis bun regt gaven op vertrouwen, werden tot inlandsche hel- pers gevormd. Een zeker getal huisgezinnen werd meer in het bijzonder aan de zorg van ieder hunner opgedra- gen, ten einde toezigt over hen te houden en de kiuderen te onderwijzen. Bij afwezigheid van de zen- delingen gingen de inlandsche helpers bij de dage- lijksche godsdienstoefeningeu voor; zij leidden de ge- beden van het volk , en lazen en verklaarden de Schrift. Van tijd tot tijd werden zij ook geroepen om in de zen- dingkerk te prediken. Tot al deze werkzaamheden werden zij zorgyuldig door de zendelingen voorbereid, en ie- dere week gaven zij verslag van hunne verrigtingen. Men moedigde hen aan om het Evangelic onder de Heidenen te verkondigen waar zich de gelegenheid er toe aanbood. Een of twee proeven hunner toespraken mogen hier aangeteekend worden. Nadat de onder- wijzer tot een gezelschap Heidenen van den Zone Gods gesproken had, die voor de gevallen menschen gestor- ven was, ging liij zeer ernstig aldus voort: //Zoo dood en dom als gij nu zijt, was ik vroegef ook; maar toen ik hoorde dat er een Zaligmaker is, die zijn le- ven overgaf voor arme ellendige menschen, toen ver- heugde ik mij over die blijde tijding , en bad Hem mij open ooren en een open hart te geven om te hooren en te verstaan. En nu kunt gij gemakkelijk zien dat ik gelukkig ben, en ik wensch u niets beters toe, dan dat ook gij u moogt onderwerpen aan i i|', IP' m \m 204 ' I den Ileer en gelukkig worden." Een ander helper zeide: //Het is met ons als wanneer een dikke mist liet land bedekt, die ons verhindert eenig voorwerp duidelijk te zien en te onderscheiden. Maar als de mist optrekt, krijgen wij liet eene stuk land na het andere te zien, en als de zon doorbreekt zien wij al- les helder en klaar. Zoo is het ook met onze harten. Zoo lang wij op eenen afstand van onzen Zaligmaker blijven, zijn wij in het duister en met ons zelven on- bekend; maar hoe meer wij tot Hem naderen, te meer licht ontvangen wij in onze harten, en alzoo leeren wij al het goede in Hem en al het booze in ons zelve ontdekken/' Dat niet alleeu de vreemdelingen , die zij als geheel andere menschen dan zich zelve beschouwden, maar dat ook huune eigene landgenooten van eenen onzigtbaren, almagtigen Zaligmaker, Mid- delaar en Vrieud spraken, op eenen toon alsof zij Hem kenden in wien zij geloofden, — dit maakte op velen een raagtigen indruk. //Hebt gij dan God ge- zion van wien gij spreekt?" zeide een heidensch man tot een van de broederen. Deze antwoordde : //Ik heb Hem nog niet gezien , maar ik heb Hem lief met mijn gansche hart, en ik en alle ware geloovigen zuUen Hem eens met onze oogen aanschouwen." De vrager ging peinzend weg en overdacht het antwoord het- welk hij gekregen had. Naderhand kwam hij te Nieuw- Herrnhut terug en verzocht tot de catechisanten toe- 205 gelatcn te worden. Na voldociid onderwijs ontvangen te hebben, werd hij gedoopt en leidde een leven, overeenkomstig zijne Christelijke belijdenis. De blij- moedigheid zijns geloofs was opmerkelijk , en zijn voor- beeld te meer waard, omdat hij het hoofd van een talrijk gezin was, en van wege zijn verstand en zijne opregtheid zeer geacht bij zijne landgenooten. Korten tijd na de aanstelling van de inlandsche helpers, brak eene verschrikkelijke ziekte in de nabij- heid der volkplanting uit. Dertig der inlandsche Christe- neu stierven , waaronder ook eenigen van de breeders die juist tot helpers waren geordend, benevens vele van de Heidenen die op de eilanden woonden. Boveu alles waren de zendelingeu bedroefd over het verlies van Mattheus Kajarnak, die om zijns vaders, zoowel als om ziJDszelfs wille zeer geliefd was, //Zijn ijver en zijn helder oordeel," schrijven zij, „maaktcn hem een zeer gewenscht medearbeider. Wij verheugen ons wel is waar met hem dat hij tot zijne rust is ingegaan , maar zijn naam zal nooit onder ons genoemd worden zonder een ge- voel van weemoedige droefheid op te wekken/' Zijn einde, gelijk dat van zijnen vader, was vol vrede, hoe- wel het met veel ligchaamssmarten gepaard ging. De leemten welke de dood in de gemeente gemaakt had , werden in de twaalf daarop volgeude maanden meer dan aangevuld. Onder degenen die zich nu bij de ge- loovigen aansloten was een man, Kainaek genaamd, rU\ 4 I ni 206 cen rijke Zuidlander, van eene zeer geachte Groenland- schefarailie, daar de mauneii sints drie geslachten robben- vaiigers waren geweest. Maar Kainaek muiitto nog ineer uit door de ontembare hartstogtelijkheid van zijii karak- ter dan door zijnen rijkdom en zijne bedrevenheid. llij was reeds lang met de zendelingen bekend, maar in vroe- ger jaren waren zijne gevoelens jegens hen verre van vriendschappeh'jk. Eene jonge vrouw die hij zocht te trouwen, was zoo verschrikt door zijne woeste geaard- heid, dat zij van hai'e eigene vrienden naar den zen- dingspost vlugtte ora de witte menschen te smeeken haar te beschermen. De zendelingen hadden medelijden met haar, en gaven haar een toevlugtsoord ; dit ver- toornde Kainaek zoodanig, dat hij beproefde eenige der inlandsche Christenen van het leven te berooven. Dit boos opzet werd verijdeld, maar na verloop van eeni- gen tijd vond hij gelegenheid zijne beloofde bruid weg te voeren. De verbindtenis met haar evenwel, bleek het middel tot zijne bekeering te zijn. Gedureiide haar verblijf te Nieuw-Herrnhut had zij iets van het Woord Gods gehoord. Zij verlangde meer te hooren en ver- wierf zooveel invloed op Kainaek dat hij dikwijls kwam luisteren naar de toespraken der zendelingen. Het duurde echter lang, voordat hij zich liet overhalen om de vernederende leer te omhelzen die zij verkondigden. Als een gejaagde en diep ongelukkige trok hij van het Noorden naar het Zuiden , en dan weer van het Zui- 207 nland- )bben- r Tineer karak- lij was 1 vroe- ■re van ocht te geaard- Bii zen- imeeken delijden dit ver- ! eenige ven. Dit m eeni- •uid weg 1, bleek ;Hle haar Woord en ver- Is kwam n. Het alen om digden. van bet Ihet Zui- deu naar het Noorden, maar hij kon zich zelven niet ontvliedeu. Ten laatste, op eenen verschrikkelij- ken winterdag, werdcn de bewoners van Nieuvv-Herrn- hut verblijd door de korast van Kainaek en zijn ge- heel gezin. De reizigers waren als met een harnas van ijs overdekt, maar van binnen was een vuur ont- stokeu, en nu waren zij gekomen met een verbrijzeld hart en eene ernstige begecrte om onderwezen en ge- doopt te worden in den naam en tot de gehoorzaamheid van Christus. Kainaek muntte na zijnen doop even- zeer uit door zijn stil en nederig gedrag, als vroeger door zijne teugellooze drift. Ilij had zulk eene voor- name plaats bij zijne landgenooten ingenomen, dat zijne bekeering bij velen, die tot dus verre nog wei- nig of niet van het Evangelie gehoord hadden, be- langstelling en nieuwsgierigheid verwekte. En nu, gedurende verscheidene maanden, gingen er weinig weken of zeifs dagen voorbij , dat er geene vreeraden te Nieuw-Herrnhut kwameu om naar deze uieuwe din- gen te vragen. De belangstelling waarmede eenige van deze nieuwelingen naar het Woord Gods luisterden, wekte levendigc vreugde en hoop in het hart hunner Christen-landgenooten op. Een van de inlandsche hel- pers, Daniel Agusiua, werd met de vurige begeerte bezield om zijne bloedverwanten en vroegere kennis- sen , die drie honderd mijlen ten Noorden woonden te bezoeken, en hen te vertellen wat hij geleerd had. n Vm 208 De zendelingen vreesdeu voor de verzoekingen waai*- aan hij zoude blootgesteld ziju wanneer hij door Heidenen omringd en van openbare godsdienstoefening en her- derlijk onderwijs verstoken zoude zijn, Maar ziende dat zijn hart er op gesteld was, stemdeu zij toe en gaven hem tot medgezel een zijner medehelpers , Jonas genaamd, die ook zijne betrekkingen in het Noorden had. De twee reizigers vertrokken vol hoop en maakten hunne reis tot eene zendingstogt om overal , waar zij maar hoorders konden vinden, van hunnen Verlosser te spreken. Op sommige plaatsen werden zij bespot en beschimpt, elders ontmoetten zij aandach- tige