>^
IMAGE EVALUATION
TEST TARGET (MT-3)
y
/
O
//
L
.
%
V^
'^^
c?-
(p..
C/a
^
CIHM/ICMH
Microfiche
Series.
CIHM/ICMH
Collection de
microfiches.
Canadian Institute for Historical Microreproductions
Institut canadien de microreproductions his*oriques
1980
mm
Technical and Bibliographic Notes/Notes techniques et bibliographiques
The Institute has attempted to obtain the best
original copy available for filming. Features of this
copy which may be bibliographically unique,
which may alter any of the images in the
reproduction, or which may significantly change
the usual method of filming, are checked below.
L'Institut a microfilm^ te meilleur exemplaire
qu'il lui a 6t6 possible de se procurer. Les details
de cet exemplaire qui sont peut-dtre uniques du
point de ue bibliographique, qui peuvent modifier
une image reproduite, ou qui peuvent exiger une
modification dans la m6thode normale de filmage
sont indiquds ci-dessous.
□ Coloured covers/
Couverture de couleur
□ Covers damaged/
Couverture endommag^^e
□ Covers restored and/or laminated/
Couverture restaurde et/ou pellicul6e
n Cover title missing/
Le titre de couverture manque
Coloured maps/
Cartes gdographiques en couleur
Coloured ink (i.e. other than blue or black)/
Encre de couleur (i.e. autre que bleue ou noire)
Coloured plates and/or illustrations/
Planches et/ou illustrations en couleur
Bound with otbar material/
Relid avec d'autres documents
□ Coloured pages/
Pages de couleur
□ Pages damaged/
Pages endomma^aes
n Pages restored and/or laminated/
Pages restaurdes et/ou pellicul6es
d
Pages discoloured, stained or foxed/
Pages d6color6es, tachet6es ou piqudes
I — I Pages detached/
n
Pages ddtachdes
Showthrough/
Transparence
□ Quality of print varies/
Qualitd in6gale de I'impression
□ Includes supplementary material/
Comprend du materiel supplementaire
n
D
Tight binding may cause shadows or distortion
along interior margin/
La reliure serree peut causer de I'ombre ou de la
distortion le long de la marge intdrieure
Blank leaves added during restoration may
appear within the text. Whenever possible, these
have been omitted from filming/
II se peut que certaines pages blanches ajout6es
lors dune restauration apparaissent dans le texte,
mais, lorsque cela 6tait possible, ces pages n'ont
pas 6td filmdes.
D
D
Only edition available/
Suule Edition disponible
Pages wholly or partially obscured by errata
slips, tissues, etc.. have been refilmed to
ensure the best possible image/
Les pages totalement ou partiellement
obscurcies per un feuillet d'errata, une pelure,
etc., ont 6t6 film6es A nouveau de fa?on d
obtenir la meilleure image possible.
D
Additional comments:/
Commentaires suppl6mentaires:
This item is filmed at the reduction ratio checked below/
Ce document est film6 au taux de riduction indiqud ci-dessous.
10X
14X
18X
22X
26X
30X
y
L—^
19Y
baa^^
t^^^mm
IfiX
20X
24X
28X
32X
I
tails
I du
odifier
une
mage
The copy filmed here has been reproduced thanks
to the generosity of:
Library of the Public
Archives of Canada
The images appearing here are the best quality
possible considering the condition and legibility
of the original copy and in keeping with the
filming contract specifications.
Original copies in printed paper covers are filmed
beginning with the front cover and ending on
the last page with a printed or illustrated impres-
sion, or the back cover when appropriate. All
other original copies are filmed beginning on the
first page with a printed or illustrated impres-
sion, and ending on the last page with a printed
or illustrated impression.
L'exemplaire filmd fut reproduit grdce d la
g6n6rosit6 de:
La bibliothdque des Archives
publiques du Canada
Les images suivantes ont dt6 raproduites avec le
plus grand soin, compte tenu de la condition et
de la nettet6 de l'exemplaire film6, et en
conformity avec les conditions du contrat de
filmage.
Les exemplalres originaux dont la couverture en
papier est imprimde sont film6s en commengant
par le premier plat et en terminant soit par la
dernidre page qui comporte une empreinte
d'impression ou d'illustration, soit par le second
plat, selon le cas. Tous les autres exemplaires
originaux sont film6s en commenpant par la
premidre page qui comporte une empreinte
d'impression ou d'illustration et en terminant par
la dernidre page qui comporte une telle
empreinte.
The last i-ecorded frame on each microfiche
shall contain the symbol — ♦- (meaning "CON-
TINUED"), or the symbol V {meaning "END"),
whichever applies.
Maps, plates, charts, etc., may be filmed at
different reduction ratios. Those too large to be
entirely included in one exposure are filmed
beginning in the upper left hand corner, left to
right and top to bottom, as many frames as
required. The following diagrams illustrate the
method:
Un des symboles suivants apparaltra sur la
dernidre image de cheque microfiche, selon le
cas: le symboie — ♦- signifie "A SUIVRE", le
symbole V signifie "FIN".
Les cartes, planches, tableaux, etc., peuvent dtre
film^s d des taux de reduction diffdrents.
Lorsque le document est trop grand pour dtre
reproduit en un seul clich6, il est filmd d partir
de Tangle sup6rieur gauche, de gauche d droite,
et de haut en bas, en prenant le nombre
d'images n6cessaire. Les diagrammes suivants
illustrent la m6thode.
errata
I to
t
9 pelure,
on d
13
1
2
3
32X
1
2
3
4
5
6
■
' / y / r r^
JOHANNES EGEDE
EN
MATTHEUS STACK
Bladzijden uit het leven der eerste Zendelingen in
Greenland en Labrador.
PIT HEX KNQKL8CH. MKT AFBKKLDINOKN.
TE ZEIST
Bij J. W. EVERSZ.
•1868.
"lljWWfWW WWWfP
tm
In de volgende bladzijden worden den lezer
eenige bijzonderheden uit het leven der eerste zende-
lingen van Greenland en Labrador medegedeeld. Zij zijn
uit het Engelsch vertaald , door een tweetal vriendin-
nen der Zendingszaak , en behoeven wel geene aanbe-
veling, daar zij op eenvoudig-aandoenlijke wijze, de
ontberingen ons schetsen, welke deze mannen zich
getroost, en de gevaren welke zij getrotseerd heb-
ben, om het Evangelic te brengen aan de volken die
op de kusten der Noordpool-ijszeen nederzaten in den
donkerfcn nacht van Heidensche ellende. Maar zij leve-
ren ons tevens het bewijs , dat de zegen des Heeren
rust op de zwakke pogingen zijner vrienden , die ge-
drongen door de liefde van Christus, met alie magt
doen, wat hunne hand vindt te doen. En zoo moge
dan de lazing ook van dit werkje, menigeen tot zegen
zijn en velen opwekken om medearbeiders Gods te zijn
aan het heil van medezondaars.
Zeist, 14 Julij 1868.
L. H. F. C.
#
#
m^f^^m
■SH
r#
Zendeling op Greenland.
a686-1758.)
i,Het is eeu ander die zaait eu ecu auiler die rnaait,"
Onder de dienstknechten van Clirisius aan wic
liet opgedrageu werd Let zaad uit te strooijen, maar
niet te oogsten, zijn er welligt vveinigen in later tijd
gewecst, wier geloof en hoop zoo zwaar beproefd zijii
geworden als die van Johannes Egede, den vader der
Groenlandsche zending.
Hans of Johannes Egede werd in Noorwegeii
geboren, in het jaar 1686. De eenvoudige, ruwe
zeden, welkc het huiselijk leven der Noorwegers
kenmerken, gewennen de jongelieden vroegtijdig aan
de bezigheden en de uitspanningen der ouders, zoowel
te land als te water. Maar de bezigheden en de uit-
spanningen, aan welke Egede deel mogt nemen, ver-
minderden zijn leeslust niet; hij was zeer begeerig
om kenuis te vergaderen, en de lange winteravonden
in de Noordsclie streken verschaften hem overvloedi-
1
2
gen tijd voor zijiu^ geliefkoosde studien. 11 ij bezat ecu
lieiliebbend , deelnemend hart , dat steeds bet beste
hoopte en gereed was hulp te bieden, en toen hij den
volwassen leeftijd bereikte, bespeurde men dat liefde
tot God de voorname bron was, waaruit zijnc liefde
tot den naaste voortvloeide en tevens de drijfveer die
hem geheel bezielde en in alles leidde. Hij had ge-
dacht aan zijn' Schepper in de dagen zijner jciigc-
lingschap en hartelijk gewenscht zijn gansche leven
door te brengen in de dienst zijns Heeren. Drie en
twintig jaren oud, werd hij belast met de zielezorg
der gemeente te Vogen, in \ct Noorden van Noor-
wegen, en het scheen dat doze werkkring hem reeds
het toppunt zijner verwachtingen en wenschen had doen
bereiken. Hij zag zich tot een zeer werkzaam leven geroe-
pen, maar het was een arbeid dien hij liefhad : hij was
de steun en de troost van bejaarde ouders en vereenigd
met eene echtgenoote in alle opzigten zijner waardig.
In weerwil van de zorgen en teleurstellingen welke
somtijds het hart bedroeven van iederen getrouwen
leeraar, kon Egede zich zelven gelukkig achten en
werd ook als zoodanig beschoi^wd door zijne naburen.
Maar God had eene betrekking voor hem w^ggelegd
waaraan meer moeijelijkheden en minder verblijdende
werkzaamheden verbonden w^aren.
Het zal niet ougepast zijn hier den lezer te her-
inneren, dat in het tijdperk waarop ons verhaal be-
3
trekking hceft, ile kouiiigrijkeii Denemarkcn en Noor-
wegen onder e^c^ne regering en 66n' koning stonden.
De regerende koning Frederik IV Imd eenige jaren
vroeger het voorbeeld gegeven eener godvruchtige on-
derneming, door de oprigting van een' zendingspost
onder de Heidenen te Tranquebar iu Oost-Indie.
Eenige gunstige vruchten verheugden reeds dc liarten
van de getrouwe mannen die zich derwaarts begeven
hadden; en de brieven, in welke zij hunne ervaringen
beschreven en de wijze waarop het Evangelie ontvangen
werd door de afgodische volkeren van dat land, wer-
den met levendige belangstelJing gelezen door de God-
vreezende leden van de Deensche kerk en vonden ook
hun weg in bet aangrenzende koningrijk Noorwegen.
Nergens echter verwekten deze verhalen van "den
zendingsarbeid meer belangstelling en medegevoel, dan
m de afgelegen pastorie te Vogen. Zich zeer ver-
heugende dat Christus aan de Heidenen van die
ver verwijderde Indische kusten gepredikt werd,
begon Egede te vragen of er geen middel zoude zijn^
ora diezelfde gezegende boodschap aan de in nachtelijk
donker verkeerende menschen van andere landen te
brengen.
De vreemde kolonien van Denemarken , waren wei-
nige in getal.
Alleen Tranquebar in Oost-Indie en eenige klei-
ne eilanden in West-Indie behoorden daartoe. In
vroegore jarcii ecliter liiulden Deeiischo en Noorwecg-
sche nmiiiien , van alle Europeers de meest stoutmoe-
dige en voorspoedige ondernemingen gewaagd en ko-
loiiien gesticht. Zich begevende naar liet Oosten en
Wcsten, liet Noordcn en Zuiden, haddcn zij landen
en koningrijken overwonnen en aan hunne nakome-
lingen rijkdommen bezorgd en bezittingcn uagelateii,
grootcr en vruchtbaarder dan liun elgen land.
Egede nu herinnerde zich, dai er eene kleine
Noorweegsche kolonie bestaan had, welker geschicdenis
eene treurige tegenstelling opieverde , met die van hiinnc
meer bevoorregte brooders.
Ten tijde dat de zoo beroemde Britsche koniug
Alfred genoodzaakt word een tijd lang de wijk te
nemen voor eene menigte Noormanneu , die een in-
val in Engeland deden, had een gezelschap Noor-
wegers, door graaf Ingol aangevoerd, IJsland in
bezit genomen (874). Yan daar was eene eeuw later
Eric de Eoode uitgezeild, om een nieuw vaderland
te zoeken en had in het Westen een onbewoond land
ontdekt dat hij Groenland noemde (982), een naam
die bijzonder oneigenaardig schijnt, daar ijsveldeu,
naakte rotsen en met sneeuw bedekte bergen de meest
in het oog vallende voorwerpen zijn, welke de zeeman
ontdekt wanneer hij de kust nadert. Evenwel vindfc men
op deze meest uit ijs bestaande kasten hellingen en
valleijen door de rotsen ingesloten, welke de korte
Noordsclie zomer met groen bekleedt. Tallooze vogels
boiiwen liunne nesten tusschen de klippen en cilaiidcn,
rendieren grazen in de valleijcn en hecle kudden van
zeehonden kocsteren zich op het strand. Het scheen een
gewenscht land voor Eric en zijne manschappen , die
liij dan ook overhaalde om met hem daar liun geluk te be-
proeven. Zij vestigden zich op de Westkust, van tijd tot
tijd zich verder begevende uaar het Noorden en Zuiden ,
toeu hun getal was vcrmeerderd door nieuwe IJsland-
sche en Noorvveegsche kolonisten.
Tot hiertoe waren de bewoners dezer landen Heide-
nen, die Thor en Odin, de goden der Scandina-
viers, aanbaden. Maar de Christelijke godsdienst drong
door tot Noorwegen. De koning Olof schaarde zich
aan de zijde der geloovigen, en vurig de uitbrei-
diug wenschende van het geloof, dat hij zelf had ora-
hclsd, zond hij een Christelijk ouderwijzer om de
Noorwegers van Groenland te bekeeren. Eric hoorde
naar hem en nam het Christendom aan, terwijl de
meesten der landverhuizers zijn voorbeeld volgdeu. Zijne
zoons, moedige en ondernemende zcelieden, traden in de
voetstappen huns vaders, en zeilden van Groenland
nog meer Westelijk op , ten einde een nieuw grondge-
bied te vinden. Zij bereikten de kust van Noord-
Amerika en bragten orastreeks twee jaren door in
in een boomrijk land, dat waarschijnlijk een gedeelte
was van de nu tot Canada belioorende landstreek.
6
1 1
De zooiis van Eric iioemden liet //Wijnland", om
de wilde wijngaarden welke in de bosschen groeiden.
Tot dus ver hadden zij er geen roensclien ontdekt; de
vogelen in de lucht en de wilde dieren des wouds sche-
nen de eenige bezitters te zijn van deze schoone streken.
Maar in het derde jaar verder Noordwaarts zeilende,
ontdekten zij een klein donkerkleurig volk , waarschijnlijk
een stam der Esquimoo's, welke zij spottenderwijs Skroe-
lings of dwergen noemden. Deze nieuw bekeerde Noor-
mannen , hoewel zij tot op zekere hoogte de Cliristelijke
godsdienst hadden aangenomen , kenden weinig of niets
van haren eisch om vrede te houden met, en welwil-
lendheid te beoefenen jegens alle menschen. De veracliting,,
met welke zij de Skroelings beschouwden, weerliield hen
niet van dadelijke betoonmg van vijandschap, Zij vielen
hen aan , doodden verschieden van hen uit dartelen moed-
wil en lokten zoo doende een strijd uit met den geheelen
stam, in welken hetNoorweegschopperh'-'ofdgedoodwerd.