toehoorders; en na verloop van twee maanden keerden zij met dankbare harten en vergezeld van verscheiden hunner bloedverwauten terug. Daniel had al de leden zijner familie overgehaald om met hem naar. Nieuw-Herrnhut te gaan, en ten laatste werden zij alien tot het geloof gebragt. Hij bezat meer dan ge- wone gaven als onderwijzer, en van alle inlandsche helpers schijnt hij degene geweest te zijn, die den meesten invloed uitoefende en wiens werk het meest gezegend was. Van geboorte een Zuidlander, zijnde de zoon van een rijk en voorzigtig man, die, volgens de gewoonte des lands, een zwervend leven leidde, woonde hij het eene jaar in het Zuiden, het tweede op Kangek, het derde op Disko, enz. Agusina was de oudste van een talrijk gezin en werd omstreeks den 209 n waar- !eideuen en lier- : ziende toe eu helpers , . ill het ^ol lioop Q overal , huniien werden aandacli- maanden izeld van aniel had hem naar. rerden zij dan ge- nlandsche die den het meest ;r , zijnde 3 , volgens u leidde, et tweede na was de ireeks den tijd geboren dat Egede, de vader der Groenlandsche zending , in het land aankwam ; hij was echter tot den mannelijken leeftijd gekomen voordat de prediking van eenen Zaligmaker zijn oor bereikte. Zijn vader werd toen hij eens op Kangek was, door den Deeuschen predikant van Godhaab, den heer Drachart, bezocht, die aan hem en zijn gezin het Evangelic verkondigde. Agusina ontving zulk eenen indruk van hetgeen hij dien dag hoorde, dat hij terstond besloot het eigendom te worden van dien Zaligmaker, die hem verlost had. Maar hij kon zich in dezen tijd niet bij de geloo- vigen aansluiten, zooals hij wenschte te doen. Zijn vader eischte zijne hulp en Agusina was genoodzaakt hem op verre zwerftogten te vergezeUen. Eindelijk kwam het gezin weer op Kangek aan , en Agusina die uu getrouwd was en zelf kinderen had, maakte aanspraak op zijn regt om onafhankelijk te mogen han- delen. Zijne broeders waren thans volwassen en in staat hun vader in zijne plaats te helpen; hij nam dus afsoheid van zijne bloedverwanten en vertrok naar Godhaab. Hier ontving hij het onderwijs van den heer Drachart, door wien hij in 1747 in de kerk werd aau- genomen, en bij den doop ontving hij den naam van Daniel. Maar een van zijne ooms had zich te Nieuw • Herrnhut nedergezet en was Christen geworden , zoo • dat Daniel zeer verlangde zich bij hem te voegen ; dus stelde hij zich met vrijwillige toesteinmiug van 14 li ;i 210 den heer Drachart, en met gcedvinden van de Mo- ravische zendelingen onder de herderlijke leiding de- zer laatsten. Hij ward spoedig daarna tot het Heilig Avondmaal toegelaten , en van dezen tijd af was het zijne vurige begeerte de goede boodschap die hij zelf ontvangen had aan zijne landgenooten bekend te ma- ken. Nadat hij in het jaar 1753 onder de helpers was opgenomen , begaf hij zich met geheel zijn hart aan het werk. „XJit de volheid zijns harten spreekt zijn mond van den morgen tot den avoud," schreven de zendelingen. Somtijds ontvingen zijne heidensche land- genooten hem met spotwoorden, maar over ^t alge- meen betoonden zij eene bijzondere achting en eer- bied wanneer hij sprak. Want bij het onderwijzen ging zijn ijver met eene hoogc mate van bescheidenheid gepaard. Als hij tot menschen sprak die nog nooit het Woord van God gehoord hadden, begon hij een vriendschappelijk gesprek met hen, toonde belang in hunne zaken, en trapsgewijze eene andere wending aan het gesprek gevende, lokte hij hunne gedachten nit omtrent eenen Schepper, het toekomstig bestaan, enz. Op deze wijze bragt hij hen dikwijls tot de be- kentenis dat de mensch van nature tot het kwaad geneigd is, en geen genade kan vinden in het oog van eenen volmaakt heiligen en regtvaardigen Heer. Maar dan, met een brandend hart en dikwijls met iranen in de oogen, was hij gewoon hun Jezus te 211 de Mo- ing de- t Heilig was het liij zelf 1 te ma- pers was lart aan sekt zijii 'even de :he land- ^t alge- eii eer- zen ging iidenheid og nooit hij eeii belang wending edacliten bestaan , t de be- , kwaad het oog en Heer. njls met Jezus te verkondigen. „Welk een geluk was het/' zeide hij, toen hij stervend aan deze zalige uren terug dacht, ,/welk eene vreugde was het mij , om mijne land- genooten op den Zaiigmaker te wijzen, en hen even gelukkig te zien wordeu, als Hij mij uit genade ge- maakt heeft/' Hij was bij de Deensche kolonisten en handelaren zeer geacht. Gewoonlijk noemden zij hem den „ Gods- man/^ Somtijds was Daniel door noodzakelijke bezig- heid in den drukken tijd van handel en viochvangst gedwongen een of twee dagen op een station te blijven , waar alien , behalve de handelaar en zijn scheepsvolk, Heidenen waren. Bij deze gelegenhedeu vroegen de Groenlanders gewoonlijk, of hij tot hen spreken wilde als hun dagwerk geeindigd was. Dit werd nooit door hem geweigerd. ,/Maar'' zeiden de handelaars, toen zij dit later aan de zendelingen ver- haalden, „dan outblootte Daniel zonder de miuste aar- zeling van wege de Europeanen, zijn lioofd, vouwde de handen eerbiedig en , na eerst gebeden te hebben , sprak hij op zulk eene ernstige en aandoenlijke wijze tot de Heidenen, dat deze dikwijls tot tranen bewogen werden en tot laat in den avond bleven om met elka^r te spreken over ^t geen zij gehoord hadden. Daniel sprak veel door gelijkenissen , want hij wist dat zijne landgenooten hem dan het best begrijpen kouden. Des winters, wanneer hij veel ledigen tijd had, ging hij '!i '■■' -''i !■:■: II > 212 in zijne kajak de Heidensche dorpeu , die ontoegan- kelijk waren voor de boot der zendelingen, bezoeken. Van eenen levendigen, moedigen aard zijiide, liet hij zich door geen gevaar afscbrikken , vooral niet als hij wist dat eene ziel ontwaakt was en. uaar onder- rigt verlangde. Bij al deze werkzaamheden werd hij door eenen ootmoedigen, nederigen geest bestuurd. //Altijd'^, zeide hij eens tot de zendelingen^ //bid ik den Zaligmaker mij te geleiden en te besturen, want ik weet, dat als Hij niet aanhoudend bij mij is, ik een arm en el- lendig mensch ben. Mijne zonden en zwakheden ziju zonder getal, maar mijn Heer kent ze alien, omdat Hij mijn hart kent : daarom spreek ik steeds als een zondaar tot Hem. Maar de Heilige Geest leert mij op het lijden van Jezus te zien, en ik gevoel, dat Hij die de armste menschen verkiest , ook mij lief heeft.^' Maar, nadat hij gedurende verscheiden jaren op deze wijze met alle zachtmoedigheid en krachtsinspanning voortgewerkt had, dacht Daniel misschien in zijn hart: //Ik zal niet wankelen in eeuwigheid/^ en toch spoe- dig had hij reden om te zeggen : //Mijne voeten waren bijna uitgeweken, mijne treden waren bijkans uitge- gleden.'' //Door eene schijnbaar jeringe omstandigheid ,'' schrijven de zendelingen, //werd de deur der zelfbe- haagzucht geopend. Hij merkte de groote en buiten- gewone gaven op die hem geschonken waren en welke 213 coegan- zoeken. liet hij niet als onder- r eenen !