Niettegenstaande dit onheilspellend begin, vertrok-
ken landverhuizers uit Groenland , IJsland en Noor-
wegen naar dit nieuw ontdekte gebied , vestigden
zich aldaar en waren een tijd lang voorspoedig. Had-
den zij in vrede met elkander kunnen leven , dun zou-
den de kolonisten van Wijnland de Amerikaanschc
vaders zijn geworden van eene natie van Europeeschc
afkomst, mim vier eeuwen voor de groote ontdekkin-
gen van Columbus; maar zij waren een liocgmoedig
\>'
^' , om
^roeiden.
dekt; de
ds sche-
streken.
eilende ,
chijnlijk
s Skroe-
e Noor-
istelijke
of iiiets
welwil-
icliting^
eld hen
j vieleii
I rnoed-
sheelen
d werd.
ertrok-
Noor-
tigden
Had-
n zou-
mscbe
eesclie
3kkin-
loedig
en twistziek ras, en de woonplaats van de nieuv.eko-
lonie werd weldra door tweedragt en bloedstorting ver-
stoord. Sommigen van hen, die dezen storm overleef-
den, bleven in het land, maar de kolonie was uiteen-
gespat en Wijniard werd niet verder bevolkt.
In de volgende eeuw ondernam een ijverig Groen-
landsch zendeling de reis derwaarts, hopende de af-
stammelingen van zijue landgenooten wedcr te vin-
den en ze tot het Christendom te bekeeren. Maar
het schijnt dat zijne menschlievende onderneming niet
met goed gevolg is bekroond geworden. De vroegere
ontdekkingen van de Noormannen waren langzamerhand
ait het geheugen gewischt en het lot hunner Ameri-
kaansche broeders werd nooit geheel bekend. In dit
opzigt was de geschiedenis van Wijnland eene voor-
beelding van het lot, dat eenige eeuwen later de Groen-
landsche Noorwegers wachtende was.
Gedurende vier honderd vijftig jaren onderhield
Groenland geregeld , maar slechts van tijd tot tijd
gemeenschap met Noorwegen. Een overheidspersoon
door den koning afgczonden bestuurdc de burgerlijke
zaken, en eene reeks van bisschoppen, door den aarts-
bisschop van Drontheim aangesteld, had het opper-
bestuur over de kerk van Groenland. Deze bragt ook
hare jaarlijksche schatting o]) nan den pans, niet in,
geld, hetwelk in dc kolonie zeer schaarseh was, maar
in ivoren walvischtandcn.
8
Even al« liuime landslieden in Noorwcgen , wa-
ren zij jagers, visschers en veehoeders, maar in te-
genstelling met hunne ondernemende voorvaderen, be-
raoeiden zij zich zeer weinig met de zeevaart, waarvan
de moeijelijklieden met de jaren schenen toe te nemen.
Oiitzettende ijsbergcn welke langs de kusten dreven
en dikwijls dc inhammen vulden, werden met verwon-
dering aanscliouwd door de eerste ontdekkers van
Greenland; maar nu vormde de altoos toenemende
hoeveelheid ijs gedurende vele maanden als 't ware
eene blokkade voor den ingang der fiords of baaijen
aan welker kusten de kolonisten woonden. Jaren ver-
liepen er soms dat er geen schepen van Noorwegen
aankwamen. Maar hoe zeldzaam Greenland ook in
aanraking kwam met de meer beschaafde gedeelten van
de wereld, men bleef er echter niet verschoond van
den geesel der pest, welke in het midden der 14'^''
eeuw in Europa woedde. Deze verschrikkelijke plaag
was bijzonder noodlottig voor de bewoners van Noord-
Europa. Niet alleen het menschdom maar ook het vee
werd een slagtofFer van haren vergiftigenden invloed;
ook zegt men, dat het plantenrijk er ouder leed.
Een jaar vddrdat de pest in Greenland uitbrak,
werd de kolonie \oor de eerste maal bezecht door een
gezelschap Kreelings of Esquimoo's. Dc Noorwegers,
even als hunne vaderen hoogmoedig op hunne kracht
en gestalte, en vergetendc dat God nit eenen bloede
Hi
9
liet gaiische meusclielijk geslacht geinaakt lieeft om de
aarde te bewoneu, verachtten liunne dwergachtige be-
zoekers en verjoegen lien met smadeb'jke beleedigingen.
Eene schermutseliiig volgde , in welke de wapenen van
de zwakke vreemdelingen voor verscheiden liunner
aanvallers noodlottig bleken te zijn. Zij togen af, maar
kwamen het volgende jaar in grooter getal terug, toen
de reeds niet zeer groote bevolking van de kolonie,
door de pest tot op do helft verminderd was. Eenige
der aangenaamste valleijen hadden al liunne bewoners
verloren. Van deze maakten de nieuwe aankomelingen
zicli meester en kregen langzamerhand de overhand op
de verzwakte Noorwegers. In Noorwegen zelf had
het volk schrikkelijk veel van de pest geleden. Gedrukt
door de eigen raoeijelijkheden , sloegen zij gedurende
eenige jaren geen acht op de broederen in Green-
land, en toen zij 'later met hen weder in onderhan-
deling traden, waren de tijdsomstandigheden onguns-
tig. Do kroon van Denemarken, Zweden en Noor-
wegen was (1397) op een hoofd gekoraen, narae-
lijk op dat van Margaretha, de zoogenaamde Semi-
ramis van het Noorden. De zorg voor de drie
koningrijken liet haar en hare opvolgers weinig tijd
overig om tc zorgen voor die kleine, verafgelegen
bezitting.
Tcr zelfder tijd vergingen ten gevolge van storm
versclieidenc schepen , wclkc door Bergensclic kooplieden
10
voor Groenland bevracbt wareii. Daardoor ten euner-
male ontmoedigd, gaven zij dien liandel gelieel op en
liet gerucht Hep, dat al de Groenlanders door eeiie vij-
andelijke vloot iiitgeroeid waren , terwijl echter niemand
wist van waar die vloot gekomen zoude zijn. Hoewel
dit berigt niet algemeen geloofd werd, verliepen. er een
honderdtal jaren eer er iets werd gedaan om de on-
gelukkige kolonisten op te zoeken.
Toen beproefde eindelijk Walkendorf , de aarts-
bisschop van Drontbeim , met medelijden bewogen
over hunnen droevigen toestand, om eene vernieuwde
gemeenschap met Groenland aan te knoopen; hij was
op middelen bedacht om het volk van leeraars te voor-
zien, zocbt gescbikte personen om daarbeen als kolo-
nisten te verhuizen, en verzamelde alle raogelijke in-
liclitingen voor de zeelieden die deel zouden nemen aan
die onderneming. Ongelukkig verviel Walkendorf in
ongenade bij zijn vorst, begaf zicli in vrijwillige bal-
lingschap en stierf in een vreemd land, terwijl zijue
menschlievende plannen met hem ten grave daalden. (1521)
Gedurende het tijdsverloop van 60 jaren vormden
drie koningen plannen om hunne verlorene bezitting
weder terug te krijgen, begonnen schepen uit te rus-
ten en voorbereidselen voor de onderneming te maken;
geen van die plannen echter werd ten uitvoer ge-
bragt. In dien tijd lieeft de Engelsche zcevaarder John
Davis op drie reizen welke hij maakte om zoo mogelijk
11
II eener-
el op en
eene vij-
niemand
Hoewel
n. er een
de on-
; aarts-
)ewogen
oieuwde
hij was
te voor-
Is kolo-
jke in-
len aan
dorf in
?e bal-
I zijue
(1521)
)rmden
izitting
te rus-
naken;
er ge-
Jolin
)gelijk
een' Noord-Westelijken doortoclit naar Indie te zoe-
ken (1585 — 1587) , herhaaldelijk de Westkust van
Greenland bezocht , waar hij echter slcchts Esqui-
moo's zag die zeer bereid waren cm ruilhandel te drij-
ven met vellen van zeehonden, rendieren en witte ha-
zen. Van dien tijd at' liebben de Engelsche schepen
de Groenlandsche kust aangedaan en hunne voorstel-
ling van de voordeelen , die te behalen zouden zijn
door koophandel drijvende schepen, spoorden de Deen-
sche vorsten aan , om eene nieuwe poging aan te wen-
den, ten einde de oiide volkplanting op nieuw te ont-
ginnen.
Koning Christiaan II nam een' Engelsch zeeman
aan, die zeer bekend was met de reis naar Green-
land, om tot loods te verstrekken bij die onderne-
ming. De schepen bereikten veilig hunne bestemming.
Zij ontdekten verscheidene plaatsen die hun aangenaam
en vruchtbaar voorkwamen en waar veel gras, laag
hout en bezien groeiden. Maar de Denen wekten
vrees en verbittering onder de Esquimoo's, door som-
migen hunner gevangen te zetten en mede naar De-
nemarken te nemen, zoodat zij bij latere bezoeken
aan die kusten, het volk vast besloten vonden om alle
onderhandelingen van de hand te wijzen; ja zelfs maak-
ten zij toebereidselen om hen tcrug te drijven, indien
zij eene landing mogten ondernemen. Op die wijze
werd men teleurgesteld in deze onderneming. Nog audere
1^
reizen uaar Groeiiland wcrden door sommigen der
volgende koningen ondernomen, maar het ijs belette
eenige schepen de kust te naderen, en zij die aan wal
kwamen bragten geene gunstige berigten mede. Ver-
scheidene reizen naraen de Denen eenige Esquimoo^s
mede; daar ecliter niemand hunne taal verstond, was
het onmogelijk, eenige inlichting van hen te ontvangen.
Het lot van deze arme lieden was allerongelukkigst :
sommigen kwijnden weg uit verdriet over hunne
scheiding van land en betrekkingen , auderen ont-
kwamen de gevangenschap door zich in zee te werpen.
Geheel ontmoedigd, gaven de Denen aan het einde
der 17*^° eeuw hunne nasporingen op; en zelfs van de
Noorwegers herinnerden zich weinigen dat eene kolonie
van hunne landgenooten en mede-Christenen in oude tij-
den in Greenland eene verblijfplaats hadden gevonden
en dat er welligt nog nakomehngen van hen daar
konden aanwezig zijn.
Egede echter dacht veel over de zaak na en begon
zich af te vragen, wat er kon geworden zijn van deze
arme verlaten lieden. Enkel door nieuwsgierigheid ge-
dreven, zooals hij meende, schreef hij aan een vriend
die reeds eenige reizen als walvischvaarder naar de
Davisstraat gedaan had , hem mededeeling verzoe-
kende van alles wat den tegenwoordigen toestand van
Greenland en zijnc bewoners betrof. Het antwoord
van zijn^ vriend bragt hem tot do overtuiging , dat de
';*
:l
M
} i
'1
i
^mm
13
inaimcn van Noorweegsche ufkomst, sedert zoo langeii
tijd door hunnc landgenooteii uit het oog verloreii,
en geheel van Christelijke onderwijzers verstoken, te-
ruggekeerd waren tot het Heidendom. Egede wist
dat zelfs in Noorwegen , waar het Woord Gods in
het openbaar in de kerken geiezen werd, in sommige
afgelegeu streken, nog heidensch bijgeloof van de oude
afgodische tijden was overgebleven en meer of min-
der leefde in het 'lart der volken. Men kon niet hopen,
dat in Groenland het licht der waarheid ooit zoo
helder had geschenen als in het moederhmd, want de
geraeenschap met de kolonie had lang opgehouden vddr
de hervorming, in een tijd^ toen het Evangelie van
Cliristus bedekt en verduisterd was door mensche-
Hjke overleveringen en vonden. Hij stelde zich voor
hoe het overblijfsel der Christelijke Groenlanders lang-
zamerhand het weinige licht verloren moest hebben,
waarin hnnne vaders zich verblijd hadden, en zich ver-
mengd hebbende met de Heidenen, die bezit haddeu
genomen van hunne verlaten woonplaatsen , all^ngs-
kens hun gelijk waren geworden zonder hoop in leven
en in sterven. Diep medelijden met dit ongelukkig en
beklagenswaardig volk vervulde nu zijn hart. Het scheen
hem de pligt van iederen Noorweger, om iets te doen
ten einde deze ongelukkige landslieden op te sporen
en hun de blijde tijding van het Evangelie te brengen ;
zijn geest hield zich onophoudelijk bezig met naar mid-
14
>
I I
delen te zoekeii om dit menschlievcud doel tc bereikeii.
Spoedig kwam de wensch bij hem op om zelf een ver-
kondiger van Gods blijde boodscliap voor deze verlorene
zielen te zijn. Maar op dit punt deden zich vele moeije-
lijkheden voor. God had reeds aan zijne zorg eene
kudde toevertrouwd , — had hij vrijheid deze te ver-
laten ? Daarenboven had hij niet alleen eene vrouw en
een jong kind, welke hij vreesde aan de gevaren der
zee bloot te stellen, maar ook eene oude moeder en
andere naastbestaanden, voor wier onderhoud hij zorg-
de — en wat moest er van hen worden als hij wegging?
Overstelpt door deze bezwaren trachtte hij Groenland
geheel uit zijne gedachten te zetten , of het alleen Gode
aan te bevelen als het voorwerp van het medelijden
en de zorg van den Almagtige.
Dit ecliter was hem onmogelijk. Door een' dage-
lijks sterker en magtiger aandrang voortgedreven ,
maar tevens teruggehouden door gehechtheid aan zijne
gemeente, door zorg voor zijne familie en door vrees
dat hij een werk op zich ging nemen waarvoor hij geen
geschiktheid bezat, had hij geen vrede en rust in zijn
gemoed.
Gedurende vele maanden was zijn innerlijke strijd
alleen hemzelven bekend. Aan degenen die hem om*
ringden scheen hij als altoos bezig met de belangen
van zijne gemeente, met zijne studien, of met de be-
hartiging der liefdediensten door welke hij het dnge-
ft
■€
'%
m
.15
lijksch leveii verligtte eu veraaiigenaauulc van hen, die
aaii zijno zorg toevertrouwd waren. Eindelijk nange-
moedigd door den ijver, met welken koning Frederik
dc zending op Tranquebar voortzette, waagde Egede
het om in liet jaar 1710 dc aandaclit van de over
hem gestelden te vestigen op de lang vergeten Groen-
landsche kolonie, in de hoop dat eenige van zijne
geestelijke breeders betere gelegenheid zouden hebben
en meerder geschiktheid dau hij zelf, om deze arrae
schapen, ronddoolende in het hind der duisternis, op
te zoeken. Hij rigtte een adres aan den koning in het-
welk hij bescheiden , maar met veel ernst de Noorweeg-
sche Groenlanders aan het welwillend medelijden hun-
ner landgenooten aanbeval. Overtuigd echter, dat de
plannen v;in een weinig bekend jong mensch de aan-
dacht van de regering niet zeer zouden trekken, zond
hij afschriften van zijn adres aan den bisschop van
Drontheim , en aan dien van Bergen , de plaats waar
inzonderheid handel gedreven werd met de Noorde-
lijke zeeen. — Die adressen gingen vergezeld van
brieven, waarin hij hen verzocht hun invloed te ge-
bruiken, om de zaak der Groenlanders bijzonder aan
te bevelen aan den koning en den raad. Het antwoord
hierop was, nadat de bisschoppen tijd genomen had-
den om over het onderwerp na te denken, dat zij van
harte het plan van den heer Egede goedkeurden en
hun best zouden doon het te helpen bevorderen; maar
16
Hi
zij oppcrdcn vele bezwaron die voor hut tegouwoor-
tligc het aanvangen ecner zcnding in Grocnland zou-
den in den weg staan. - Egede zelf liad or cenige van
gevoeld, voornamclijk dat de oorlog, wulken de ko-
ning van Denemarken toen met Zvveden vocrde , het
moeijelijk zoude maken, geld te bekomen voor eene
dergelijke onderneming. Hij hoopte evenwel dat dit
bezwaar spoedig uit den weg zou worden geruimd,
bij het terugkceren van den vrede ; en verzekerd , dat
hij alles had gedaan, wat mogelijk was onder de te-
genwoordige omstaudigheden , keerde de rust weder in
zijn gemoed. Spoedig echter werd die kahnte gestoord
door voorstellen, vragen, ja zelfs verwijtingen van zijne
eigene faniilie. Tot dus ver had hij hun niets meege-
deeld van hetgecn hem zoo veel belang inboezemde;
maar het adres en de brieven aan de bisschoppen te
Drontheim en te Bergen begonnen veel besprokeu
te worden. Eenige zijner bekenden , die toen ter
tijde de laatste stad bezochten, waren zeer verwonderd
te vernemen dat hun nabuur, de jonge predikant van
Vogen, eene zending naar Greenland had voorge-
steld en zich bereid verklaard, indien noodig, zelf
daaraan deel te nemen. Zij verweten hem scherpelijk ,
hetgeen zij dwaze vermetelheid van hem noemden,
terwijl zijne vrouw en naastbestaanden met de zwartste
kleureri al de verloocheningen , gevaren en moeijelijk-
heden nfschilderden , welke zijn verhuizen naar een
17
^'''o<'Jilanc] zou-
er cenige van
vvclkeii de Jco.
n vocrde , ha
len voor eene
enwel dat dit
'dcii geruimd,
verzekerd, dat
o»der de te-
I'ust weder in
J"te gestoord
gen van zijnc
in'ets meege-
inboezemde;
sschoppen te
'' besprokeu
Je toeii ter
verwonderd
■edikant van
lad voorge-
oodig, zelf
5clierj)elijk ,
noemden,
•^e zwartste
moefjelijk-
naar eeji
land zoo koud en moeilijk te bereiken, ten gevolge zou-
den hebben. Zoo drongen alien bij Egede aan en be-
zigden zij al hun invloed ten einde hem van zijne onbe-
kookte plannen af te brengen. Egede zag steeds op
dit gedeelte van zijn leven terug, als op ecu zeer moeije-
lijk tijdpcrk. Hij was iemand van diep gevoel, zoodat
de tranen en smeekingen van zijne vrouw en moeder
hem bijna van besluit hadden doen veranderen.
Gedurendo een korten tijd slaagden zij er waarlijk
in, om hem to doen denken dat hij gedwaald had met
te veronderstellen , dat hij wel deed , om zich met zulk
eene onderneming in te laten. Hij dankte God zelfs
dat liij hem bevrijd had, van hetgeen hij toen ge-
loofde eene verzoeking van den Satan te zijn geweest,
om hem af te trekken van de pligten van zijn eigen
ambt. Zijne betrekkingen waren grootelijks verheugd over
deze verandering in zijne gevoelens en een* tijd lang was
hij zelf in staat in hunne vreugde te deelen. Ma»r nietlang
duurde het, of de woorden van zijn' hemelschen
Meester: //Wie vader of moeder meer lief heeft dan
mij, is mijns niet waardig," doorsneden als een zwaard
zijne ziel. Zijne vrouw beraerkte zijne diepe droefheid
en trachtte te vergeefs hem te troosten. Noch de aan-
genaamheden van den huiselijken haard , noch de meest
getrouwe vervulling van zijne herderlijke pligten, kon-
den hem eenigen blijvenden troost geven, tot dat hij
in deze zaak zijn eigen wil geheel overgegeven had
2
I
M I
IS
aan deu wil van God. Maar de droefheid zijner vrouw
veroorzaakte hem veel kommer. Zij kon den naam van
Greenland niet. hooren, en kon niet gelooven dat
zij ooit verpligt zoude zijn om deel te nemen aan cen
plan , dat haar zoude scheiden van hare eigene moe-
der en haar noodzaken om hare kinderen bloot te
stellen aan zulke moeijelijkheden en gevaren.
Tot dusver hadden Egede en zijne betrekkin-
gen vcel uitwendigen vrede en voorspoed genoten. Zij
werden nu met een opeenstapeling van moeijelijkheden
bezocht; de zwaarste vloeiden voort uit de wraakzucht
en kwaadwilligheid van eenige menschen van wie zij
betere dingen verwacht hadden. Deze moeijelijkheden en
vervolgingen bedroefden de echtgenoote van Egede
zoo zeer, dat zij begon te wenschen, dat haar man
naar eene andere gemeente mogt verplaatst worden.
Hij vermaande haar, niet zoo veel te denken aan de
tweede oorzaken en de bewerkers van hunne moeijelijk-
heden, maar ze te beschouwen als middelen door welke
God hen wilde losmaken van eene plaats, waar zij zich zoo-
zeer te huis gevoeld hadden , opdat zij mogten worden be-
reid gemaakt om haar op zijn bevel te verlaten en uit
te gaan naar de woestijn. Hij zegttot ons, zeide hij : ,/Staat
op en verfcrekt: hier is de plaats uwer ruste niet/' Deze
taal van Egede trof zijne vrouw en zij volgde den raad
van haren man, bragt al hare bekommeringen en be-
zwaren tot God, en stortte haar hart in den gebede
■^
er vrouw
naam van
)ven dat
1 aan een
pne moe-
bloot te
trekkin-
3teii. Zij
ijkheden
lakzucht
wie zij
eden en
Egede
ar raan
tvorden.
aan de
eijelijk-
r weike
cli zoo-
len be-
en uifc
//Staat
' Deze
n raad
in be-
:ebede
19
uit voor Hem. Zij verkreeg sterkte en troost, als ook
de vaste overtuiging dat deze beproevingen haar toe-
gezonden werden, om haar te versterken in meerdere
zelfverloochening en in de dienst van Christus.
Van nu af moedigde zij de zendingsplannen van lia-
ren man aan, in plaats van er zich tcgen te verzetten.
Hij had groote belioefte daaraan ; want vele jaren van
uitstel en tcleurstelling wachtten hem. Hij had bijna
Paulus woord tot zinspreuk kunnen nemen : //Dat het
mij eene groote droefheid en mijn hart eene gedu-
rige smart is,... voor mijne broeders, die mijne maag-
schap zijn naar het vleesch." Hij stond geheel
alleen. Hij had gehoopt dat deze of gene geestelijke,
die wijsheid en ondervinding bezat, zich voor deze zen-
ding zou hebben aangeboden. Zijne eigene onbekwaam-
heid gevoelende om een' nieuwen en moeijelijken zending-
akker te ontginnen, wenschte hij onder het toezigt van
een ander te werken , liever dan dat het geheel aan hem
zelven werd overgelaten. Maar niemand scheen geneigd
mede aan het werk te gaan; eene groote partij in het
laud had zelfs bezwaar in de onderhouding van de
zending in Indie, al was die daar reeds gevestigd
en gekenmerkt door teekenen van Goddelijken zegen. Het
voorstel om eene zending in Groenland te beginnen werd
door iedereen bespot en als onuitvoerbaar veroordeeld.
In 1715 werd door Egede een klein stukje uit-
gegeveu, waarin hij de verschillende bedenkingen te-
■t:l
20
gen zijne plannen weerlegde en derzelver nietigheid
betoogde door bewijzen aan de rede en de Schrift ont-
leend. Maar al waren Egede's tegenstanders weder-
legd, zij werden niet tot zwijgen gebragt, en wanneer
zij niet langer spotten over de dwaasheid zijner plan-
nen, zij waren onbeschaarad geuoeg om de zuiverheid
zijner oogmerken in verdenking te brengen. Iloewel
zij hem vroegerliadden besclmldigd van wreedlieid tegen
vrouw en kinderen , waar liij hen noodzaakte om gemak
en genoegen te verwisselen voor ontbering en gevaar
in een vreemd en woest land, beschuldigden zij hem
nu, dat hij een geest van onvergenoegdheid verborg
onder het dekkleed van godsdienst; zij beweerden dat
zijn wensch om eene zending in Greenland op te
rigten , voortkwam uit de begeerte om in de wereld
vooruit te komen en niet uit het beginsel van vroom-
heid en menschlievendheid. Hij echter ging geduldig
voort, getrouw zijne pligten in de gemeente volbren-
gende, maar tevens de zaak van zijne Groenlandsche
breeders bepleitende, telkens als zich daartoe eene ge-
schikte gelegenheid aanbood , door brieven of verzoek-
schriften aan hooggeplaatste personen en aan het Bestuur
der zendingzaak, zijnde eene commissie door den koning
ingestela ter regeling der zaken betreffende de Indische
zending. Maar toen er zeven of acht jaren voorbij
gegaan waren, zonder dat er eenige voortgang werd
bespeurd, bemerkte hij dat hij in eigen persoon de
uietigheid
hrift ont-
fs weder-
waiirieer
ler plan-
liverheid
Hoewel
id tegen
(1 gemak
gevaar
3ij hem
^^erborsr
leu dat
op te
wereld
^room-
duldig
Ibren-
dsche
le ge-
■zoek-
stuur
ming
ische
orbij
iverd
1 de
21
zaak behoorde voort te zetten, wilde hij hoop koea-
tereu op eenig gevolg. Sedert den tijd dat de wensch
om zendeling te wordeii het eerst in zijn hart op-
kwam, hadden zijne huiselijke omstandigheden zooda-
nige verandering ondergaan, dat zij 'them raogelijk
maakten zijn ambt neder te leggen, zonder zijne be-
trekkingen, die van zijne ondersteuning afhankelijk
waren, te benadeelen echter niet zonder dat hij zelf
er arm door werd.
Hij zag dat dit offer van hem geeischt werd, en in
het jaar 1718 besloot hij, met toestemming van zijnen
bisschop, de gemeente Vogen in andere handen te
doen overgaan. Het afscheid van haar en. van vele
dierbare vrienden en betrekkingen ddar wonende, was
hem eene zware beproeving. Zijne begeerte om de Groen-
landers te bekeeren had in geenerlei wijze zijne ge-
hechthbid verminderd jegens de kudde, die aan zijne
zorg was toevertrouwd; en toen hij de laatste keer
voor hen zoude prediken en hen vaarwel zeggen, was
hij geheel overstelpt van droefheid.
Naast God was zijne vrouw zijn steun. Zij offerde
de huiselijke gemakken en het gezelschap van geliefde
vrienden met zoo veel tevredenheid en instemming met
den wil des Heeren op , dat haar man door haar voor-
beeld werd aangemoedigd en met nieuwe kracht ver-
vuld, om voort te gaan op den weg van zooveel zelf-
verloochening.
22
Eeu der voornaamste beletselen , weike den koning van
Denemarken verhinderden om eene nieuwe zendiiig-
zaak te ondernemen, werd in dien tijd opgeheven, door
den dood van Karel XII van Zweden, welke on-
gelukkigerwijze op den ll'Jen December 1718 dood-
gesclioten werd, terwijl hij rredrichshal in Noor-
vregen belegerde. Het was te voorzien, dat de vrede
nu op voor Denemarken eervoUe en voordeelige
voorwaarden gesloten zoude worden. Egede nam dit
gelukkig oogenblik waar, vertrok naar Kopenhagen,
leverde bij het Zendingsbestuur een verzoekschrift in
ten belioeve van Groenland en werd ten gehoore
bij den koning ontvangen , welke aandachtig naar zijne
plannen luisterde en hem Het gaan met de vereerende
verzekering, dat hij die zaak zorgvuldig zoude onder-
zoeken en trachten de middelen te vinden, om de
voorgestelde zending te kunnen ondernemen.
Dien ten gevolge beraamde koning Frederik het
plan om landverhuizers op Groenland te vestigen
en eene geregelde gemeenschap daar te stellen tusschen
de kolonie en het moederland, waarvoor een handels-
huis zou worden opgerigt. Het scheen hem toe dat dit plan
aan het tweeledig doel zoude beantwoorden , zoowel om
de uitgaven der zending te dekken, als om te midden
van de Groeulanders eene Christelijke gemeente te stich-
ten , door welker voorbeeld zij eenige beschaving zouden
leeren, terwijl zij tevens door de zendelingen bekend
23
)ning van
zending-
^en, door
elke on-
8 dood-
1 Noor-
le vrede
)rdeelige
lain dit
iliagen ,
lirift in
jehoore
ar zijne
eerende
onder-
om de
k het
^stigen
5schen
ndels-
it plan
el om
lidden
stich-
3uden
Jkend
zouden worden met het Evangelic. Men kon dan te ge-
lijk met vertrouwen hopen, dat door dit middel de oude
kolonisten niet alleen teruggevonden , maar dat zij tevens
tot hunne vorige welvaart teruggebragt zouden worden.
Eeu koninklijk beveischrift werd aan de overheid van
Bergen gerigt, waarin liaar gelast werd de kapiteins
en de loodsen die zich bezig hidden met de walvisch-
vangst op de kusten van Greenland, te ondervra-
gen, ten einde alle mogelijke aanwijzingen door hen
te bekomen ten voordeele van de kolonisten. Pe ko-
ning wenschte ook dat zij die bereid waren om de
nieuwe kolonie te helpen stichten, Lenbaar zouden
maken, welke voorregten zij er aan wenschten verbon-
den te zien, en beloofde leder redelijk verzoek te zul-
len toestaan. Egede was nu vol van goede verwach-
ting, die echter weldra jammerlijk werd teleurgesteld.
Geen der zeelieden die te Bergen door de overheid
ondervraagd werd , had een enkel goed woord en
gunstig berigt over Groenland mede te deelen. Zij
stemden alien overeen in de voorstelling van de reis
als zoo hoogst gevaarlijk , en van het land als zoo on-
vruchtbaar, dat de meest moedige ondernemer geen
lust gevoelde derwaarts te vertrekken. Niet lang te
vorcn had een gerucht Noorwegen bereikt, dat het
scheepsvolk van een' gestranden walvisclivaarder, het-
welk in eene boot de kust had bereikt, gedood en op-
gegeteu was door de wilde inwoners. Dit berigt was
pran
(!!
24
niet geheel, rnaar toch gedeeltelijk waar; het werd
toen ten voile geloofd, waardoor men de gruwelijkhedeu
jn het kannibalisme voegde, bij de overige weiuig
aitlokkende bijzonderliedeu van een verblijf in Green-
land. Egede had voor zich zelven een enkel maar al-
leszius voldoend antwoord op iedere tegenwerping ,
namelijk het bevel des Heeren : //gaat been en ouder-
wijst alle volken" en zijne belofte : ,/Ik ben met u tot
aan bet einde der wereld," of ,/Als Hij voor ons is, wie
zal tegen ons zijn ?" Maar deze bewijsgronden waren van
weinig gewigt voor munschcn , die de verlmizing naar
Greenland alleen beschouwden als een middel van tijdelijk
bestaan en voordeel. Egede evenwel, die reeds lang over
dit onderwerp had nagedacht, en even als de mensch-
lievende aartsbisschop Walkendorf allerlei berigten
omtrent het land had ingewonnen, wist ook dat de koop-
lieden van andere natien, vooral de Hollanders veel
voordeel trokken uit hun handcl met Greenland;
en waarom zou dit niet even voordeelig zijn voor zijne
eigene landslieden? Hij liet niet na deze vraag bij ie-
dere gelegenheid voor te honden aan de kooplieden,
met wic hij in aanraking kon komen, en hoewel hij
eerst veel tegenstand en bespotting ondervond, werd
zijne onvermoeide volharding eindelijk beloond. Eenige
kooplieden werden dan ook door zijn aanhouden bewogen
om iets te wagen ten voordeele van hun land en ter uit-
breiding van het Evangelie, en dat voorbeeld werkte
25
let werd
ijkhedeu
5 weiuig
Groen-
naar al-
^erping ,
onder-
let u tot
I is, wie
Yen van
ug iiaar
lijdelijk
tig over
lenscli-
erigten
3 koop-
rs veel
nland ;
r zijne
bij ie-
ieden ,
'el liij
werd
Cenige
tvogen
3r uit-
^erkte
weder gunstig op auderen. Eiudelijk werd besloten een
handelshuis op Groenland op te rigten. leder lid zou
425 gulden of meer bijdragen om het noodig kapitaal
te vormen. De heer Egede zelf gaf / 725 van zijn
klein vermogen, en de bijdragen van den bisschop en
de geestelijkheid van het bisdom deden de som tot
24000 gulden klimmen, een bedrag, voor dien tijd
en dat land veel aanzienlijker dan dergelijke soin te-
genwoordig is.