\ zeide igmaker , datals n en el- ien zijii , omdat als een eert mij , dat Hij heeft/' op deze 3anning u hart : li spoe- n waren uitge- gheid/' zelfbe- buiten- n welke hem tot dusverre gelieel onbekend schenen gebleven te zijn. Spoedig werden wij gewaar dat zijn liefde voor Christus en voor de zielen, iets verloren had van haren vroegeren ernst en eenvoudigheid , en dat zijne toe- spraken niet langer , zooals vroeger , tot de harten der toehoorders doordrongen/' De Meester, dien hij, niet- tegenstaande alle zwakheden en gebreken in opregt- heid diende, liet niet toe dat hij in dezen staat van geestelijk verval voortging. Door beproeving bragt hij hem tot inkeer. Zijne eenige dochter Beata, eenzeer ge- hoorzaam en veelbelovend kind van vijftien jaren , stierf na eene ziekte van een paar dagen , tot bittere droef- heid van haren vader, wiens hartelijk geliefde gezellin en helpP3ter zij was. De benaauwdheid zijns harten was zoo groot, dat hij zich afzonderde en geen deel nam aan de godsdienstoefeningen , die vroeger zijne grootste vreugde uitmaakten. Maar na eenige weken was de onrust van zijn gemoed bedaard. Hij erkende de regt- vaardigheid en de genade van Gods handelwijze met hem, vernederde zich onder de kastijdende hand van zijnen Hemelschen Vader, en vond vrede. Want zijn toorn is slechts voor een oogenblik, zijn genade duurt eeuwig. Niet lang hierna werd Daniel door eene doodelijke ziekte aangetast. Maar het vooruitzigt van den dood benaauwde hem niet meer , en wanneer de ziekte hem heldere oogenblikken liet, waren zijne woorden enkel ' \ h 214 ';|- '■'>:h:t' I' . lof en dank. //Dat de Heer mij uit de Heideuen uit- verkoren heeft, — dat Hij mij van mijne zonden ge- wasschen heeft, — dat Hij mij zijn ligchaam te eten en zijn bloed te driukeu gegeven en mij tot nu toe in gemeenschap met Hem bewaard heeft, — o, hoe zal ik Hem daarvoor danken en prijzen !" Terwijl wij de geschiedenis van Daniel Agusina voort- gezet hebben , zijn wij een tijdperk van acht of negen jaren overgestapt, gedurende welken tijd het werk der zendelingen over het algemeen voorspoedig zijnen gang ging. Het ontbrak echter niet aan vele teleur- stellingen ; eenige ontstonden door den dood van in- landsche bekeerlingen , die ais trouwe broeders en zus- ters van Christus geleefd hadden; andere door het spoedig verdwijnen van godsdienstige indrukken uit harten, die door de goddelijke genade schenen ge- troffen te zijn. ,/Ik weet niet hoe het komt," zeide eene vrouw, ,/wij willen altijd bekeerd worden maar het komt er nooit toe; wij verkiezen nog steeds an- dere dingen boven onzen Zaligmaker." Gelijk de man- nen die weigerden tot de bruiloft te komen , zoo hadden ook de Groenlanders vele verontschuldigingen in te bren- gen , welkc hen verhinderden op het Evangelie acht te geven. //Ik wilde wel gaarne tot dezen Zaligraaker ko- men, zeide een jongeling, //maar mijne betrekkingen houden mij altijd terug." Een ander had eeue groote hoeveelheid hagel en kruid gekocht, //die hij eerst/' in?^-, 215 len uit- lea ge- te eten nu toe 0, hoe I voort- if negen et werk y zijnen J teleur- van in- 3 en zus- Gor liet :ken uit nen ge- " zeide en maar eeds au- de man- hadden te bren- Le acht te aker ko- ekkingen 10 groote eerst/' volgens zijn zeggen, ,/m het Zuiden wilde verschieten , waar vele rendieren zijn." Sommige maunen die zich gaarne in de nabijheid der zendelingen hadden neder- gezet, werden hierin door hunne vrouwen verhinderd, die er niet toe konden besluiten de feesten en dans- partijen op te geven, welke zij gewocn waren met hare buren te houden. Eene dezer vrouwen kwam later in groote droefheid tot de broeders. Haar man, zeide zij , was kort geleden gestorven , ernstig om de ver- geving zijner zonden biddende, en had als eene laatste gunst gevraagd, dat zijn ligchaam naar Nieuw-Herrn- hut gebragt en bij de Christenen begraven zoude wor- den, met welke hij zoozeer gewenscht had te leven. Zij beklaagde het nu bitter dat zij zich tegen zijne wenschen verzet had, en bad de zendelingen om haar onder het getal hunner catechisanten op te nemen. Over het algemeen ontvingen de jongeliedeu het woord met de meeste bereidwilligheid , en waren deze dikwijls het middel waardoor hunne ouders bewogen werden zich bij de geloovigen aan te sluiten. Een m„an, tot wien de broeders op hunne zendingstogten dikwijls gespro- ken hadden, maar die niet besluiten kou zijne geboor- teplaats te verlaten om meer volledig en Christelijk onderwijs te ontvangen, ontmoette bij de caplins- vischvangst toevallig zijne dochter. Zij was voor eeni- •gen tijd van huis gegaan en eene Christin geworden. Hij verweet haar heftig haar vader en bloedverwanten ("11 21G verlaten , en zich bij iiieuwe vrienden aangesloteu te hebben. Zij beantwoordde zijne verwijtingen door met bescheidenheid de redenen op te geven, die haar tot dezen stap bewogen hadden en nadat zij gesproken had van den vrede die verkregen werd door het ge- hoorzamen aan Gods Woord , zeide zij : ,/Gij ook , mijn vader, kunt in dit geluk deelen; raaar als gij niet wilt, kan ik niet blijven en met u verloren gaan." Deze eenvoudige woorden bedaarden zijnen toorn en verzachtten zijn hart. Niet lang daarna trok hij naar Nieuw-Herrnhut en bragt zijne twee zoons en de ove- rige leden van zijn gezin mede. ,/Ik wensch dat mijne kinderen gedoopt worden/^ zeide hij tot de zendelin- gen, //Want zij zijn jong en verlangen Jezus toe te behooren. Wat mij zelven betreft, ik durf aan zulk eene genade niet denken, want ik ben slecht en ook oud. Maar ik wil bij u leven en sterven, want het verkwikt mijn hart van den Zaligmaker te hooren/^ Er waren echter ook verscheiden gevallen dat de ou- ders niet overreed konden worden, en dat zij tracht- ten of hunne kinderen door geweld van den zendings- post weg te voeren, of in toorn alien verderen om- gang met hen te vermijden. Enkele van de jaren waarover wij thans spreken, onderscheidden zich door strenge koude en groote schaarschte. In 1757, toen alle zeevaart gedurende eenige maanden door het ijs werd gestremd, heerschte er een m ill te c met ir tot roken 3t ge- ,mijn ij niet gaan." )rn en ] naar le ove- t mijne ndelin- toe te m zulk en ook mt het Er m. >> de ou- traclit- idings- ;n om- )rekeii , groote eenige , er een zware liongersnood, waarbij de oude treurige gewooii- ten der Heidenen weder aan den dag kwamen ; grijs- aards en hulpelooze menschen werden levend begraven , terwijl velen van honger omkwaraen, vooral weeskin- deren. De breeders hadden veel aanzoek om hulp in deze tijden van gebrek , en niets oefende zulk een invloed en was meer bevorderlijk aan de uitbreiding van het Evan- gelie, dan de edelmoedige vriendelijkheid welke zij van hunne bekeerde landgenooten onderv^nden. De chris- ten-Groenlanders v^aren door hunne maatregelen van voorzorg en verstandige zuinigheid op zulke tijden van gebrek gewapend , en te spaarzamer voor eigen g'^.bruik , opdat zij van hunnen voorraad konden mededeelen aan de arme en hongerige menigte, die dagelijks naar de volkplanting toestroomde. ,/Het bevalt ons hier goed/' zeide een van de Heidenen, //want de menschen heb- ben elkander hier zoo lief/^ Ook beperkte zich de hulpvaardigheid en de milddadigheid der bekeerlingen niet tot hunne eigene landgenooten. Niets trof hen zoozeer als het verhaal der verwoesting van eenige der zendingsposten in Amerika. Toen zij hoorden dat een troep wilden plotseling een der stations aange- vallen en volgens hunne wreede gewooute, dadr ge- moord en geplunderd had , — en dat de arme Christen- Indianen, die hun leven gered hadden, van al hunne bezittingen beroofd waren, barstte de geheele verga- dering in luid geween uit. //Ik heb een mooi rendie- ■■' nr 218 reuvel om huu te geven/* zeide de eeu; ,/en ik een paar nieuwe schoenen," riep een auder. //En ik wat olie/' zeide een derde, enz. Allen droegen naar ver- mogen bij , en het geld dat door den verkoop hunner giften was verkregen, werd behoorlijk verzonden naar de arme vlugtelingen in Pensylvanie. De gedachten van Mattlieus Stacli bleven aan den eenen kant nog altijd met Labrador bezig, en aan den anderen kant met de vestiging van een zendingpost op Zuid-Groenland. De armoede van de Moravische ge- meente stelde wel is waar aan eene nieuwe onderne- ming vele hinderpalen in den weg, maar met geloof en gebed waren zij vele zwarighedeii met moed tegen- gegaan en te boven gekomen , en hun lang op de proef gestelde zendingswerk gaf hem goede hoop dat ook in deze zaak de weg voor hen effen gemaakt zoude worden. De zending op Nieuw-Herrnliut was goed van arbei- ders voorzien; nieuwe zendelingen waren uit Europa aangekomen en zijne eerste medgezellen, Johannes Beck en Frederik Boehnisch zetten het werk voort met onverflaauwden ijver en eene naarstigheid die hen als verjongde. Het scheen Mattheus Stach toe dat hij zich met regt voor de dienst op een ander veld in gereed- heid mogt houden ; en ua een en twintig jaren arbeids op Greenland, keerde hij naar Duitschland terug, om zich ter beschikking van zijne broederen te stellen. Kort voor zijn vertrek hadden de Denen eene andere III 219 handelsplaats gevestigd in de Visschers Baai , een smallen zeeboezem omstreeks zes en dertig mijlen ten Zuiden van Godhaab. Aan den mond der baai* zijn twee eilanden, van twaalf tot zestien mijlen in omtrek ; op dat , welk meest ten Zuiden lag, hadden de Denen hunne factorij gevestigd. Toevallig moest Mattheus Stacli op zijne reis naar Europe* van deze nieuwe volki)lanting uit onder zeil gaan. Hij nam eer hij de kust verliet het omliggende land in oogenschouw, en merkte onder zijne bewoners vele liuisgezinnen op, die nu en dan den zomervischtijd nabij Nieuw-Herrnhut doorbragten en dus den zendeling hadden leeren keiinen. Zij ba- den hem om ook in hun land onderwijzers te mogen ontvangen, en hij beloofde hun dit verzoek aan zijne breeders in Europa over te brengen. Dientengevolge maakte hij , bij zijne komst in Duitschland , deze zaak aan de gemeente te Herrnhut bekend en daarop werd de verguuning van het Deensche gouvernement aan- gevraagd om de voorgenoraen zending te vestigen. Deze werd spoedig verleend; maar de Moravische broeders waren niet bij magte hieraau binnen den tijd van twee of drie jaren, iets te doen. De inwoners van de Visschers- Fiord echter, drongen zoo dikwijls op hun verzoek om onderwijzers aan, als zij gelegenheid daartoe hadden, wanneer ieraand de zendelingen bezocht. In het jaar 1757 werd eindelijk besloten dat Mattheus Stach deze nieuwe zending zou ondernemen, en terstoud met be- 220 hulp vau eenige inlandsche huisgeziimen dier plaats eene kleine cliristen-volkplanting vestigen, gelijk die van Nieuw-Herrnhut. Onder de breeders in Duitsch- land die zich met hun gansche liart aan den zendiugs- arbeid hadden toegewijd, behoorde Jens Haven, die, even als Stach , eene vurige begeerte koesterde om het Evangelie in Labrador te verkondigen. Maar daar het alsnog ondoenlijk was ten dienste van de Esquimo's van dat land den arbeid te beginnen, stemden Jens Haven en zijn breeder Peter er gaarn in toe om Mattheus Stach te begeleiden. Zij konden geene groote toebereidselen maken; — eene boot was bijna het eenige voorwerp dat zij tot hun gebruik en gemak medenamen. Zij vertrokken in Maart 1758, kwamen ongedeerd door het terrein van den oorlog en voeren naar Kopenhagen j maar het schip dat daar lag, bestemd naar de Vis- schers Baai en Godhaab, was reeds zoo vol dat zij er geen plaats op konden krijgen. Dus naren zij ge- noodzaakt eene maand te wachten, totdat een ander schip naar de Deensche factorij te Zukkertop bestemd, (honderd mijlen ten noorden van hunne bestemming) zoude uitzeilen. Te Zukkertop scheepten zij zich op eene open boot naar Godhaab in, en bereikten, na eene onstuimige vaart op den vierden dag veilig deze plaats. Hunne aankomst veroorzaakte groote blijdschap te Nieuw-Herrnhut, waar men weldra zamenkwam om over de voorgenomen vestiging te spreken. 2?1 [schap I om Vier ialaudsche huisgezinnen , twee eu dertig zielen in getal, werdcn uitgekozen om met de zendelingen, de stichters van de nieuwe volkplanting te zijn, waar- toe het geheelc gezelschap in Julij uitzeilde. Hunne eerste zorg \\'j.s de baai te onderzoeken om de meest geschikte plaats te vinden. De onmiddelijke nabijheid der Deensche factorij scheen zeer bcgeerlijk voor de Europeanen te zijn , er werd veel water en welig gras gevonden. Maar dc zendelingen wisten dat, hoe be- koorlijk deze plaats voor hen was, zij minder aangenaam voor de Groenlanders moest zijn, dewijl ze niet geschikt was voor hunne bezighcden. Zij trachtten eene plaats op te sporen waar deze beide voordeelen vereenigd waren ; eene bron die nooit tot op den bodem toe be- vroor en een strand dat in den winter open bleef en niet te ver van den Oceaau verwijderd lag. Dan zou- den de Zuid-Groenlanders, die meestal gewoon waren bij de open zee te leven, niet uit vrees voor hon^ers- nood weerhouden worden, om de nieuwe volkplanting te bezoeken en het Evangelie te hooren. Zulk eene plaats werd aan de gansche baai niet gevonden, be- halve te Akonemiok , een eiland op ongeveer drie mij- len afstands van den Oceaan. Hoewel het zoo zeer door bergen ingesloten was , dat het geen zonnestralen opvan- gen kon, kozen de zendelingen met hunne gewone zelfverloochening deze plaats uit ter wille van de in- boorhngen. Den 24^'^" Julij sloegen zij daar hunne 2U I.J: •■ J: tenten op, en ailer zorg was nu om meer stevigt woningen te bouweu. Onderwijl stelden de zendelingen zich vrij lang met een Groenlandsch huis tevreden; want zij hadden geen hout om er een naar Europe- sche wijze op te trekken. De plek was zoozeer van bouw- stoffen ontbloot, dat zij geuoodzaakt waren zelfs de stee- nen naar de bestemde plaats te rollen, de aarde in zakken van de eene plaats te halen en de graszoden te water van eene andere streek aan te voeren. Zij hadden echter eenige latten voor het dak uit Nieuw-Herrnhut mede genomen, en de zee spoelde twee stukken tim- merhout aan, die zij noodig hadden om hetzelve te voltooijen. Behalve een klein huisvertrek bevatte de woning eene kamer van vijftien voeten in ^t vierkant. Deze moest zoo lang voor kerk en school dienen, tot dat zij zich beide konden verschaft'en. Het dak was omstreeks zes voeten hoog, zonder zoldering en door twee pilaren gesteund; de latten waren met eene dubbele laag zoden bedekt , verder met aarde aaiigevuld ten einde den regen te weren, en oude tentdekken waren over het ge- heel uitgespreid; de muren ^aren ook met vellen gedekt. In het begin hadden de Groenlanders moeite in hun onderhoud te voorzien, maar later ontdekte» zij, niet ver van huis , eene kreek , waardoor de robben in eene naauwe baai liepen en zij in groote getale konden ge- vangeu worden. Het duurde niet lang toen reeds eenige der heidensche bewoners van den omtrek de nieuwe IqiiIBB 223 volkplanting kwam bezoeken, sommigen door nieuws- gierigheid maar de meestei' door begeerte naar het Woord van God gedreveii. De meesten van hen woon- den op zulkeu afstand, dat ze genoodzaakt waren een' togt van verscheidene mijlen over woeste rotsen te ma^-en , voor dat zij den zendingpost konden berei- ken; tv, h kwamen zij gedurig vooral op het Kersfeest. Dan kwamen de Christeninboorlingen en hunne onder- wijzers dibrijls tot gemeenschanpelijk gebed bijeen en vierden feest met vreugdevoUe liederen en lofzangen. De eerste winter was zoo zacht, dat storm noch ijs het volk verhinderden gedurig uit te gaan om robben in de naburige baaijen en kloven te vangen. Hierdoor waren zij in staat overvloedig zich van levensmiddelen te voorzien en behoefden den post niet te verlaten, totdat de tijd voor de caplin-visscherij aanbrak en al- ien zich naar zee begaven. De zendelingen die hen meestal vergezelden, vonden aandachtige hoorders on- der heidensche inboorlingen die hetzelfde beroep uit- oefenden, en als de zendelingen niet tegenwoordig wa- ren , gebeurde het meermalen dat de Heidenen hunne bekeerde landgenooten verzoehten , in hunne tenten te komen en het Woord van God tot hen te spreken. Het eenvoudige getuigenis van deze inlandsche Chris- tenen bleef ook niet zonder zegen. Vele personen, ja zelfs huisgezinnen werden daardoor bewogen om van woonplaats te veranderen en in de nabijheid der zen- I I*-.', ' I 1 h ^ !'i I i 224 delingen zich te vestigen, al was deze verandering vaak nadeelig voor huii tijdelijk welzijn. Andere in- boorlingen, die op hunne zwerftogten naar Let Noor- den op den zendingpost vertoefden , hoorden voor het eerst met groote verbazing en zelfs met aandoening het Woord van God, hunnen Schepper, en de tijding der verlossing door het bloed van Christus. Zij konden echter niet besluiten te blijven en zich in deze buurt te vestigen; maar de zendelingen verheugden zich dat zij eenig begrip van het Evangelic gekregen hadden en wisteu waar troost te zoeken, als zij dien behoefden. De zendelingen hadden hunnen post Lichtcnfels, LirHTKNiKLS. 