Met dit geld werd een scliip gekocht en belioorlijk
uitgerust, om Egede en zijne medgezellen naar
Groenland over te brengen. Zij noeraden het de
Hoop. Een bestuurder werd benoerad om aan het hoofd
van den handel te staan, en verscheiden werklieden
en menscheu, die aan landelijke werkzaaralieden ge-
woon waren, werden door de compagnie gekozen om
eene kolonie te stichten. Twee kleiuere vaartuigen zou-
den de Hoop vergezellen; een voor de walvischvangst,
het andere om naar Noorwegen terug te keeren ten
eiude tijding van hunne aankomst en welstand te bren-
gen, zoodra de kolonistcn op Groenlandschen bodem
zich zouden gevestigd hebben. Vodrdat de voorbereid-
selen geheel gereed waren , kwam er eene blijde tijding
van het -Zendingsbestuur, namelijk, des konings goed-
keuring op de onderneming en de benoeming van
Egede tot predikant en zendeling voor de nieuwe kolo-
nie, met een jaarlijksch inkomen van y 725. De koning
26
i!
had zelfs lastgegeven, dat aan Egede dadelijk/1200
zouden worden uitbetaald, ter goedmaking van de
eerste onkosten voor hem en zijn huisgezin.
Elf jaren waren verloopen sedert Egede voor bet
eerst de aandacht zijner landgenooten op den treurigen
geestelijken toestand der Groenlanders had gevestigd.
Menigwerf had hij in die jaren gezegd, //alle din gen
zijn tegen mij"! en hij deelt ons mede, dat hij zeer
geneigd was met God te twisten, die in zijn hart de
onweerstaanbare begeerte had gelegd om het Evangelic
in Greenland te gaan prediken , en die toch iedere po-
giiig verijdelde om dien wensch te verwezenlijken.
Maar nu was hij vol vreugde en dankbaarheid. Den
gden jyjgj 1721 ging hij, vergezeld van zijne vrouw
en vier jonge kinderen, aan boord van de Hoop en
werd aan de zeelieden en landverhuizers, omstreeks
veertig in getal, voorgesteld als het opperhoofd der
aanstaande kolonie. Maar de schepen konden eerst
tien dagen later de haven verlaten. Den 12^^" Mei
vertrokken zij eindelijk naar hunne bestemming en
zagen zich gedurende de eerste achttien dagen door
vrij goed weder begunstigd.
De 4'^^" Junij passeerden zij Staatenhoek, de Zuid-
oostelijke spits van Greenland, en vleiden zich dat
hunne reis spoedig ten einde zoude loopen. Het
weder echter veranderde en werd zeer stormnchtig,
terwijl de schepen veel ijs ontmoetten. De walvisch-
03^8773
/1200
van de
oor hefc
eurigen
vestigd.
dingen
lij zeer
bart de
angelie
ere po-
1 lij ken.
1 Den
vrouw
oop en
streets
>fd der
eerst
'" Mei
Dg en
I door
Zuid-
h dat
Het
ihtig,
dsch-
27
vaarder had hen in het begin der reis reeds verlaten ,
en zij zagen hem niet weder. Hij was door een ruk-
wind omver geslagen, had zich weder opgerigt met
verlies der masten, en was naar de kust van Noor-
wegen gedreven; — een slecht voorteeken voorzeker
voor de handelsonderneming der Compagnie. Be Hoop
en het andere schip bleven ongeveer drie weken bijna
op dezelfde hoogte, zonder nader aan hunne bestem-
ming te koinen; de kapitein, die wanhoopte aan een
gelukkigen uitslag hunner reis, was bijkans besloten
naar Bergen terug te keeren, toen zij eene opening
Het scuip ,/DK hoop" xe miuoen van den stosu.
Ill
1'
ill
' li
I!
• ( ! 1
i '.
ji
1
ii:'
1
28
in het ijs ontdekten. Na gepoogd te hebben er een
eind wegs door te varen, bemerkten zij dat zij niet
verder konden komen. Gaarne zouden zij nu de voile
zee ingevaren zijn , maar de wind was tegen en blies
zeer hevig. Het kleinere scliip stootte op het ijs en
kreeg een lek ; beide schepen verkeerdeu gedurig
in het grootst gevaar door de ijsschotsen die er
op aandreven. En ora hun^ treurigen toestand nog te
verzwaren, kwam er een sterke mist op, die alle
voorwerpen voor hunne oogen bedekte. In dezen toe-
stand verzocht de kapitein der Hoop al de reizigers ,
om zich tot den dood voor te bereiden, die hun elk
oogenblik konde overvallen. Zij echter klemden zich
vast aan God en werden gered. Zonder dat zij het
bemerkten, bereidde Gods voorzienigheid hun verlos-
sing door den storm die hen dreigde te vernielen.
Deze verbrijzelde en verstrooide het ijs, en toen de mist
optrok bevonden zij zich tot hunne verwondering in
open water. Dagelijks waren nu de oogen der emigranten
zorgvol naar de kust van hun nieuw vaderland ge-
rigt, maar eerst den 3^^" Julij bereikten zij de kust
bij de Baalsrivier, op 64'^ Noorder breedte. Die kust
herinnerde hen in sommige opzigten aan het land
dat zij hadden verlaten; maar alleen de meest wilde
eu woeste gedeelten van het Noorweegsche landschap
waren hier te zien; de tallooze eilanden, rotsen, in-
hammen aan het strand, en de majestueuse bergen op
bben er een
^^^ zij niefc
»u de voile
en en bJies
het ijs en
en gedurig
en die er
and nog te
S die alle
dezen toe-
reizigers ,
ie hun elk
nden zicli
^^ zij het
m verlos-
vernielen.
■n de mist
lering in
aigranten
'land ge-
de kust
Die kust
^et land
■st wilde
ndschap
5en, in-
^gen op
29
den achtergrond. Maar de sneeuw, de ijsbergen, de
barheid en de onvruchtbaarheid van Greenland deden
hen opmerken, dat zij inderdaad ver verwijderd waren
van hun eigen voortreffelijk kustland met zijne groot-
sclie fiords, nu eens wijder, dan weder naauwer, met
hunne duizende bogten en kanalen; die prachtige
kusten nu eens ingesloten tusschen statige graniet-
klippen, dan weder breede raeeren vormende, op wier
vruchtbare boorden rijke boerderijen en grazige weilan-
den elkander afwisselden met uitstekende , puntige
rotsen, bosschen en watervallen.
De Baalsrivier (de naam werd liaar in het ver-
volg van tijd door de kolonisten gegeven) is een inham
die 60 of 70 mijieu in het land zich uitstrekt, in eene
Noord-westelijke rigting. Een menigte eilanden , meer dan
honderd in getal, liggen in den mond van de rivier; en
op een van die Kangek genaamd , bouwden zij hunne
eerste woning , een huis van steen en aarde , met hout
beschoten. Den 3'^'=" Augustus was het gereed en na een'
korten dankstond, bij welke gelegenheid Egede zijne med-
gezellen stichtte met de woorden van Psalm 117,
verhuisden zij dervvaarts en verlieten hunne enge wo-
ning aan boord van het schip. Hoewel nog vroeg in
het jaargetijde, waren de nachten reeds zeer koud. De
emigranten rigtten ook eene smederij op, en andere
noodige gebouwen voor magazijncn en werkplaatsen , en
noemden de plaats Godhaab d. i. Goede hoop. Een
so
I i '
i:,:
! 1
\\\f '
Esquimoos-kamp werd op de naburige kust gezien. De
menschen waren vier of vijf voet lang , hadden breede
platte gezigten, grof zwart haar en eene zeer bruine
huid. Zij waren van top tot teen in zeehonden-vellen ge-
kleed en hunne tenten waren van dezelfde stof gemaakt.
De werkzaamheden der Europeanen werden door hen
naauwkeurig gadegeslagen en door hunne gebaren
toonden zij groote verwondering dat er ook vrouwen
en kinderen on der hen waren. Zij waren nog meer
verwonderd toen zij bemerkten dat de vreemdelingen
een huis bouwden , alsof zij van plan waren in het land
te blijven. Door teekenen gaven zij te kennen, dat
hunne huizen onder de sneeuw zouden worden bedol-
ven, Zij wezen naar de zon en naar den horizon,
beefden en trilden, sloten hunne oogen en legden
hunne handen onder hunne hoofden, door dat alles
te kennen gevende, dat zij alien zouden bevriezen
wanneer de winter kwam, en dat zij dus veiliger deden,
tijdig te vertrekken voor dat de tijd van koude en
donkerheid zou naderen. Toen zij echter bemerkten
dat hunne waarschuwingen niets baatten, werden zij
bevreesd, vertrokken naar een meer verwijderd gedeelte
van de kust en wilden de Europeanen niet toelaten
in hunne tenten te komen. Geschenken en vriendelijke
bejegeniug deden hunne vrees na eenigen tijd be-
daren ; maanden verliepen evenwel , eer zij de vreem-
delingen in hunne huizen toelieten, of het durfden
m
31
k gezien. De
^dcn breede
seer bruine
i-vellen ge-
of gemaakt.
t door hen
e gebaren
k vrouwen
nog meer
Jmdelingen
Q het land
'nnen, dat
len bedol-
i horizon,
2n legden
dat alles
bevriezen
■er deden,
koude en
lemerkten
erden zij
gedeelte
toelaten
endelijke
tijd be-
vreem-
durfden
wagen, hun bezoeken terug te brengen. Men raoest
bekennen dat zonder den wensch om hun nuttig to
zijn, wcinig Europeanen begeerte zouden hebben een
Groenlandsch huis biniien te gaan, of de inboorlingen
bij zich tc ontvangen. Volgcns de beknopte en rond-
borstige taal van een hunner vroegere bekenden ,/dropen
huiine kleederen van vet en "waren vol ongedierte;"
terwijl hunne handen, aangezigteu, huisraad en kook-
gereedschap insgelijks bcsmeerd waren met olie, vui-
ligheid en zcehonden-vet. De liuizen in welke zij het
grootste gedeelte van het jaar doorbragten (do tenten
werden allccn voor zomerwoningen gebruikt), waren
lange smalle hutten van steen en graszoden , juist hoog
genoeg, dat een man er regt op in kon staan. Gor-
dijncn van zeehondenvel, dicnden in plaats van ijiuren,
om de woning af te deelen, en bewoonbaar te maken
voor afzonderlijke gezinnen. Zij haddeu geen vuur, maar
eene lamp, waarvan de pit uit mos gemaakt was, en
welke met traan gevuld, warmte en licht in iedere
afdeeling verspreiddc. Boven iedere lamp hiug een stee-
nen ketel, waarin de maaltijden werden gekookt, meestal
bestaande uit visch, walvischspek en zeehondenvleesch.
De zeeliond was inderdaad de hoogste , onwaardeerbare
bezitting van deze arme lieden, die hen voorzag van
voedsel, kleeding, woonhuizen en schuiten. Het was
de dagelijksche bezigheid der vrouWen, de huiden te
looijen, te bereiden en er kleedingstukken, benevena
32
i]l
andere gebruikelijke voorwerpen van tc vervaardigen.
De ingevvanden werdcu ook gcbruikt, daar men er een
digt netwerk van maakte , dat 's winters in plaats van
glas, in hunne hutten eenig licht doorliet en wind en
koude buiten sloot.
Egede nam iedere gelegenheld waar om de inboor-
lingen te bezoekcn, en zoodra liij opgemcrkt had dat
kina beteekcnde wat is dit? zeide liij kina? kina?
bij ieder voorwerp dat liij zag, en sclireef de antwoor-
den op. Op deze wijze leerde hij de namen van vele
dingen kennen; maar in andere opzigten vorderde hij
aanvankelijk zcer weinig. De uitspraak van de taal was
bijzonder moeijelijk voor Europeanen, hoofdzakelijk om
de letter r, welke zecr diep uit de keel werd uit-
gesproken en dikwijls als een k klonk. Een nog groo-
tcr bezwaar bestond in den aard der taal zelf. De
Groenlandsche taal behelst eene mcnigte vanwoorden,
die dagelijksche voorwerpen en bezigheden uitdrukken ,
en de kleinste veranderingen aanwijzeu door bijzon-
dere termen; maar ze bezit geen woorden voor afge-
trokken denkbeelden. De beteekenis der woorden wordt
veranderd door eene menigte bijvoegingen en aan-
hechtingen (het geheele getal verbuigingen van ie-
der werkwoord b. v. klimt soms tot honderd tachtig);
bovendien worden vele woorden te zamen gevoegd,
zoodat de inboorlingen zich kort en krachtig kunnen
uitdrukken, maar dit veroorzaakt vooral groote moeite
t
' ,^W
:<''$
I
jrvaardigen.
nien er eeri
plaats van
2n wind en
de inboor-
rst zeer
, vlogen
aaar huii
lioewel
gels. Zij
en ge-
van den
n mede-
rden zij
02)bragt,
in eigen
)on , ook
KWAKTJE GANZEiN BIJ DllZKiNUEN Of UM. KUST.
hadden zij een vooroordeel tegen het gebruik van bet
vleescb dezer dieren. De bevige koude, \velke zoodra
zij buiten de deur kwamen, bun de banden en bet
aangezigt deed bevriezen, bet gemis aan de noodige
beweging, bet langdurig en onafgcbroken gebruik van
gedroogde en gezouteu levensmiddelen , veroorzaakte
I ;i'
I:
? ;
36
lusteloosheid en iieersltigtigheid ondcr de kolonisten ,
en niet wcinigen werden door scheurbuik aangetast.
De handelsagent ontdekte tot zijn leedwezen , dat de in-
boorlingen ougezind waren om hunne overtollige olie,
huiden enz. in te ruilen tegen de goederen, die zij
van Bergen hadden medegebragt, en dat het volk in het
voorjaar, wanneer een Hollandsch schip Godhaab aan-
deed en in de haven binnenliep, in een half uur meer
goederen aan boord bragt, dan hij gedurende den ge-
lieelen winter van de Groenlanders had kunnen verkrij-
gen. De reden hiervan was dat de Hollanders door
veeljarige handelsbetrekkingen met de Groenlanders,
het vertrouwen der inboorlingen gewonnen hadden en
naauwkeurig wetende welke zaken bij de Esquimoo's
het meest gezocht waren, hunne schepen daarvan
voorzagen.