225 ^k^^P^ tts^ d. i. ,/lichte rots^' geiioemd, iiaar de kleur der rotsen die hem omringden. „Niemand/' zegt de geschied- schrijver der zending, ,/Zoude gedacht hebben dat zulk een uithoek, eene gescliikte woning voor menschen bieden kon." Ook was er geen overvloed of afwisseling van voedsel in dit land te krijgen; reudieren, eider- vogels enz. kwamen Tiiet in de nabijheid. Maar de zee gaf kabeljaauw en heilbot, welke de inboorlingen tot wintervoorraad inzamelden. De tweede winter was zeer lang en streng. Wanneer men op liet einde van Mei van de bergtoppen rondzag, aanschoiiwde men, zoo ver het oog reikte, niets dan ijs. De zendelingen zoowel als de inboorlingen werden daardoor zeer op de proef gesteld , en hoewelzij, dank liunne verstandige spaarzaamheid , niet geheel zonder voedsel bleven , waren zij zelden bij magte hunnen honger te stillen. Maar niemand klaagde en de een bielp den ander zooveel liij kon. In den loop van dit jaar werden alien zeer bemoedigd toen verschei- dene heidensche huisgezinnen, te zamen vijf en dertig zielen, zicli op Liclitenfels kwamen vestigen, ora, zoo als zij zeiden, ,/bekeerd te worden." In het derde jaar na de vestiging dezer volkplanting bedroeg de be- volking honderd zeven en dertig inboorlingen. Deze vermeerdering van menschen deed de zendelingen ver- langend uitzien uaar eene kerk, waarin zij hun volk konden onderbrengen , daar hunne vergaderplaats niet groot genoeg was en het siechtc weder hen dikwijls 15 .fn 226 belette de dienst in de open lucht te houden. Hunne bree- ders in Europa hadden liunnen nood in gedachte geliou- den en zonden in den zomer van 1761 eene hoeveelheid bouwstoffen voor kerk en woonhuis , naar den zcnding- post. De kapitein van het schip die deze overbragt, leende eenige van zijne mannen om aan den opbouw behulp- zaam te zijn, en toen alle Groenlanders van hunne visscherstogten teruggekomen waren en zich voor de winterrust op Lichtenfels nedergezet hadden, werd de kerk den l^**^" November, den 34*'*^" Zondag na Pinkster, plegtig aan de dienst van God toegewijd. Nadat de godsdienstoefening geeindigd was, werd een feest ge~ vierd, waaraan alien deelnamen. De opgeruimde stem- ming, de hartelijke dankbaarheid en liefde welke ieders hart vervulde, vergoedden de eenvoudigheid van den maaltijd, die hoofdzakelijk uit gedroogde caplins bestond. Een danklied, voor deze gelegenheid door Johannes Beck vervaardigd en met geestdrift door de Groenlan- ders gezongen, besloot de feestelijkheden. De kerk was grooter dan die te Nieuw-Herrnhut. Een woonhuis van zes kamers stond er onmiddellijk naast, en met veel moeite hadden de zendelingen een moerassig stuk land in een tuin herschapen. Van voren zag men op de huizen der inlanders ; op eenigen afstand , op eene hoogte lag de begraafplaats. Rotsblokken verhieven zich rondom den post, en was verder eene muur van bergen luet ijs bedekt. Het volgende jaar toen de zending op m \e broe- geliou- i^eelheid cnding- , leende behulp- hunne oor de rerd de nkster, adat de 3est ge- le stem- e ieders ^an den jestond. [)hannes :oenlan- erk was mis van let veel ,uk land 1 op de 3 hoogte rondom jen met Hng op Lichtenfels door Gods zegen voor goed gevestigd, en Jo- hannes Beck gekomen was om Mattheus Stach in de ver- zorging der gemeente behulpzaam te zijn, legde Jens Ha- ven zijne taak neder. Er scheen nu hoop te bestaan om eene zendiiig op Labrador te beginnen, en hij keerde naar Duitschland terug ora zich voor te bereiden op de ontginning van dit lang gewenschte arbeidsveld. Op zijne reis naar huis werd hij verrast door het ongewone gezigt van eenen regenboog, die niet dezelfde kJeuren had als bij ons, maar geheel wit was, behalve een licht-grijze streep in het midden. Kort voordat het schip van Groen- iand uitgezeild was , vertoonde zich een even ongewoon maar nog schooner gezigt aan de breeders bij de Kookornen-eilanden, in de Baalsrivier. De eilanden schenen eerst zeer vergroot, alsof zij door een teles- koop gezien werden, zoodat alle rotspunten en alle spleten met ijs gevuld, diiidelijk zigtbaar waren. Na eenigen tijd scheen het alsof alle eilandjes zamen ver- bonden werden, en den vorm van boomen aannameu ; toen veranderde het tooneel nog eens; een tooverach- tige verschijning van schepen met voile zeilen en vlie- gende wimpels, van bergkasteelen met vervallen torens en eene tallooze menigte van andere voorwerpen, verrukten het oog, beelden die, na het gezigt voor een korten tijd met hare grillige vormen bedrogen te heb- ben, of opstegen of zich in de verte terugtrokkcn , tot- dat zij uit het gezigt verdwenen. 228 r r t lu l! :' Niet voor den zomer van 1763 veroorzaaktede dood eene ledige plaats in het gezelschap der breeders , die zich acht en twintig jaren geleden plegtig verbonden hadden tot de dienst van het Evangelie in Greenland. Toen werd Frederik Boehniscli van zijnen arbeid afgeroepen. Zijn le- ven was gekenmerkt door onvermoeide volharding. Wa- kende over alles wat betrekking had, 't zij op de tijdelijke, ^t zij op de geestelijke belangen van het volk , kon men hem naauwelijks overhalen om eenige van zijne gewone bezigheden na te laten, zelfs toen de ziekte zigtbaar zijne krachten sloopte. In de laatste maanden van zijn leven werd hij grootelijks opgebeurd door de nabijheid en de hulp van zijnen zoon. Deze was, nadat hij in Duitschland zijne opvoeding voltooid en zijne voorbe- reiding tot het zendingswerk volbragt had, terugge- keerd om under de leiding van zijn vader deel te nemen aan het werk. Een geduchte val van eene rots, ver- haastte den dood van den ouderen Boehnisch. Toen hij zijn einde voelde naderen wenschte hij dat men om zijnen vriend Mattheus Stach zond. Dezen gaf hij de zorg der kudde te Nieuw-Herrnhut over , totdat meerder zendelingen uit Duitschland zouden komen. Nu hij zijn laatsten aardschen pligt volbragt en voor het laatst het Heilig Avondmaal genoten had, nam Trederik Boeh- nisch hartelijk afscheid van zijne vrouw en kinderen, en verliet deze aarde vol hoop en vrede in het vier en vijftigste jaar zijns levens. Hij werd grootelijks 229 le dood die zich hadden en werd Zijn le- ig. Wa- jdelijke, :on men gewone zigtbaar van zijn labijlieid It hij in voorbe- terugge- ,e nemen )ts, ver- n. Toen men om hij de meerder hij zijn aatst het Boeh- inderen, het vier ootelijks K beweend door de Christen-GroenUuiders , en velen be- klaagden het te laat, dat zij niet meer voordeel getrok- ksn hadden van het onderwijs van iemand die zoo aan- houdend voor hunne zielen gezorgd had. In 1765 kwamen nog drie zendeHngen uit Europa aan, en Mattheus Stach, nog aUijd vol verlangen om het Evangelie naar Zuid-Groenlaiul te brengen , stelde voor de geheele kust van Lichteufels tot kaap Farewell te onderzoeken. Daarbij hoopte hij eene geschikte plaats voor zendingsposten te ontdekkcu , welke hij liier en daar wenschte gevestigd te zien om zoo het Evangelie te ver- kondigen op elke plaats, waar hij hoorders kon vinden. Hij berekende dat hiermede een jaar of nog langer tijd zou heengaan, maar de vele voorziene en onvoorziene gevaren waaraan deze togt hen blootstelde, deed zijne broeders en hemzelven gevoelen, dat het inderdaad onzeker was of zij in dit leven elkander ooit weder ontmoeten zoudeu. Na een liefdevol afscheid van de gemeenten te Nieuw- Herrnhut en Lichtenfels , verzocht hij hen om in de ge- boden ook te gedenken aan de Zuidlandsche Heideneu, opdat ook hun het Woord van God bekend geraaakt mogt worden. Hij werd door verscheiden inlandsche bekeer- den vergezeld, die oorspronkelijk uit het Zuiden kwa- men en hunne bloedverwanten hoopten op te sporen en te bewegen naar de blijdc tijding van een Verlosser te luisteren. Verscheiden maanden werden doorgcbragt W 230 If" i< •J ■ s Mi li; ; r ■; met het onderzoeken der kust, waarbij zij vaak door den aanblik van de woeste, eenzame maar prachtige en grootsche natuurtooneelen getroffen werden. Dit droevig gezigt der wildernissen en afgronden zou het hart van den zendeling dikwijls hebben kunnen ont- moedigen, ware het niet dat zelfs op deze plaatsen vele onsterfelijke zielen gevonden werden, aan welke hij en zijne helpers met vreugde de boodschap van het Evangelie bekend maakten. De leute van 1766 vond hen in het warmste en meest aangenaine gedeelte van Groenland, waar tallooze fiords zich dertig of veertig mij- len ver landwaarts inkronkelden en aan wier oevers veel kreupelbosch en groene plaatsen gevonden werden , die het door de eentoonigheid van ijs en sneeuw vermoeide oog verfrischten. Vele grasrijke vlakten toonden nog sporen van vroegere bebouwing aan; hier vond men ook puinhoopen van kerken en zelfs stukken van kerk- klokken. Maar de heidensche bewoners dezer streek, hadden de plaats der christelijke eeredienst tot hunne begraafplaats gemaakt, en de muren hadden hun tot steengroeve gediend, wanneer zij steenen zochten om de graven hunner dooden te bedekken. Twintig mijlen ten zuiden van deze menigte fiords lag het Eden van Groenland, het eiland Onartok, d. i. Warmte. Hier bevochtigt eene warme bron , die steeds opborrelt , met hare stroomen een weelderigen weidegrond, met veel- kleurige bloemen bezaaid. Aan de tegenovergestelde ■i »-■■ ■■ ' 231 ^aak door prachtige den. Dit zou het nen ont- plaatsen m welke ) van het QQ vond ieelte van srtig raij- 3vers veel rden , die ermoeide iden nog jnd men ran kerk- : streek , ot Iiunne hun tot shten om :ig mijlen Eden van nte. Hier 'relt, met met veel- 3rgestelde kust woonden vele honderden van Heidenen , onder welke de zendeling geen klein getal hoorders vond. Dat het zaad, hetwelk op deze reis zoo wijd verspreid werd, eenige harten vond die bereid waren het te ontvangen , bleek in het volgende jaar, toen velen van de Zuid-Groen- landers zich naar Lichtenfels begaven. Hier moeten wij nog opmerken, dat,hoewel de heiden- sche bevolking gewoonlijk zoo zeer met de zorg en den arbeid voor hunne gevaarvolle leefwijze vervuld scheen , dat ze weinig tijd hadden om aan geestelijke en eeuwige dingen te denken, er toch eenigen onder hen gevonden werden welke dieper nadachten ; menschen in wie zekere natuurlijke godsdienstzin gesprokei^ had van eenen onbe- keuden God, en die bereid waren de openbaring welke Hij van zich zelven gegeven heeft met vreugde te ontvangen. In een onderling gesprek tusschen gedoopte Groenlanders, gaven eenigen hunne verwondering te. kenneu, dat zij zoo vele jaren van hun leven door- gebragt hadden in zorgelooze onwetendheid en onnaden- kendheia, zich niet bekommerende om de vraag van waar zij kwamen, en waarheen zij gingen. Een van het gezelschap antwoordde terstond: ,/het is waar dat wij vroeger onwetende Heidenen waren , die niets van God wisten; want wie/' vervolgde hij, zich tot de zende- lingen wendende, die daar tegenwoordig waren, ,/wie kon ons iets gezegd hebben, voor uwe komst? Toch heb ik dikwijls gedacht, een kajak, met de pijlen die t 'r ;;l If- m:M 232 |l|f T M'. ■, il m ' ■f it I,>1 •!i er bij behooren, is er niet van zelf; hij moet door den arbeid en de bekwaaraheid van menschenlianden gemaakt worden, en hij, die er het gebruik niet van kent, bederft hem spoedig. Nu is de kleinste vogel met grooter kunst gemaakt dan de beste kajak, en geen mensch kau een vogel maken. Maar de meusch zelf is nog veel kunstiger zamengesteld dan een vo- gel; wie kan dezen dan wel gemaakt hebben ? Eeni- gen van ons volk zeggen dat de eerste mensch uit de aarde voortkwam. Maar ik kon het nooit gelooven; want als dat waar was , waarom groeijen de menschen dan nu niet meer uit de aarde? En vanwaar dan de aarde zelve ? en de zee , en de zon en maan ? Als ik over deze dingen nadacht kwam ik tot de zekerheid dat er lemand moest zijn, die veel magtiger en be- kwamer was dan de menschen, daar hij dit alles ge- maakt had. Maar, wie heeft Hem gehoord of gezien? Niemand van ons. Ik dacht echter, misschien zijn er op andere plaatsen menschen die Hem gezien hebben of iets van Hem weten ; en ik wenschte dan , dat als er zul- ken waren , ik met hen sprekou kon. Zoodra ik u dus hoorde spreken van dezen magtigen Heer, verheugde mij dit en geloofde ik uwe woorden/' Een ander man voegde hier bij: //Ik had ook zulke gedachten; want het scheen mij zoo wonderlijk dat wij zoo onderscheiden waren van andere schepselen , zoodat deze ons tot voed- sel dienden en als voor ons geschapen schenen ; en toch , 233 hoewel er gecn scliepsel bestaat flat wijzcr is dan do menscli, voelden wij soratijds vrees; en als wij aaa het sterven dacliten , vreesden wij dat oiis na den dood eeuig kwaad zou overkomen. Ik dacht, wie kan het tocli wezen, voor v/ien wij bang zijn? wij zien nie- mand boven ons in de wereld. Kan er een Groot We- zen ziju dat wij uiet zien? 0, als ik Hem maar kon ieeren kennen en Hem tot mijuen vriend hebben !*' In Julij 1766 werd de gemeente te Liclitent'els ver- blijd door de terugkomst van Mattheus Stach van zijne ontdekkingsreis. Hij werd door eenige vreemdelingen gevolgd die door zijne vermaningen waren ontwaakt, en die hunne verwijderde woningen verlieten ora zich bij de geloovigen aan te sluiten. Het volgende jaar kwa- men er nog veel meer ora de waarheid te hooren her- halen welke de zendeling hun gedurende zijn verblijf in het Zuiden had verkondigd. Toen zij verlof gek re- gen hadden bij de godsdienstoefening tegenwoordig te zijn, woonden zij deze met merkvvaardige getrouw- heid bij en schenen er veel belang in te stellen, vooral gedurende de lijdensweken en het Paaschfeest. Zestig menschen voegden zich nu bij de bewoners van de kleine Christen-volkplanting, en eene nog grootere verraeerdering vond te Nieuw-Herrnhut plaats, waar vele van de inboorlingen die op de naburige kusten en eilanden woonden, en jaren lang het Woord van God hadden hooren prediken zonder er met ernst acht 234 li op te slaan, uu, als het ware, uit limine sluimeriug ontwaakten. Tot groote verwondering der zendclingen kwamen eenige liedeu uit verafgelegcn oordeii tot hen, wellvc door eenen Angekok, Immcnek gciiaamd , een man van grooten rijkdom en veel aanzien onder zijne landgenooten , gezonden waren, om liem, zooals hij zeide, ^/goede woorden^' terug te brcngen. Ilij was grijs geworden in de uitoefening van zijne kunst, maar niet bezwaard door de grover misdaden waaraan vele van hare beoefenaars zich schuldig maakten. Nu werd hij echter plotseling gestuit in zijnen loop door een schrikverwekkend voorgevoel van het toekomstig oordeel. Hij trok zich naar eene eenzame plaats terug, waar hij verscheidene dagen bleef zonder dat ieraand wist, wat hem overkomen was. Yroeger had hij de zendelingen hooren prediken, maar geen acht gesla gen op hunne woorden; nu kwamen zij echter eenig- zins in zijn geheugen terug, en hij keerde uit zijne afzondering weder met het besluit zijn verblijf bij de geloovigen te vestigen. Na zijne betrekkingen en zijne buren bijeen geroepen te hebben, beleed hij, dat hij zijn geheele leven de ligtgeloovigheid van zijne land- genooten misbruikt had, en verklaarde het niet langer te willen docn. Zoodra het wederkeeren van de lente hem in staat zoude stellen, met zijne kinderen en al- les wat hij had, te verhuizen, wilde hij naar Nieuw- Herrnhut gaan. Ondertusschen zond hij drie van zijn vis* 235 lering lingen m tot aamd , onder zooals lij was kuust, aaraan n. Nu ) door omstig terug, iemand liij de gesla eenig- t zijne bij de ;n zijne dat liij e land- ; langer le lente ri en al- Nieuw- an zijn volk, cm, zoo mogelijk, een onderwijzer ruede te bren- gen. Twee van de inlandsche helpers begeleidden Im- meiieks boodschappcrs op hunnen terugtogt, en waren zeer verblijd .over de ontvangst welke hun niet alleen van het oude opperlioofd, maar van alle inwoneis uit het dorp te beurt viel. Ter naauwernood werd hun tijd tot eten en slapen gegund, zoo vurig drong het volk er op aan, iets raeer van God en den Zaligmaker te hooren; en het scheen alsof oud en joug niot dik- wijls genoeg ,/het groote wonder" kon hooreii lierha- len, dat de Almagtige God in de wereld gekomen was om voor den gevallen mensch te sterven. Op den ll^*^" Mei zag men eene lange rij bootea en kajaks naar Nieuw-Herrnhut steveneu. Immenek, zijne betrekkingen en zijne buren waren alien geko- men om den weg ten 1 ;ven te leeren kennen, en de bevolking van dit oord verd met een getal van tachtig menschen vergroot. ,/In de/m," zeggen de zendelingen, //werd de gelijkenis van den zaadzaaijer, op merkwaardige wijze door voorbeelden opgehelderd/' Uit het hart van sommigen nam de booze het zaad des Woords weg, of werd het verstikt door het onkruid der aardsche zorgen, en in zijnen wasdom belemrnerd. Anderen ont- vingen het met blijdschap, maar de grond was niet voorbereid door een diep besef van zonde , en het we- lig opschieteud plantje verdorde weldra onder de ver- zoeking. Maar in de harten van Immenek en vele an- lb ■*. I'M). 