Het was weder Mei; de grond begon te ontdooijen
en hoewel het nog menigwerf sneeuwde, waren zij toch
van het zcer gewenschte licht der zon, dagelijks slechts
drie uren geheel verstoken. Een overvloed van mos en
grassoorteu, van onderscheidene kleine kruiden en bloe-
men kwamen te voorschijn, ook het onschatbare le-
pelblad dat van ondcr de sneeuw uitsproot en de meest
heilzame uitwerking op de ongestelden had. Het niet
aankomen echter van het schip, dat in den loop van
die maaud met nieuwen voorraad uit Noorwegen ver-
wacht werd, veroorzaakte groote ontevredenheid. De
¥
37
mecste koionisten begonueu te murinuiercii tegen dcu
leeraar, die hen naar deze akeligc wildernis had ge-
bragt, en alien gaven hun besluit te kennen om met
het schip de Hoop , dat te Godhaab overwinterd had ,
naar IVoorwegen terug te keeren. Egede werd daardoor
in grooten nood en moeijelijkheid gebragt. Alleen kon
hij niet in het land blijven met zijne vrouw en jonge
kinderen; ora hen voor zijne oogen te zien wegkwijnen.
Evenmin kon hij de gedachte verdragen, het werk te
moeten verlaten dat hij pas begonnen had en de gelegen-
heid op te geven welke hij door onafgebroken inspanning
van vele jaren verkregen had, om het Evangelic in
Groenland te verkondigen. Alles wat hij van de koio-
nisten verkrijgen kon, was, dat zij tot Junij wachten
zouden op de aankomst van het schip dat nieuwen
voorraad zoude aanbrengen. Het werd Junij , drie we-
ken van die maand verliepen en geen schip was te
zien. Reeds begon het volk al het goed en de gereed-
schappen bijeen te brengen en de woningen af te
breken. Met groote smart en vrees aanschouwde Egede
die voorbereidselen tot het verlaten van het land ; daar-
door toch zag hij zich zelven haast genoodzaakt medc
te vertrekken. Zijn'' vrouw echter wederstond met
zooveel standvastigheid (lit besluit, dat hij zoo als
hij zelf verhaalt, zich schaamde zoo veel onder te
moeten doen voor haar geloofsmoed. Van het oogen-
blik af dat zij in Groenland waron gckomen, had zij
1"T
''^jiii
Ml ,.
1il '
iih il;
'! ■ .
38
(lie plaats beschouwd als de van God liun aangewezeii
werkkring en met blijmoedigheid de ontberingen en
ongemakken daaraan verbonden gedragen. Zij was zoo
vast overtuigd dat het schip vroeger of later zoude
aankomen, dat zij het volk ernstig toesprak terwiji
zij bezig waren hunne huizen omver te werpeu , en
hen verzekerde dat zij noodelooze moeite deden. Zij
lachten om de voorspellingen der nieuwe profetes , maar
hun ongeloof werd weldra beschaamd. Den 27^**^" Junij
kwam het lang verwachte schip in de haven, bragt
overvloedigen voorraad aan voor het volk, en boven-
dien voor Egede het zoo verblijdend berigt dat de
koning van plan was de zending zoo krachtig mogelijk
te ondersteunen.
Door deze blijde tijdingen bemoedigd, hervatte Egede
met nieuwen ijver het onderwijs der inboorlingen. Zijne
kleine jongens konden zich reeds verstaanbaar maken
en hoewel de uitspraak, welke zij bijna onmerkbaar
zich eigen maakten, hun vader nog zeer bezwaarlijk
viel, had hij reeds een menigte Groenlandsche woor-
den aangeleerd, en meende dat hij met behulp zijner
kinderen een aanvang zoude kunnen maken met over
godsdienstige onderwerpen te spreken. Paul, de oudste
van zijne zoons kon een weinig teekenen; zijn vader
hielp hem teregt om zoo goed mogelijk cenige schet-
sen van de Bijbelsche geschiedenis te maken. Paul
zelf, als hij in later tijd de eerste pogingen van dat
I
m^?v
39
angewezeii
iringen en
lij was zoo
iter zoude
ak terwijl
erpeu , en
deden. Zij
3tes , maar
en, bragt
en boven-
gt dat de
f inogelijk
,tte Egede
^en. Zijne
ar maken
merkbaar
3zwaarlijk
;he woor-
ilp zijner
met over
de oudste
ijn vader
ge schet"
:en. Paul
van dat
zcndingswerk besclirijft, vcrzekert oiis dat hot zeer
ruwe teekeningen waren; maar lio(3 dan ook, ze beant-
'■>q::m'
JeXiLUh IS iiJi.NJi nil Dili tSCiUIMOOS.
4
wr
' I
!li
40
woordden in sominige opzigten aan Egede's bedoeling,
iiamelijk om de verhalen van de schepping, den val,
den zondvloed, de wonderen van den Heer, zijn dood
en opstanding duidelijker te kunnen voorstellen. De
Groenlanders hidden veel van alles wat uaar eene
geschiedienis geleek; maar de wonderen door welke
Cliristus de zieken genas en de dooden opwekte,
vonden den meesten ingaug in hun gemoed; en
wanneer Egede tot hem kwam als boodschapper
van den magtigen en goedertieren Heer, verbeeldden
zij zich dat hij ook eene menigte wonderen kon ver-
rigten. Zieken werden dikwijls tot hem gebragt met
de bede , om op hen te blazen ; want door dit middel
beweerden de Angekoks ziekten te kunnen genezen.
Egede herinnerde hen telkens met nadruk dat hij een
mensch was van gelijke bewegiug als zij zelve : hij kon
hun somtijds, zeidc hij, eenige geneesmiddelen aan-
wijzen , welke hun in geval van ziekte , van dienst
konden zijn ; maar God alleen , die zijn en hun Schep-
per was, kon hen genezen. Zij moesten tot Hem op-
zien, om gezondheid en al het goede wat zij verder
begeerden, te verkrijgen. Na aldus met hen gesproken
te hebben knielde hij neder en bad voor de zieken.
Sommigeu, voor wie hij aldus had gebeden herstelden ,
en het vertrouwen der inboorlingen op de goede ge-
zindheid van den zendeling werd zeer versterkt, zoo-
dat zij hem gaarne in hunne woningt^n ontvingen.
I
if
n
41
edocliiig,
den val,
zijn dood
ellen. De
aaar eene
)or welke
opwekte ,
oed ; en
iscliapper
rbeeldden
kon ver-
ragt met
it middel
genezen.
at hij een
: hij kon
len r.an-
xn dienst
m Scliep-
Hem op-
ij verder
esproken
3 zieken.
rstelden ,
oede ge-
'kt, zoo-
itvingen.
Maar wanneer hij hen trachtte aan het verstand te
brengcn, dat er ziekten der ziel zoowel als ziekten
van het iigchaam waren en dat alien noodig hadden
van die krankheid genezen te worden, dan hadden zij
geen ooren om te luisteren : of wanneer het hem ge-
lukte, gedurende korten tijd hen daarmede bezig te
houden, antwoordden zij dadelijk dat het wel mogelijk
was dat de Europeers dergelijke kranke zielen hadden,
maar de Groenlanders niet. Wanneer de goede God,
van wien hij sprak, hun slechts ge/.onde ligchamen,
en veel zeehonden gaf, behoefden zij niets mcer.
Ten einde meer gelegenheid te vinden om hen te
onderwijzen en hunne karakters gewoonten en taal
naauwkeurig te leeren kennen, nam Egede zijne twee
zoons met zich en vestigde zich gedurende een ge-
deelte van den tweeden winter welken hij in Groen-
land doorbragt, onder de inboorlingen. Het vereischte
niet weinig zelfverloochening van den kant des va-
ders en zijner kinderen, om geduldig de onaangenaam-
heden van zulk een toestand te verdragen. De sterke
lucht van de olie welke zij in de lampen brandden , en
van den visch en het walvischspek dat zij kookten,
de stank van de half verrotte zeehonden (voor hen
eene geliefkoosde lekkernij) , de walgelijke uitwaseming
van de huiden , welke de vrouwen bereidden , vervulde
onophoudelijk de hutten en maakte den dampkring
bijna ondragelijk. Van de vuilhcid en oureiuheid van
> :!|i
li'i
N
^ 1 'li!
' ,1
:
f 'ij!
: I
i
! f
if
verandcrd warcn. Zij berekenden vri'j naauvvkcurig dcii
tijd van den winter-zonnestilstand en vierden dezeu
met een groot feest ter eere van do zon. De inboor-
lingen kwamen alsdan van verschillende plaatsen te
zamen alsof zij cen kermis bezocliten, en bragten ei-
derdons, huiden, Narwal- of eenhoorn-tanden mede en
bovenal stukken e^eic^^^em, eene zachte en gladde steen-
soort, waaruit de Groenlanders liuune lampen en ketels
vervaardigden. De dagen werden tot handelen gebruikt,
de nachten welke, door liet liclit van maan en sterren
dat op de sneeuw en liet ijs weerkaatste, zoo helder
waren als de dagen , werden met feesten en dansen , met
het verhalen der lieldendaden van hunne voorvaderen
op de zeehondenjagt; en het zingen van vreugdeliede-
ren over het weldra terugkeeren van de zon doorge-
bragt. Ook daarbij ontbrak elke daad van aanbidding
van een hooger wezen. Nadat Egede meer van nabij
met het volk bekend was geworden, vernam hij dat
hunne voorouders een wezen vereerd hadden dat boven
de wolken leefde , en dat zij zelve geloofden in het be-
staan van een' geest , met alle dingen in hemel en op
aarde bekend en dien zij //Silla^' uoemden. Zij geloof-
den ook in een groot aantal mindere geesten, goede
en kwade; maar vooral in een die goed en magtig
was en welken zij //Torngarsuk^' noemden. Zij vonden
het echter niet de moeite waard hem te aanbidden ,
bctuigendc dat hij ie goedertieren was om noodig te
1 ■*
45
keurig den
len dezeu
De inboor-
)laatsen te
)ragten ei-
m mede en
adde steeii-
n en ketels
. gebruikt,
en sterren
zoo helder
msen, met
Dorvaderen
mgdeliede-
)n doorge-
lanbidding
van nabij
im hij dat
dat boven
in liet be-
imel en op
Zij geloof-
en, goede
en magtig
ij vonden
anbidden ,
noodig te
liebben dat men hem mocst smeeken om hen wel tc
doen. Van huu cigen natuurlijken toestand als zon-
daars, van schuldbewustzijn tegenover eeu heilig en
almagtig Schepper, hadden zij niethet minste denkbeeld.
Hoewel er veel onaangenaams en zelf walgelijks was
in hunne huiselijke omgevingen kon Egede toch
niet nalaten de bcdaardheid te bewondercn, waarmedc
zij hunne dageiijksche bczigheden verrigtten ; ieder ge-
zin volbragt deze in het uaauwe vertrek dat hun was
aangewezen, zonder in te dringen in dat van den buurman
en zonder onder elkander te twistcn. Zij waren zelden
ledig; voor de vrouwen vooral zou zulks bijna onmo-
gelijk zijn geweest, want zij waren te gclijk : slagers,
koks, naaisters, leerlooisters , kleermaaksters, schocn-
maaksters en bouwmeesteressen van de huizen; de man-
nen bemoeiden zich alleen met de jagt en visscherij
en het vervaardigen van de noodige gereedschappen ,
waarin zij veel vernuft aan den dag' legden. De zcn-
deliug hoopte eerst , dat hunne gewone bedaardheid en
goedaardig verkeer voortkwam uit natuurlijke vriende-
lijkheid en zachtheid van gemoed; maar toen hij lan-
ger in het laud had gewoond, was hij geuoodzaakt
een' veel minder goeden dunk van hun karakter op
te vatten. De aangenaamste trek was de sterke liefde
van de ouders tot de kinderen. Zoo lang ze jong wa-
ren verloren zij hen zelden uit het gezigt en er bestaan
voorbeelden dat moeders zich van het leven beroofden
f ^
40
"i.i
toen hare kiudcren verdronkeu warcn , daar zij de akc-
ligheid van dat gcrais uiet koiiden drageii. Maar de
kraclit van liunne ouderlijke en in vele gcvallcn ook
van hunne kinderlijkc licfde, vormde helaas cene ver-
wondcrlijke en treurige tegenstelling met hunne harde
en liefdelooze onverschilligheid omtrent het leed van
hen, die minder na aan hen verwant waren. Egede
had hunne bereidvaardigheid om vreemdelingen te her-
bergen bewonderd, maar ontdekte spoedig dat deze
schijnbare gastvrijheid meest uit zelfzucht voortkwam;
zij gaven letterlijk, om even veel terug te ontvangen,
en voor de behoeftigen waren zij onbarmhartig. Wee-
■«en, en weduwen wier kinderen te jong waren om bij
de robbenvangst gebruikt te worden , ondervonden zel-
den hulp en mededoogen. Integendeel werden zij ge-
woonlijk van hunne kostbaarste eigendommen beroofd,
zoodra hunne natuurlijke beschermers overleden waren ;
en na hun ellendig leven zoo lang mogelijk gerekt te
hebben door middel van visschen, mossels en zeegras,
kwamen zij van koude en honger om. Menigmalen
als een kayak (vischschuitje) omsloeg, stonden de
menschen met de meeste onverschilligheid aan het strand
te kijken , wanneer het onheil geen van hunne bijzondere
vrienden trof; zij schepten er zelfs vermaak in om
zijne vergeefsche pogingen tot redding gade te slaan,
en lieten liever voor hunne oogen den ongelukkige
verdrinken, dan dat zij zich de moeite gaven om met
!!'
I
■
iy
' J
:i
j dc akc-
Maar do
illcn ook
iene ver-
ine harde
leed van
L. Egede
)n te her-
dat deze
ortkwam;
itvangen,
;ig. Wee-
en om bij
nden zel-
P zij ge-
beroofd,
n waren ;
[jerekt te
47
ren anderc kayuk lieiii to gaau redden. Ilierin en in
iiienig auder opzigt was er cene verwonderlijke en
heerlijke veraudering merkbaar in het karakter dcr
Grociilanders, nadat het licht en de liefde des Evan-
gclics hun hart bestraalden, Maar er was nog een ge-
ruiine tijd noodig eer die gezegende dag aanlichtte
en Egede, steeds geduklig en in hope werkzaani,
zag te vergeefs nit naar de eerste schemering.
Somtijds waren zij verstoord over de pogingen van
den zendeling oni hen te ouderwijzen, en zochten
hem te hinderen door hunne luidruchtige vrolijkheid
of door hetgeen hij zeide belagehelijk te maken. Som-
migen van de kolonisten, verbitterd door zulk oube-
tanielijk gcdrag , dreigden hen gestreng te zuUen
straficn ; maar Egede verkoos den zachtcren weg van
verdraagzaamlieid en vriendelijke tcregtwijzing; dit had
zulk eene goede uitwerking op de Groenlauders, dat
zij hunne plagerijen staakten , ho* ^el zij hooreude
niet hoorden en niet begrepen wat g* f^.gd wcrd.
Hij had twee weesjongens bij zich in huis genomeu
en door vele geschenken en vriendelijkheid vermogt
hij zoo veel op hen, dat zij begonnen te leeren le-
zen en schrijveu, Toen hij bemerkte dat het stille
ieven , dat de Europeanen leidden, hun zeer onaangenaam
was, verbood hij hen niet naar zee te gaan, of hunne
kenuissen onder de inboorlingen te bezoekenj maar
niettegcustaande deze vrijheid werden zij weldradege-
N
^1
, t:
J
.i,n
I'!
1 H
!|J
■m
11
;ii!l!l
I' k
I'n
48
ringe beperkiiig mocde, wclke deze nieuwe bezighcdeu
hun oplegde; zij zeiden dat er iiiets te winnen viel
bij bet turen op een boek of bet maken van teekeus
op papier, terwijl zij zoowel voedsel als genot konden
vinden door de vangst van robben en bet scbieten van
vogels. Egede stelde alle pogingen in 't werk , om ben
te ovcrtuigen boe aangenaam en nuttig bet was, te
kunnen scbrijven en lezeu , dat men d. ardoor de ge-
dacbten kon weten van verwijdcrde vrienden en met
ben konde spreken, maar bovenal dat men daardoor
de goedbeid van God en zijnen wil, uit den Bijbel
konde leeren kennen ; maar zij badden geen de minste
begeerte om deze voorregten te genieten, en zoodra
zij maar alles badden wat zij wenscbten, verwijder-
den zij zicb, zonder den zend^ling mede te deelen
wat zij gingen doen. Sommigc andcren wilden gaarne
eenigen tijd bij bem in buis worden opgenomen, en
boewel dit zeer moeijelijk voor bem en voor zijnc
vrouw was , daar zij weinig ruimte over badden , wei-
gerden zij bet niet, daar zij boopten dat deze onge-
noode gasten eenig nut zouden trekken uit bun ver-
blijf in een Cbristelijk buisgeziii. Acbt of tien Groen-
landers kwamen wel eens bun intrek te Godbaab nemen,
maar bun eenig docl daarmede was goed verzorgd te
worden, gedurende bet jaargetijde dat tot jagen en
visscben niet gescbikt was. Zij luisterden dan inder-
daad, terwijl Egede tracbtte ben uit de Scbrift te
ziglicdeu
men viel
I teekeus
>t konden
ieteii van
, om hen
was, te
>r de ge-
II en met
daardoor
len Bijbel
de minste
an zoodra
verwijder-
te deelen
en gaarne
)men, en
voor zijne
den , wei-
eze onge-
hun ver-
en Groen-
lab nemen,
rzorgd te
jagen en
Ian inder-
Schrift te
49
ouderwijzen, en sommigen konden zelfs goede antwoorden
geven op eenige vragen aangaande de christelijke leer,
maar geen banner scbeen iets te verstaan of te gevoe-
len van de waarheden welke zij met de lippen uitspraken.
En wanneer zij nu voedsel en huisvesting, zoo l^ng
zij dat wenscbten, genoten hadden namen zij weder af-
scbeid.
De winter scbeen voor Egede de meest gescbikte
tijd tot zijnen zendingarbeid. Van tijd tot tijd gebast-
ten de kooplieden te Bergen evenals do koning , dat
bet land doorzocht zou worden om de woonplaatsen
op te sporen van de oude Noorwegers en om nieuwe
kolonien te vestigen op die plaatsen, die bun bet
voordeeligste toescbenen voor jagt en visscberij. De
werkzaambeden aan die plannen en onderzoekingsreizen
verbonden, kwamen meestal neder op Egede, als boofd
van de gebeele kolonie. Menigmalen was bij gedurende
den korten zomer verpligt om zijne familie te Godbaab
te verlaten ten einde deze onderzoekers op onderscbei-
dene gedeelten van de kust te vergezellen. Zijne eerste
zorg was eenc mecr gescbikte plaats te vinden op bet
vaste land, waar de grond vrucbtbaarder was, om
daarbeen Godbaab te verplaatsen. Ten zuiden van de
Baalsrivier ging bij langs een^ boogen driepuntigen
berg welke bonderd mijlen uit zee reeds te zien was,
,/Hiorte Tuk'^ de bert£.lioorn genaamd. lets verder
ontdekte bij een fraaije landpunt, waar overvloed van
4
m
\ r.
m
('^
h'Ji
i '■'«.
m
'4:
iii
::i'l
50
gras eu liakhout was, eene beek met veel zalmen en
heerlijke weideii. De kolonisten noemden deze plaat8
Priester-Fjord en waren zeer tevreden naar zulk eene
vruchtbare vallei te kunnen verhuizen. JNadat zij echter
steenen uitgegraven en andere toebereidseleT geraaakt
hadden om te gaan bouwen, moesten zij van dat plan
afzien , daar het bleek dat deze plaats te moeijelijk voor
de schepen te naderen zoude zijn. Digt bij den mond
van deze baai was eene andere, aan welker boorden
robben en rendieren in overvloed gezien werden, en
hier ontdekte Egede de eerste sporen van zijn verloren
landgenooten , de rui'nen namelijk van oude Noorweeg-
sclie dorpen. De overblijfsels van kerken waren ge-
makkelijk te onderscheiden en blijkbaar van arduinsteen
gebouwd, welke overvloedig in die omstreken voor-
handen was. Op andere plaatsen werden van tijd tot
tijd meer zulke overblijfselen gevonden. De Baalsrivier
opvarende, om eene plaats te gaan zien waar de Groen-
landers hem verhaalden, dat de zeehonden in grooteu
getale gedood zouden kunnen worden, kwam Egede
in een zeer schoon dal, waar het onderste gedeelte
van een' vierkanten toren stond, met een' grooten
hoop steenen er naast ; een en ander scheen het over-
blijfsel te zijn van eene kerk in welke 400 jaar gele-
den de inwoners van dat dal bijeen gekomen waren
om God te aanbidden. Versclieidene mindere gebouwen
vond men ook, en de grond was digt begroeid met
51
gvas, lage vlierstruikeu , berkeii , wilgeboomen eu ook
jeneverbessen. Be prachtige bloemen van de roode,
kruipeude azalia en menig ander klein maar fraai bloemp-
je, verlevendigde hct tooneei; van den zeekani gezien
sclieen het een zoo aangenaine pick te ziju, als men
in zulke noordelijke streken slechts kon verwachten.
Maar van de landzijde zag hot er gansch anders uit;
daar was bet eene ijsvlakte zoo ver het oog reikte.
In volgende jaren toen Egede en andere Fj.ropeanen
nog zuidelijker trokken, ontdekten zij meer zulke stre-
ken, waar zij sporen vonden van vroegere bewoners,
overblijfsels van aarden potten, menschenbeenderen en
stukken van kerkklokken , welke voorheen de gemeente
naar het Godshuis zamenriepen. Menschen echter waren
niet meer te vinden. Deze kinderen zijner landgenoo-
ten welke Egede zoo gaarne te hulp gekomen was,
waren l?.ng van de aarde verdwenen. Op welke wijze
zij omgekomen waren kon men nooit te weten komen.
De overlevering van de inboorlingen aangaande hunne
verdwijning , was waarschijnlijk niet van alle waarheid
ontbloot, hoewel de overgeerfde haat van de Esqui-
moo's tegen de vijanden van hunne voorvaderen, de
geschiedenis met overdreven trekken had opgesmukt;
bij voorbeeld, dat de ,/Kablunaet" d, z. vreemdelingen,
honden waren in menschelijke gedaante. De voorvaders
der Esquimoo's welke zij uit trots ,/Innuit^' d. i.
menschen noemden, waren da})pere jagers; maar zij
,'■■ ■ f '*
i
m
•M 'Hi,
52
wei'deii verachtelijk behaiideld door de //Kablunaet",
waarom zij deze uit wraak beoorloogden , en na lang-
durigen strijd alien verdelgden. In Denemarken had
men sinds lang verondersteld dat er belangrijke over-
blijfsels van deze oude nederzettingen aan de Oostkust
aanwezig moesten zijn, en Egede had vroeger reeds
den last ontvangen om eenige moedige zeelieden daar-
heen te zenden, ten einde dat gedeelte van het land
te onderzoeken. Daar hij er veel belang in stelde dat
deze zending naauwgezet uitgevoerd zou worden, stak
hij zelf in zee met twee sloepen en bereikte Staaten-
hoek. De reis echter bleek moeijelijk en gevaarlijk te
zijn en de zeelieden war en zoo ontmoedigd door het
otormachtige weder, dat de zendeling hen niet kon
bewegen om de reis voort te zetten. Spoedig na de-
zen tocht vergezelde hij een ander gezelschap Noord-
waarts, om een goede plaats voor de walvischvangst
te vinden. Hoewel de eerste poging mislukte, kon hij
dit plan toch volvoeren, maar het jaargetijde w^as zoo
buitengewoon streng, dat de zendeling en zijne med-
gezellen him te huis niet bereikten dan na gedurende
vele weken ontzettende vermoeijeuis en snerpende koude
doorstaan te hebben, daar het ijs de inhamraen had
versperd en zelfs ook de open zee met onmetelijke
velden overdekte. Verscheidene Groenlandsche dorpen
werden bij gelegenheid van deze tochten bezocht. Eerst
waren de bewoners voor de vreemdelingen bevreesd, maar
1^
la lang-
^en had
ke over-
Dostkust
3r reeds
ieu daar-
het land
telde dat
len, stak
Staaten-
aarlijk te
door het
iiiet kon
g na de-
1 Noord-
?chvangst
kon liij
was zoo
ijne med-
yedurende
flde koude
imen had
nmetelijke
le dorpen
)clit. Eerst
eesd, maar
53
toen de inlandsche loods hen zeide, dat de groote //Ange-
kok" van de ,/Kablunaet" bij hen was, ontvingen zij
de reizigers met gezang en vreugdegeschrei en volg-
den hen van plaats tot plaats, in de hoop van iets bui-
tengewoons van hen te zullen zien, Zij bragten den zende-
ling zelfs naar een graf en verzochten hem het daarin
aanwezige lijk op te wekken. Op een andere plaats
werd een blinde door zijne vrienden tot hem gebragt,
opdat hij dezen het gezigt mogt teruggeven. Egede
bemerkte dat dit een geval was waartoe geen boven-
natuurlijke magt gevorderd werd, en na den man ver-
maand te hebben ora op God te vertrouwen en Flem te
bidden dat Hij de middelen mogt zegenen , welke hij tot
zijne genezing wilde aanwenden, gaf hij hem iets voor
zijne oogen, waarvan hij goede verwachting koesterde.
Eenige jaren daarna kwam de man naar Godhaab, om
den zendeling te danken dat hij hem het gezigt terug
had geschonken.
In den zomer van 1723 kwam een ander zende-
ling, Albert Top, tot Egede, om de dienst bij de ko-
lonisten te Godhaab gedurende zijne afwezigheid waar
te uemen , waartoe ook deze zich zeer ijverig op de
kenuis der landtaal toelegde. Egede had reeds zoo goed
hij kon, eenige helpers tot medearbeiders en opvol-
gers voorbereid en bragt ze al verder naar mate zijne
kennis van de taal toenara. Hij vertaalde de geloofsar-
tikelen, de tien geboden en eenige korte gebeden in
!iM!(
'Mil
I* n
'I ' !
U
' ■ fl!i
'i::
11
54
Let Groenlandsch; hij vervaardigde ook eenige korte op-
stellen over Bijbelsche waarheden , welke hij ophelderde
door vergelijkingen en gelijkenissen , welke manier"
van ouderwijs hij bemerkte dat bijzonder geschikt was
voor de inboorlingen. Zij hoorden zeer gaarne van de
onsterfelijkheid der ziel en van de opstandiug. Zij had-
den door de „Angekoks^' vele beschrijvingen gehoord
van den toekomstigen staat der ziel ; sommigcn beweer-
den dat zij achtereenvolgends eenige aardsche ligcha-
men bewoonde, anderen dat de ziel verhuisde naar een
rijk jagtveld met altoos durend groen overdekt en be-
volkt met tallooze dieren. Maar deze aangeuame wereld
kon alleen bereikt worden na eene zeer moeijelijke reis.
Zij luisterden aandachtig wanneer Egede sprak van de
opstanding , wanneer ziel en ligchaam weder vereenigd
worden om nooit weder te scheiden en waren verrukt
van dat heerlijke land te vernemen , waar geen koude ,
duisternis, Longer, ziekte, droefheid nocL dood meer
zoude zijn. Maar zij Ladden niet Let minste begrip van
Letgeen Let Loogste geluk in den Lemel zal uitraaken ,
namelijk dat daar geen zonde meer zijn zal. Toen zij
tamelijk bekend geworden waren met de onderwerpen
waarover de zendeling met Len gesproken Lad zeiden
zij menigwerf: //wij geiooven nu dit alles, deel ons
wat nieuws mede/^ Zij waren verwonderd en ontevre-
den wanneer Lij Lun verzekerde , dat zij Let eigenlijk
niet geloofden, want dat Let dan een^ geLeel anderen
1
II ;
55
m-te op-
lelderde
manier
likt was
van de
Zij had-
gehoord
beweer-
ligcha-
naar een
t en be-
le wereld
ijke reis.
£ van de
k^ereenigd
I verrukt
in koude ,
Dod meer
egrip van
litmaken ,
Toen zij
ierwerpen
ad zeiden
deel ons
oiitevre-
eigenlijk
1 anderen
indruk op hen zoude maken. Dan zouden zij ontzag
toonen voor den Heiligen, Almagtigen, Barrahartigen
God die hen geschapen had; dan zouden zij erkennen
dat zij zondige menschen voor Hem waren, die be-
droefd, beschaamd en met verlangen naar de verge-
ving hunner zonden en de verandering hunner harten
zouden uitzien, om Hem te kunnen behagen en zijne
geboden te onderhouden. Toen Egede hen eens sprak
over het bevel van den Heer aan zijne discipelen, om
alle volkcn te onderwijzen, hen doopende in den naam
des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, Hep
de geheele menigte naar hem toe en wenschte ge-
doopt te worden; zij waren zeer verwonderd dat hij
zulks weigerde. Hij had te veel bewijzen, dat hunne
bereidwilligheid om de leer die bij verkoudigde te
hooren en hun geloof te belijden, alleen uit eigen-
belang voortsproot. Zij wenschten zich bij den zendeling
en zijne landgenooten aangenaam te maken , opdat zij
racer ontvangen mogten van de giften en voordeelen
welke de Europeanen hadden uit te deelen.
De Angekoks, die duidelijk bemerkten dat de leer
welke Egede predikte meer algemeen werd aangenomen
en dat hun bedrijf daardoor spoedig een eiud zoude
nemeu , waren de eersten om hem tegen te werken en te
bespotten. Wanneer hun evenwel groote moeijelijkhe-
den overkwamen werd het onwillekeurig openbaar dat
zij geloofden aan den God van den zendeling. Toen
M'
7
i I
1!
^1
I'ii
<1'. 11
.1 ;;
H
1!
1 til
,,il I'll
I
Jii
^dll III
i''!|t Siii
, ■ ■ 1 f ; : ■
n ■ii
ill
iilii ^[
'fi
50
eens een kind van den A.ugekok ziek was, bragt hij liet
tot Egede met de bede of hij zijn God wilde vragen om
het te genezen. De zendeling zag dat liet kind ster-
vende was en zeide dit aan den vader, maar voegde
er bij, als gij toelaat dat ik uw kind aan God op-
draag, dan zal Hij het aannemen en het een beter
leven in den hemel schenken. De man stemde toe;
Egede doopte de kleine die kort daarna overieed. Na-
dat de ouders op de wijze der Groenlanders er rouw
over bedreven hadden , met luid geschreeuw en geween,
vroegen zij den zendeling of hij het naar het giaf
wilde dragen; want de vader meende dat niemand aa-
ders waardig was om dit te doen. Hij voldeed gaarne
aan hun verzoek en begroef het arme kindje als een
kind van de Christelijke gemeente, met een dankbaar
gevoel dat het buiten bereik van smart en leed was.
Na de begrafenis begeerden de Angekok en zijne vrouw
ook gedoopt te worden, Egede beduidde hun dat zij
die in staat waren het woord van God te begrijpen,
het van harte moesten gelooven en bereidwillig zijn
om zich zelven over te geven aan de dienst van
Christus, en dat hij alsdan hen volgaarne zoude doo-
pen. Maar deze eisch was hun te hard en zij vertrokken.