236 deren , werd de leer der verzoening door het bloed van Christus df wortel, die wezenlijke en degelijke vruch- ten der geregtiglieid voortbragt. In het jaar 1771 eindigde Mattheus Stacli zijn lang- durigen en voorspoedigen arbeid in Greenland. De gebre- ken van den naderenden ouderdom veroorloofden hem niet longer, een werkzaam aandeel te nome/ af n het zen- dingswerk dat zijne vreugde nitmaakte. Hij keerde naar Duitschland terug om eene betrekking te zoeken die beter berokend was voor de zwakheid van den ouder- dom, maar waarin hij de overblijvende krachten in de dienst van zijnen Meester kon besteden. In eeuen brief, dien Johannes Beck korten tijd voor zijn vertrek aan hem schreef , werpt hij eenen dankbaren terugblik op de jaren gedurende welke zij zamen gearbeid hadden , en op de zegeningen welken hun geschouken v:aren. Uit dezen brief vernemen wij ook, dat de groote toevloed van volk op de zendingsposten , welke de laatste jaren had plaats gehad, geenszins eene onvermengde verbetering was. //Wij tweeen/' zegt hij, //hebben het leemen huis nog niet afgelegd, waarvan onze geliefde broeder Fre- derik Bothnisch voor zeven jaren schcidde, om in de tegeuwoordigheid van Jezus te komen. Wij drieen waren het, die in het jaar 1735 te zamen de plegtige ge- lofte aflegden, onzen Heer in dat land geheel te vol- gen ; alles te doen , alles te dragen als voor Hem ; om zijnentwille en om de zielen dezer arme Groenlanders 237 ons leven over te geven tot den dood. Hij nam geua- diglijk ons voornemeu aan om Hem te dienen , en naai zijne onuitsprekelijke , nederbuigende genade, lieeft Hij ons werk met zegen gekroond. Hij heeft zijne belofte gehouden, hoewel wij Hem dikwijls tegenstondeii, waar- over ik mij in waarheid schaam , en Hem dikwijls met tranen bid, mij te vergeven. Deze gemeenten die wij van het eerste begin hebben zien verrijzen, en die wij, ieder naar zijne krachten liebbeu gediend, hoe verre gaan zij al onze eerste gebeden, gedachten en verwachtingen te boven. Hoe dikwijls hebben wij al wee- nende Hem aangeroepen om ons toch maar eene enkele ziel van dit volk te schenken, omdat wij wisten dat eene ziel mcer waard is dan alle schatten der wereld in het oog van Hem, die zijn bloed gestort heeft om haar te verlossen. Maar Hij liet het bij eene niet. Reeds heeft Hij in zijne schatkamer vijf honderd zie- len vergaderd die tot Hem om eene schuilplaats wa- ren gevlugt; ongeveer datzelfde getal woont nog in het ligchaam te JVieuw-Herrnhut , terwijl ook hier, op Lichtenfels, drie honderd zijn, waarover zijn oog waakt. Over dezen kan ik niet anders dan mij verheugen en Hem dagelijks prijzen voor 't geen Hij gedaan heeft en nog doet in hun belang. Want waarlijk wij heb- ben in onze gemeente broeders en zusters, wiev be- geerte des harten het is Hem te dienen. Evenwel, zoo- lang wij hier omwandelen.. zullen wij nooit wenschen > < : -ii f !!■«■■■ P fl I ■ »i mi \i i: li |j I I 1; I 1 i ■■ 1: R '■ ■ ;i i, t -I ■ 238 op te houden inet op te wassen in genade. Gave God, dat gij alien voor Hem leefdet. Want nu hebben wij te velen on- der ons die zich uiterlijk bij de geloovigen hebben aan- gesloten, maar die uiet in waarlieid weten in wien zij gelooven : door dezen lijden de anderen schade. Bij ons eerste begin was het zoo niet. Maar nu zijn velen van het volk tot ons gekomen omdat hunne betrek- kingen Christenen geworden waren; en zoo lang zij' zich aan de regels der kolonie onderwerpen, en hun gedrag uiterlijk onberispelijk is, geloof ik niet dat wij hen moetcn uitsluiten. Maar ik ben er van overtuigd dat wij verkeerd zouden doen, als wij de zegcningen der kerk onverwijld aan zulke zorgelooze zielen toe- dienden, en vooral als wij hen aanmoedigden deel te nemen aan des Heeren Avondmaal. Want ik heb opgemerkt dat diegenen die tot dat voorregt toegela- ten zijn, zorgeloos en tevreden in hunne laauwheid berusten en in hun hart zeggen : //Ik heb nu alles bereikt; ik heb niets meer te doen/^ De twee oudste zonen van dezen uitmuntenden man wijdden zich aan de dienst der zending en arbeidden eenige jaren onder zijne leiding; aan het einde van dezen tijd riepen de breeders in Europa een van hen cm zich bij de zending op Labrador te voegen. Zijn vader zegende hem voor de laatste maal en zond hem weg. Korten tijd daarna, in het jaar 1777, ontsliep de grijze zendeling, na drie en veertigjarigen gedul- «s. 239 wij man dden van hen Zijn hem sliep idul- digen en trouwen arbeid. In de laatste dagen zijns levens leed hij veel ligchaamssmarten , maar geene wolk verduis- terde de hot p en den vrede die zijne ziel vervulde. Hij had de vestiging van een derden zendingspost mogen zien, welke zoo lang een voorwerp des gebeds was geweest van hem en zijnen vriend Mattheus Stach. Deze was ge- legen op de kust van eene baai , op eenige mijlen afstands van het eiland Onartok, 'ai te midden van eene groote heidensche bevolking, waarvan eenigen met graagte tot de zendelingen zich wendden. leder jaar bragt eene nieuwe vermeerdering toe aan het getal bekeer- lingen. Dit waren blijde tijdingen voor Mattheus Stach, die van zijne verwijderde woonplaats nog altijd heenzag naar het land , waarin hij zijns Meesters kudde vele jaren had geweid. Hij had zich begeven naar eene der Ame- rikaansche volksphmtingen, welke hem lief was gewor- den door de broederlijke ontvangst, welke hij en zijne Groenlandsche bekeerlingen voor drie en twintig jaren aldaar hadden genoten. Hij hield zich met de opvoe* ding der kinderen bezig, maar zijn hart klopte nog warm voor het werk dat op Labrador en Greenland werd volbragt. De Christenen van een later geslacht die hem nu omringden, deelden zijne liefde voor de broeders Esquimo^s , en vierden vrolijk met hem in het jaar 17 S3 het halve eeuwfeest der Groenlandsche zending. Vier jaren later rustte Mattheus Stach van zijnen arbeid. De eerste proeve om een' zendingspost in Labrador ['1 '■ i'i:.' 240 te vestigen werd in het jaar 1753 ondernomen. Eenige Londensche koopliede.n hielpen de breeders een schip uitrusten voor eene handelsreis naar de kust. Vier zendelingen scheepten zich raede in, o. a. een Hol- lander, trhard genaamd, die zich sedert kort j de breeders aangesloten had en in zijne vroegere betrek- king als matroos op eene Groenlandsche walvischboot, eenige kennis had opgedaan van de Groenlandsche of Esquimo^s taal. In Julij landde het schip aan de kust van Labrador, en ankerde in eene groote baai, welke de zendelingen de Haven van Nisbet noemden, naar een van de scheepseigenaren, Hier besloten zij zich neer te zetten, bouwden een houten huis, waarvoor zij de ramen en bouwstoffen mede genomen hadden, en noemden de plaats, in hoopvoUe verwachting op toekomstigen zegen, Hoopdal, Erhard ging intusschen met het schip meer naar het Noorden, om met de inlanders handel te drijven. Daar zij echter bevreesd .waren hem aan boord van het schip te bezoeken, we- gens de geweren welke daarop waren, en zeer op hem aandrongen om bij hen aan land te komen, ging hij met vijf mannen van het scheepsvolk in eene ongewapende boot en roeide naar eene baai, waar talrijke eilanden waren. Geen van het gezelscliap kwam terug. De boot die zij hadden genomen was de eenige welke het schip bezat, en de kapitein was genoodzaakt, na eenige da- gcn gewacht, en te vergeefs beproefd te hebben om 241 imen. Eenige rs een schip