Onder de inboorlingen welke door Egede te God-
haab met veel liefde waren ontvangen en welke hij
zooveel hij kon, in het Evangelic had onderwezen,
waren twee jongelingen die op zulken vriendschappe-
w
liij liet
gen oin
id ster-
voegde
jod op-
;n beter
ide toe;
'cd. Na-
er rouw
geween,
het giaf
land aa-
1 gaarne
! als een
dankbaar
eed was.
jiie vrouw
n dat zij
legrijpen,
idllig ziju
ienst van
)ude doo-
irtrokken.
; te God-
welke hij
ierwezen ,
dscliappe-
57
lijken voet met de Europeanen kwameu, dat zij gaarne
met een der scliepen die Godhaab bezochten, naar
Deneraarkcn wilden gaan. Egede moedigde hen tot dat
bezoek van zijn land aan, in de hoop dat hunne ver-
standelijke vermogens ontwikkeld zouden worden door
al het nieuwe dat zij zouden zien en waarneraen, en
dat zij bij hunne terugkomst aan hunne landslieden
een duidelijker begrip zouden kunnen geven van het
levcn en de beschaving in Europa, dan de Groen-
landers tot hiertoe door den omgang met de vreem-
delingen hadden ontvangen. Een dezer jonge menschen
overleed op zijne terugreis te Bergen ; maar de andere ,
Poek genaamd, kwam terug nadat hij een jaar in De-
nemarken vertoefd had. Deze had veel te verhalen van
het koninklijke hof, de pracht die aldaar heerschte
cu van de groote gebouwen van Kopenhagen, van de
fraaije schepen en de menigte soldaten die hij gezien
had. Ilij was zeer vriendebjk behandehl geworden en liad
vele kostbare geschenken medegebragt, waarmede zijne
landsheden zeer ingenomen waren. Maar de beschrijving
van de groote militaire magt des konings trof hen;
zij hadden tot dus ver gedacht dat hij die de meeste
zeehonden ving, de grootste en niagtigste man van de
wereld was; toen zij nu van Poek vernamen, dat de
Vorst welke al die schatten bezat en zoo vele duizende
strijdbare mannen ter zijner beschikking had, met
eerbied luisterde naar zijne leeraars, die hem den wil
^ » < '»
M
58
1 i
'I
! ■
111
van den Almagtigen verkondigden , hoewel zij zijne
onderdanen waren, begonnen de inboorliiigen zich een
nieuw en ontzaginboezemend denkbeeld te vormen
van de grootheid Gods.
Hoezeer Poek met Denemarken ingenomen was ge-
weest, keerde liij tocli weldra tot de Groenlandsche
levenswijs terug en beraamde zelfs eene verliuizing naar
het Zuiden, om daar versclioond te zijn van onderwijs
te ontvangen. Na vele gesprekken en onderhandclingen
werd hij eindelijk overgehaald te blijven en zich te
Godhaab te vestigen. Maar zijne Europesche vrienden
zoo wel als hij zelf, hadden heel wat te pleiten, om
de jonge vroiiw die hij wilde hiiwen, daar toe te be-
wegen; zooveel had de Groenlandsche jonge dochterer
tegen een man te nemeu die zich verlaagd had, door
zijne uitlandsche levenswijs. In het voorbijgaan moet
opgemerkt worden, dat de Groenlanders een bijzonder
hoogen dunk van zich zelve hebben ; wanneer zij hunne
hooge ingenomenheid met een' vreemdeling wilden
te kennen geven dan zeiden zij gewoonlijk : //Hij ge-
draagt zich bijna zoo goed als wij zelf;'' of //Hij be-
gint een mensch, dat is een Groenlander te worden .''
Nadat Poek en zijne medgezellen naar Denemarken
vertrokken waren nam Egede twee andere jongelieden
in zijn gezin op. Zij hadden een goeden aanleg en
vele bekwaamheden en hij hoopte onder Gods zegen
lien op te leiden tot onderwijzers van hunne landslieden.
59
l:i
zijne
cli een
^ormen
^ds ge-
udsche
Mg iiaar
iderwijs
clingen
zicli te
rienden
en, om
te be-
cliter er
H, door
m moet
ijzonder
ij liiinne
wilden
,Hij ge-
/Hij be-
rorden/'
emarken
gelieden
nleg en
Is zegen
[Islieden.
De een stierf nog jong zijnde, de andere groeide op
tot een uadenkend gehoorzaam jongeling; hij werd een
nuttig raedelielpcr in liet zendingswcrk, Na een jaar
te Godliaab te hebben gewoond vergezeldc hij den
ambtgenoot van Egede naar eene plaats die men meende
geschikt te zijn voor dc walvischvangst, op het eiland
Nepisene, waar hij na grondig onderwezen te zijn
gedoopt werd en den naam ontviug van Frederik
Christiaan.
De taak aan Egede opgedragen , om de kolonie tot
eene voordeelige handelsplaats te maken, gaf hem
veel moeite en zorg. De kolouisten waren tot dus ver
maar zeer matig geslaagd in hun handelsbedrijf, jagt
en visscherij. Egede wilde nu beproeven om den grond
op ojiderschcidene plaatsen te bebouwen. Hij ontdooide
den bodem tot op zekere diepte door het lange gras
dat er op stond in brand te steken en er dan koorn
in te zaaijen hetwelk goed groeide totdat het in de
aren stond, maar dat geheel vernield werd. door dc
nachtvorsten , eer het tot rijpheid was gekomeu. Hij
zorgde ook dat er onderzoek gedaan werd naar ertsen
en metalen; hoewel Groenland or niet geheel van ont-
bloot was, kon er toch niets gevonden worden dat
in den handel veel waarde had. De vestiging te Ne-
pisene bleek een andere bron van teleurstelling te zijn;
zoodra de winter voorbij was begaf Egede zich der-
waarts; hij voud al de menschen in goeden welstand
II-
>0^
wj
I I
ll
' ■!
ji
ilf^il
i;
, i
J ,
■
i ;
jj
I
■:"'.'■
hoewel zij tot dus ver weinig aan de visscherij geduan
hadden, zoo als zij beweerden, nit hoofde van het
streiige jaargctijde. Maar de manncn die iiaar Groen-
land verliuisd wareii, haddcn gecne bijzoiidcre ge-
schiktlieid voor hot bedrijf door hen gekozen ; bemer-
kende dat zij even hard moesten werken als te huis
en meer moeijelijkhedcn haddeu door te staan werden
zij ontevreden.
Zoodra de zomer invicl besloten de kolonistcn Ne-
pisene te verlaten in pUiats van zich met meer ijver
op de visscherij toe te leggen. Een schip met voor-
raad van levensmiddelen kwam juist in dien tijd van
Noorwegen ; maar de menschen waren zoo vast beslo-
ten om hunne onderneming op te geven, dat deze
tijdig aangebragte nieuwe voorraad, geen^ invloed op
hen uitoefende en tot groot verdriet van Egede keer-
den zij met ditzelfde schip naar Godhaab terug, als voor-
wendsel opgevende dat de voorraad levensmiddelen niet
ruim genoeg was om twaalf maanden te strekken.
De moeite en kosten het vorige jaar besteed aan
den ojobouw der huizen te Nepisene , waartoe de ma-
terialeu van Noorwegen waren aangebragt, waren dus
geheel verloren; kort daarna kwam te Godhaab de
tijding dat de Hollanders of andere vreemde handela-
ren alles moedwillig verwoest hadden. Egede moost
vreezen dat de vereeniging van kooplie^en '^'
eene onderneming zoiule opgeven die tot dus vei /oo
Gl
j geduan
van het
Groen-
iere ge-
; bemer-
te liuis
werden
ten Ne-
3er ijver
et voor-
tijd van
st beslo-
lat deze
doed op
de keer-
als voor-
elen niet
ken.
eed aan
de ma-
iren dus
haab oe
handela-
le moost
♦^
VCi /-OO
woinig voordcel had aangebragt; niet alleen tocli was
or veel geld verloren met de vcstiging op Nepiscnc,
mnar ook liadden verscheidcne scbepen door de ver-
ecuiging naar Godhaab uiigezondcn, scbipbrcuk geleden
of waren door stormen teruggedreven.
Voor het tegenwoordige waren echter de gemoederen
der zendelingen en hunne medgezellen met vrees ver-
vuld voor een mecr van nabij dreigend gevaar. Gcdu-
rende eenc handelsreis naar het Zuiden ontmoette de
handelsagent Jentoft eeii' Angekok, die zijne toover-
kunst tegen hem en zijn volk poogde aan tc wenden.
Verbitterd door 's mans bedriegerijen en onbescliofte
gedragingen, had hij de onvoorzigtigheid hem te slaan.
De verwoede Angekok greep dadelijk pijl en boog,
maar werd door zijne landgenooten terug geliouden om
toen eenige gcweldenarijen uit te oefenen. De handels-
agent vergat spoedig die ontmoeting; maar de Ange-
kok, tuk op wraak, vormde het plan om al de Eu-
ropeers in het land te vermoordeu. Hij oefende door
zijne verraaardheid als toovenaar grooten invloed op
zijne Zuidelijke landgenooten, en door hun de plun-
dering der vreeraden te beloven, en hun voor te stel-
len dat het gemakkelijk zoude zijn hen uit te roeijen
indien zij in kleinc hoopen werden verdeeld , haalde
J ligtclijk cen aanmerkelijk deel der inboorlingen
ver, om deel te nemeu aan de zamenzwering. Het
was bekend dat de handelsagent met een deel van zijn
^^1
■MK*
,: ,
ill
. II
i i
W
\M m
lllf
>,
iij(
; .,,
■1
t
'•
' '
(52
volk spoedig naar het Noorden zou vertrekkeii ; zijn
compagnon was van plan met een ander gedeelte eene
handelsreis naar het Zuiden te ondernemen en slechts
weinigen zouden bij den zendeling te Godliaab blijven.
De zaraenzwering zou waarscliijnlijk gelukt zijn, indien
zij niet ter kennis van een' Groenlandschen jongen
was gekomen, welke Egede eenigen tijd geleden in
zijne dienst liad genomen. Daar ecliter dc tucht in
een beschaafd huisgezin noodig, hem niet bevicl, was
hij weggeloopen en met eenigen van zijn volk naar
een afgelegen gedeelte van de kust verhuisd. Hier
hoorde hij over het verraad spreken en was er zoo
van ontsteld, dat hij heimelijk naar Godhaab terug-
keerde en alles aan den zendeling openbaarde. Egede
stelde dadelijk eene wacht aan om de kolonie dag en
nacht te bewaken, en nam alle mogelijke maatregelen
van voorzorg, tot dat de teriigkomst van den hau-
delsagent uit het Noorden hem gedeeltelijk van zijn
angst bevrijdde, Niet weiuig evenw^l verkeerde hij in
onrust door het langgerekte uitblijven van den com-
pagnon des agents, doch ook deze kwam veilig teriig,
uadat hij buitengewoon lang was ojigehouden en her-
haaldelijk door bevriende inboorlingen gewaarschuwd ,
om toch geen handel te drijven met hunne landgenoo-
ten op sommige plaatsen in het Zuiden. Daar de An-
gekok de Europeers op hunne lioede vond, zag hij
zich genoodzaakt voor het oogenblik ten minste , van
.J0t
63
\; ziju
Ite eene
sleclits
blijven.
, indien
jongen
eden in
uclit in
iel, was
Dlk naar
d. Hier
3 er zoo
b terug-
;. Egede
e dag en
itregelen
ien hau-
van ziju
de hij in
Ien com-
lig teriig,
en her-
Tschuwd ,
ndgeuoo-
,r de An-
zag hij
iste , van
de voorgenomen wraakoefening af te zien; en toen
hij later door den handelsagent gevangeu genomen
werd, veroorzaakte dit bij zijn' aanhang wezenlijke
vrees. Hij werd alleen met gevangenis gestraft en na-
dat hij zich onderworpen had, werd hij onder belofte
van zich in het vervolg beter te zullen gedragen in
vrijbeid gestehl. Naauwelijks ecliter waren deze bezwa-
ren uit den Aveg geruimd, of de kolonisten hadden
moeijelijkheden van een' anderen aard. De gewone
jaarlijksche toevoer van levensmiddelen was nog niet
uit Noorwegen aangekomcn, hoewel het jaargetijdc
reeds ver gevorderd was. Terwijl de wachters van dag
tot dag in groote spanning uitzagen naar het schip
met proviand, werden zij verontrust door de ontdek-
king van een wrak, dat omringd van veel ijs naar de
kust dreef. Daar Egede vreesde dat dit het met pro-
viand geladen schip kon zijn, en dat waarscbijnlijk
geen ander dit jaar zoude aankomen, begaf hij zich
lionderd mijlen Noordwaarts, naar de plaats waar de
HoUandsche walvischvangers bijeen kwaraen, in de hoop
om van hen leeftogt te kunnen koopen. Daar de Hol-
landers bestemd waren naar de Amerikaansche kust,
en het vooruitzigt hadden van verscheidene weken op
zee te zullen blijven, durfden zij niet meer dan een
klein gedeelte van hun^ voorraad afstaan.
De kolonisten leden gedurende een korten tijd bijna
hongersnood ; acht personen moesten zich vergenoegen
If f
c i t
III
■it
iii
^'^
64.
met het deel aiiders voor een bestemd. Zij trachtteu
van de Groenlanders zeelionden te bekomcn, orn deze
met liaverraecl te kooken; maar met liunne gewone
inhaliglieid trachtten de inboorlingen voordeel te trek-
ken uit hun' benarden toestand, en weigerden liun
iets te verkoopen. Gelukkig duurde de schaarschte niet
lang. Zeer laat in het najaar landde een schip met
een ruimen voorraad aan boord ; — • de kapitein deelde
hun mede, dat een vroeger afgezonden schip veron-
gelukt was en dat hij zelf zeer lang door het ijs was
opgehouden , zoodat hij eerst in het volgende voorj^iar
het zoude wagen om naai- Noorwegen terug te keeren.
Door al die teleurstellingen en verliezen werden, zoo
als Egede wel voorzien had, de Bergsche kooplieden
deze onderneming moede. De schepen welke in den
zomer van 1727 aankwamen, bragten het berigt mede
dat de vereenigiiig afgezien had van den handel op
Groenland, maar zij bragten tevens de bemoedigende
tijding mede dat de koning besloten had, de zending
te oudersteunen niettegenstaandc de zaken voor het
tegenwoordige weinig beloofden. Hij had daarom eene
commissie gezonden, belast om met den handelsagent
te raadplegen over de beste maatregelen ter bevorde-
ring van den handel in de kolonie. Door deze schik-
king zag Egede zich gelukkig ontslagen v?n die las-
tige wereldsche bemoeijenissen, welke een zoo groot deel
van zijn tijd hadden ingenomen ; maar hij werd helaas
65
achtteu
)rn cleze
gewonc
te trek-
ien liun
hte niet
hip met
[1 decide
> veron-
b ijs was
voorjaar
! keeren.
en , zoo
loplieden
5 in den
igt mede
mdel op
edigende
zending
voor liet
rom eene
delsagent
bevorde-
zc scliik-
die las-
jroot deel
rd lielaas
te gelijkertijd beroofd van de liulp van zijnen ambt-
genoot Top, die gedurende zijn vierjarig verblijf in liet
land met voorbeeldeloozen ijver gearbeid had. Thans
was zijne gezondheid zoo verzwakt, dat hij zich ge-
noodzaakt zag een minder streng khmaat op te zoeken.