kust. Yier a. een Hol- , kort ) de egere betrek- walvischboot, eiilandsche of > aan de kust e baiai, welke oemdeii, iiaar loten zij zicli [lis, waarvoor )men badden, jrwachting op ing iutusscben , om met de ;hter bevreesd bezoekeu, we- ll zeer op hem , ging hij met e ongewapende Irijke eilanden terug. De boot i^elke het schip na eenige da- te hebben om te ontdekken wat er van hen geworden was, naar Nisbet Haven terug te keeren , en den zendeliugen te zeggen dcit hij , nu hij zoo velen van zijne beste man- nen verloren had, niet zonder hunne hulp het schip naar Europa terug kon brengen. Zij konden dit niet wei- geren, hoewel zij 't diep betreurden hun werk te moeteu verlaten zelfs voor dat het begonnen was. Het volgende jaar keerde het schip terug en het ouderzoek dat naar Erhard en zijne medgezellen iugesteld werd , eindigde met de treurige ontdekking hunuer overblijfsels , waar- aan de kenteekenen van een' geweldadigen dood duidelijk zigtbaar wa?en. Dit bewijs van moorddadige kwaadwilligheid van den kant der Esquimo's , noodzaakte de broeders hun voor- nemen tot vestiging van eenen zendingspost op te geven ; nogtans verloren zij het nooit uit het oog. In 1764 vatte Jens Haven, die kort geleden uit Greenland teruggckeerd was, het plan weder op. In Engeland werd hij aan Sir Hugli Palisser, goeverneur van New- Eoundland voorgesteld, die zijn voornemen met warmte goedkeurde en terstond bij zijne aankomst op het ei- land eene afkondiging uitvaardigde , waarbij alle men- schen die het mogt aangaan , gelast werden Mr. Haven alle hulp te bieden die in hun vermogen was. Maar, niettegenstaande den steun van den goeverneur, had Haven de grootste moeite den bevel voerder van eenig schip te overreden , hem aan de kust van Labrador te 16 I'^i. il:.c ;■"(■■ i ui ■ l'-|l- n i. 4.1 i lii: J 1 24:e brengen. Z<^ozeer wareii de inwoiiers om huiiiie boosheid berucht. Eindelijk landde hij op liet eiland Quirpont, ten Noord-oosten van de uiterste kust van New-Found- land en had hier zijne eerste zamenkomst met de Es- quimo's. Hij sclirijft in zijn dagboek : //De 4'^'' Septem- ber was de gelukkige dag, waarop ik voor de eerste keer een Esquimo in de haven zag komen. Ik liep op hem toe en sprak hem in zijne eigene taal aan, zeg- gende: //Ik ben uw vriend/' Hij was verbaasd een Europeaan in zijne eigene taal te hooren spreken , maar bewilligde gereedelijk in mijn verzoek om terug te gaan, en eenige van de aanzienlijkste mannen van zijnen stam te halen, omdat ik wenschte hun iets te zeggen. Ouder- wijl deed ik mijne Groenlandsche kleeding aan, ont- moette hen aan de kust en verzocht hen te landen. ,/Hier is een //Innuit^' (landgenoot) riepen zij uit toen zij mij zagen. Ik zeide : //Ik ben uw landgenoot en vriend/^ Zij waren zeer verwonderd maar gedroegen zich stil en wij gingen eenigen tijd voort met spreken. Toen vroegen zij mij hen naar een eiland te vergezellen dat een uur roeijens van de kust verwijderd was, \vaar zij hunne vrouwen en kinderen gelaten hadden, die, zoo als zij zeiden, mij gaarne zouden willen zien. Ik twij- felde een oogenblik , want wanneer ik het deed was het zeker , dat ik mij geheel in hunne magt stelde. Maar het scheen van zoo veel belang voor het begin der zending om hen met vertrouwen te behandelen enhet volk beter oosheid irpont , Found- deEs- Jeptem- ! eerste liep op n, zeg- isd een I, maar e gaau, en stam Ouder- II, ont- landen. lit toen loot en en zich 1. Toen len dat aar zij le, zoo k twij- vas het aar het ending c beter 243 te leeren kennen, dat ik mij met vrijmoedigheid in het gebed tot den Heer wendde en dacht : ,/Ik zal met hen gaan in uwen Naam. Als zij mij dooden, is mijn werk voibragt en zal ik bij U leven; maar als zij mijn leven sparen, geloof ik vast dat het uw wil is dat zij het Evangelie hooren en gelooven." Ik ging j en zoodra wij aankwamen hieven zij den kreet aan : //Onze vriend is gekomen V* Zij droegen mij bijna naar hun kamp , waar ik zoozeer van alle kanten ingesloten werd dat ik mij naauwelijks kon bewegen; want ieder man drong zijn gezin vooruit om opgemerkt te worden. Ten laatste overreedde ik hen stil te gaan zitten en te hooren het- geen ik te zeggen had. Ik deelde hun het doel mede , waartoe ik hen was komen bezoeken, en beloofde hun dat als zij wenschten onderwezen te worden, ik den volgenden zomer met eenige van mijne broeders terug komen, een huis in hun land bouwen en dagelijks met hen spreken zoude over den weg tot geluk en eeuwig leven. Den volgenden dag bragten achttien mannen mij een bezoek terug. Ik nam deze gelegenheid waar hen van de vriendschappelijke gezindheid van het Britsche gouvernement te onderrigten, en beloofde dat hun geen letsel aangedaan zon worden als zij zich vreedzaam gedroegen. Om deze verzekering te staven , bood ik hun eene tot dat doel geschrevene verklaring van den gouverneur Pallisser aan; maar zij deinsden terug den- kende dat het schrift leefde, en ik kon hen door geen 241 middel overhalen om het aan to nemen. In den ruilhan- del welken zij met het scheepsvolk dreven , stelden zij mij tot hun scheidsman aan , //want " zeiden zij , //gij zijt onze vriend/' Het volgende jaar giug Haven weer naar Labrador terug, door drie andere zendelingen vergezeld, waar- van e^u langen tijd in Groenland gewoond liad. Zij werden op de meest vriendschappelijke wijze door de Esquimo's verwelkomd, die Haven prezen, omdat hij aan zijn woord getrouw was geweest ; zij herhaalden veel van hetgeen hij hun het vorige jaar gezegd had. De broeders hadden nu verscheidene gelegenheden om. de in- boorlingen toe te spreken , en verkondigden het Evan- gelie aan groote gezelschappen , die eerst met brandende nieuwsgierigheid luisterden , maar toen de nieuwheid van het onderwerp voorbij was, spoedig hunne belang- stelling iieten varen. Gelijk hunne stamgenootcn , de Groenlanders , toen ze nog in hunnen heidenschen staat verkeerden, bekommerde zich het volk van Labrador volstrekt niet om lets dat niet berekend scheen, hen in hunnen dagelijkschen arbeid te» bevoordeelen Maar zij gaven blijken van het grootste vertrouwen in de welwil- lendheid der zendelingen , en dezen wenschten niets liever dan hunne woning onder hen op te slaan. Maar, niet- tegenstaande de goedkeuring waarmede de gouverneur Pallisser en verscheidene andere invloedrijke personen in Engeland het plan der zending beschouwden , werden Ji: 1-* 245 lilhan- leii zij brador waar- id. Zij oor de iat liij 3n veel id. De I de in- r Evan- iidende Liwheid Dulang- , de n staat ibrador hen laar zij welwil- s liever r , niet- ^'crneur 3rsonen werden hun door anderen vele bezwareii in den weg gelegd, die de volvoering van liet plan verscheiden jaren ver- traagden. Eindelijk werd in Mei 1769, door deKegeringeen bevel uitgevaardigd , 'i welk luidde : ,/ Dat het gevraagde land in de Esquimo's-Baai aan de Broedergemeente en haar zendinggenootschap zou afgestaan worden ter verbreiding van het Evangelie onder de Heideuen, en dat zij met hare lofwaardige onderneming in bescherming zouden geno- men worden/^ Haven zeilde andermaal naar Labrador, en koos eene geschikte plaats uit voor de vestiging van den toekomstigen zendingspost , meer noordwaarts van den haven welken men in 1752 daartoe uitgekozen had. In behoorlijken vorm kocht hij het land van de Esquimo's die hunne hoogsfce ingenomeuheid met deze handelwijze te kennen gaven , en in het volgende jaar legden veer- tien menschen , waaronder twee zeiidelingen , een genees- heer en twee of drie ervaren timraer- en smidsgezellen , de eerste grondslagen tot de kleine christelijke gemeente. Zij noemden de plaats Nam. Eenige honderde Esquimo's bragten den zomer in de nabijheid van den post door, maar bij het naderen van den winter trokken zij zich naar onderscheiden gedeelten der kust terug. Hoewel zij de volkplanters gedurig bezocht hadden en gaarne naar de toespraak der zendelingen luisterden, scheen toch geen blijvende indruk op hun gemoed nagelaten te zijn. Maar weinige maanden daarna wer- 246 ,/f ■• m sr