Egede van andere hulp verstoken zijnde, gebruikte nu
meer zijn zoon Paul, omstreeks 18 jaren oud, die zelf
den wensch koesterde om te eeniger tijd zendeling te
worden. Zijn vader zag met genoegen dat hij de ge-
negenheid der inboorlingen geheel gewonnen had, en
door zijne vroegtijdige oekendheid met hunne taal, in
staat was door gesprekken en onderwijs zich nuttig
en aangenaam bij hen te maken. Maar het was den
zendeling nog steeds een grief te bemerken dat ofschoon
een deel der menschen eene zekere mate van schrift-
kennis bezat, en deze door hunne gedurige reizen en
verhuizingen vrij wel langs de kust verspreid was, die
kennis meer eene historischc, was, welke geen invlocd
oefende op hun gedrag of hunne gevoelcus. Van al
de volwassenen, aan wie het Evangelic gedurende die
zeven jaren was verkondigd , scheen maar een man
werkelijk er aan te gelooven ; deze was Pock , wiens
bezoek te Kopenhagen vroeger vermeld werd. In 1728
doopte Egede hem en zijne vrouw. Onder de jeugdi-
gen van jaren had hij vrucliten opgeinerkt die meer
beloofden , daar verscheidenen onder hen door zijne
vriendelijkheid gedrongen werden om geregeld zijn on-
5
I
i I
i
■II
1-
1
M'i
j)
: I
;,i!
:l
:i
ill
m
i
66
derwijs bij te woiicii; van sommigen zelfs mogt liij
vcrtrouweii tlat de waarlieid iu hunnc liarten iiigang
gcvondcn had. Voor liet tegenwoordige was het echter
nog steeds de zaaitijd; tcr naauwernood kon hij liier
en daar eenigc teederc kiemen hemerken ; maar liij bc-
daclit dat het mccrmalen ,/een ander is die zaait, en
een ander die maait/^
Koning Frederik had de bclangcn van Greenland
met bijzonderen ijver behartigd. Hij maaktc beschik-
kingen niet alleen om deze zending in stand te hou-
den zoo als zij thaus was, maar ook om meer
zendelingcn op verschillende punten laugs de kust
te vcstigen en de kolonisatie te bevorderen ten voor-
dcele der beschaving van het land. Vier schepen
werden in 1728 van Kopcnhagen uitgezonden; zij
voerden twee zendelingen en een menigte kolonisten
mcde, bestaande in metselaars, timmerlieden en allerlei
soort van ambaclitsvolk ; ook herders met schapen en
ander vee, om deze in de beschutte valleijen, gcdu-
rendc de korte zomers te laten weiden en de negen
wintermaanden in stallen te verzorgen. Zij bragten
insgelijks bouwmatcrialen mede om eene vesting en
haven daar te stellen, met een voldoend garnizoen
van kanonnen en krijgsbehoeften voorzien, onder be-
vel van twee hoofdoiFicieron, van welke een gouverueur
en de ander komraandant ^oude zijn. Het scheen ech-
ter dat de cigenaardigheid van het land in Kopenhageu
67
3gt Iiij
iiigaiig
; echter
[lij liier
hij be-
ait , en
oeuland
^escliik-
te hou-
a meer
de kust
3n voor-
schepen
len ; zij
alouisteu
n allerlei
lapen en
gcdu-
le negen
biagten
3sting en
^arnizoen
ndcr be-
)uverueur
been ech-
ipenbagcn
nog wcinig bekend was, daai* dc officiercii paardcu
mcekregcn om over de bergen te trekkeu, het binnen-
land te onderzoeken, en zoo doende de voornaamste
nedei'zettingen op te sporen. Men meende toen zeker
even als honderd jaren vroeger, dat deze aan de kust
tegenover IJsland gelegen hadden.
De eerste zorg van den gouverneur was , de kolonie
Godhaab naar het vaste land te verplaatscn, ongeveer
10 mijlen Oostebjker en baar met de noodige wonin-
gen te vergrooten; maar de ongunstige uitslag der
vroeger in bet werk gestelde pogingen tot uitbreiding
der kolonie, volgde ook nu de welberaamde plannen
van den koning en verijdelde zijne edelmoedige voor-
nemens. De regering te Kopenhagen had geen zcer
wijze kens van landverhuizers gedaan. De bruikbaar-
sten van hen waren handwerkslieden en arbeiders, die
zich vrijwillig voor deze onderneming hadden aange-
meld; maar anderen waren misdadigers uit de tucht-
huizen genomen, die van vrouwen voorzien en over-
gezonden werden om het land te bebouwen. Voor beidc
klassen van landverhuizers was de opsluiting en het
werkelooze leven op het schip reeds vrij vervclend.
Het natte, ongezonde weder na de landing drukte
hunnen geest ter neder en maakte hen ontevreden en
mismoedig. Het saizoen was buitengewoon koud en
regenachtig; de ongunstige invloed daarvan op hunne
gezondheid werd nog vermeerderd door de ongeregelde
1:
II f
|;
j
t
\\
mW i
i
N'
•
•1 .
^i
68
levenswijs, waaraan zij zich konden overgeven, daar in
dc nieuwc kolonie uog niets op vasteii voet geregeld
en het besiuur nog niet gevestigd was. Het gevolg
daarvan was dat een geest van bandelooslieid zich
spoedig verspreidde, welke niet alleen onder de op-
roerige en onwaardige leden van de gemeente, maar
ook onder nuttige arbeiders en ambachtslieden rond-
waarde. Ten gevolge van de algemeene ziekte en sterfte ,
werd ook het vee niet behoorlijk verzorgd, zoo als
zulks in dit een klimaat vereischt werd ; het stierf dus
ook. Deze moeijelijkheden werden nog vermeerderd
door eene muiterij onder de soldaten. Het land, waar
zij zoo veel minder |Trijheid en uitspanning genoten ;,
als waaraan zij gewenjj waren , stond hun tegen ; daarom
brak er een oproer uit, hetgeen zoowel het leven
hunner officieren als dat der zendelingen bedreigde;
want zij bcschouwden dezen als de oorzaak hunner
ballingschap. De heerschende ziekte maakte een einde
aan den opstand daar zij de belhamers ten grave sleepte ;
eerst in het voorjaar van 1729 keerde de gezondheid
en de rust in de kolonie weder, maar toen had ook
het grootste deel der landverhuizers hun graf in de
sneeuw gevonden. De dood van vele nuttige, goedge-
zinde w^erklieden was een zware slag; wat de oproe-
rige en ongeregelde lieden die gestorven waren be-
trof, men gevoelde dat de verlenging van hun leven
waarschijnlijk een grooter kwaad voor de kolonie zoude
69
iaar ii*
eregeld
gevolg
id zicli
de op-
, maar
1 rond-
sterfte ,
zoo als
ierf dus
leerderd
1, waar
enoten ,
daarom
it leven
ireigde ;
hiinner
in einde
sleepte ;
sondheid
had ook
af in de
goedge-
e oproe-
aren be-
un leven
lie zoude
geweest zijn dan de besmettelijke ziekte, die hen had
weggemaaid. Sommigc vrouwen, vooral die, wclke
zich bereid hadden getoond om te verhuizen om uit
de gevangenis bevrijd te worden , hadden zich zoo zeer
niisdragen dat zij zich de grootste verachting van de
inbooriingen op den hals haalden, die, welke ook
huune wezenlijke geaardheid mogt zijn, aan openbaar
wangedrag zich zelden schuldig maakten.
Zoodra de ziekte voorbij en de orde hersteld was,
trachtte majoor Paars met de weinige overgebleven
manschappen over de bergen te trekken, en door te
clringen naar de Oostzijde, zoo als de koning hem
bevolen had. De paarden waren alien dood ; maar dat
was minder, want de onderzoekers ontdekten weldra
dat het onmogelijk zou geweest zijn zulk eene streek
te paard te doorreizen. Het land was geheel met ijs
overdekt, zoo glad en ongelijk, dat zij er niet eens op
konden staan; overal was het gescheurd in kloven van
verschillende wijdte, waaruit met sterk gedruisch het
water voortvloeide. Later heeft een Engelsch reiziger,
sir Leopold M'Clintock , de meening geuit, dat men het
binnenste van Groenland zou kunnen bereiken door de
veranderingen na te gaan in de oppervlakte der glet-
schers, de spleten te vermijden, en de slingeriiigen
daartusschen te volgen. Maar op de hoogte waar ma-
joor Paars en zijne manschappen de bergen trachtten
over te trekken, scheen het onuitvoerbaar; en na eene
I^^R
m
'im
11
1/
■I
i
1 ;■
V
1,1
lii' .
i m
ti %
70
afweziglicid van 11- dagcii kwanien zij , wanhopende
aaii de mogelijklieid, tc Godhaab terug.
Nu zij niet geslaagd waren in de pogingen om ceiie
gcschikte plaats aaii dc Oostzijde van liet land te vin-
AeUj namen do gouvcrneur en commandant nieuwe
maatregelen om de verlaten kolonie op bet eiland Ne-
pisene te berstellen en met een fort te versterken;
welke pogingen begunstigd werdeu door eene bemoedi-
Dk KAPl'AROKTOMSCUK IJsBEHO.
gende zending van den koning, die hun schepen met
timmcrbout en andere benoodigdbeden stnurde.
De zending liad bet laatsto jaar veel moeijdijkbeden
rs:
71
I
If
T Jin
ontlervoiulcii. De Groenlanders wcrdeii door deii groo-
teii tocvloed vau Eiiropecrs verontrust en voorul had dc
komst van krijgsvolk vrees en acliterdoclit verwekt.
Toen echter velen van de nieuw aangekomcnen door
ziekten waren weggenomen , werden zij daardoor eenig-
zins gerust gesteld en schreven liet toe aan de bezwe-
ringen van een^ vermaarden Angekok, die hen had
verzekerd de vreemdelingen te kunnen uitroeijcn. Daar
zij evenwel beraerkten dat eenige dcr soldaten , die
zij het meest van alien vreesden, bleven k^ven, ver-
huisde het grootste gedeelte der bevolking naar Disko
Baaij ten Noorden van Godhaab, en stehle zich dus
tot groot verdriet van Egede buiteu het bereik van
eenig Christelijk onderwijs. Nogthans bleven vele in-
boorlingen op de eilanden van de Baalsrivier wonen
en niet weinigen geloofden in het woord dat de zen-
deling hun predikte, hoewel hij niet kon bespeuren
dat het waarachtig geloof des harten was. Hij meende
dat indien deze lieden wilden toelateu dat hunne jonge
kinderen gedoopt werden, onder voorwaarde dat de
ouders nit de nabijheid der zending zich niet zouden
verwijderen, hij en de zendelingen die zich later bij
hem gevoegd hadden, in staat zouden zijn oin deze
jonge kinderen op te voeden in de vreezc Gods, waar-
door wclligt de kinderen op hunne beurt behulpzaam
zouden zijn om de ouders tot de kennis van Christus
te brengcn. Hij ondcrwierp dit plan aan do gocdkcnring
ii
IM
i!
1
'1
1
i
1
i
i
1
1
\
ri'
il<
ii \
i
n
van liet Bestuur der zending te Kopenhagen, dat
er in toestemde, onder voorwaardc dat de ouders goed
zouden begrijpen, dat de doop aan liunne kinderen
werd toegediend als een zegen voor de ziel, en niet
als een middel ter bevordering van ligcliaraelijke ge-
zondheid en versterking ; ook dat zij vrijwillig moesten
toestemmen in den doop en in bet onder wijs in de
Christelijke godsdienst, zonder op eenigerlei wijze
daartoe overgebaa],d te worden door gescbenken of
uitzigt op tijdelijk voordeel. In bet jaar 1729 begon
Egede dit plan ten uitvoer te leggen en doopte zes-
tien kleine kinderen van gezinnen die op de eilanden
Kookorncn woonden ; de ouders waren niet alleen be-
reid die kinderen te laten doopen, maar verzocbten
tevens om zelf gedoopt te mogen worden. De zendeling
zou volgaarne aan dit verzoek geboor gegeven bebben ,
indien hij eenigzins bad kunnen onderstellen dat die
vraag uit een opregt bart voortkwam. Yan dei. j eilan-
den ging bij naar andere, en spoedig bad bij eene
kleine kudde op verscbillende plaatsen, welke bij tel-
kens bezocht en leerde. De kinderen der inboorlingen
badden werkelijk veel vlugbeid van begrip. Zij waren
ongedurig, maar als bunne aandacbt eenmaal geboeid
werd maakten zij spoedig vorderingen. Het deed Egede
veel geuoegen dat sommige van zijne jonge leerlingen
zijne lessen goed ontbielden en deze, bunjongen leef-
tijd in aanmerking genomen, wel scbenen te begrijpen .
hi
:|i:,:i, \.
73
Frederik Cliristiaan , dc geliefkoosdo leerling van Egcdc
was hem nu van veel dienst. Dikwijls werd hij zelf
door anderc pligteu verhinderd in liet bezoeken van
zijne klcinc scholieren. Bij zulke gelegenlieden zond
hij Frederik cm hun Ics te geven, en nu en dan ook
oui hun gedeelten van de Schrift voor te lezen, welke
hij voor de ouders had vertaald.
Gedurende den tweeden zomer na de komst van den
gpuverneur, had er weder eene schaarschte plaats, gelijk
aan die van 1726, en toe te schrijven aan dezelfde
oorzaak — het wegblijven van het voorraad-schip ,
hetwelk weerhouden werd door ijs en storuien. Toen
het eindelijk aankwam, was het niet alleen met den
noodigen voorraad beladen , maar ook met allerlei soort
van materialen om huizen te bouwen in de valleijen
welke vroeger door de Noorwegers waren bewoond
geweest. Het was de wensch des konings om huis-
gezinuen van IJsland daarheen te verplaatsen. Naau-
welijks echter wps het schip ontladen en de gouver-
neur bekend geworden met des konings planneu voor
het welzijn van Groenland, en in het voorjaar de
eerste hand gelegd aan het ten uitvoer brengen dezer
plannen, toen alles eensklaps moest gestaakt worden
door den dood van Frederik IV. Zijn opvolger
Christiaan VI ziende dat al de reeds in het werk ge-
stelde proeven tot kolonisatie en haudel mislukt waren
en dat er weinig te hopen viel van dc pogingen om
n
i;i I
m
;j
iiiiis^
dc iuboorlingnn tc bekccrcn, kondigdc ecu bcvclsclirift
af, dat do ncdci'zcttingen van Godliaab cii Ncpiseno
zoudc verlatcn wordcn en de kolonistcn naar him latid
mocsten tcrugkcercn. Ilet werd aan de kens van Egcdc
overgelaten, of hij in Groonland blijvcn wildc of met
hen terugkeeren. In geval hij bleef, dan mogt hij zoo
veel volk bij zich behoudcn als er wenschten tc blij-
ven, en levensmiddclen werdcn hem tocgezegd voor cen
jaar; liij werd echter gcwaarschuwd dat hij geen ver-
derc hulp van Dcnemarken te wachten had. Dit was
eene pijubjke teleurstelling voor de lang gekoestcrde
verwachtingen van den zendeling; want geen der ko-
lonisten toonde zich bereid oin te bbjven, en de ka-
piteins dor schcpen verklaarden dat zij geen der zce-
liedcn konden missen die Egede anders van wezenlijk
nut hadden kunnen zijn.
Hij zou dus alleen gelaten zijn om in de behoeften
van zijn huisgezin te voorzien, zonder andere hulp
dan van zijn tweeden zoon Niels, een jongeling van
18 of 19 jaren. Paul was in 1728 naar Kopenhagen
vertrokken en zette daar zijne studien voor het leeraars-
ambt voort. Onder deze omstandigheden scheen er
weinig hoop te bestaan, dat Egede zijne werkzaam-
heid ten beste der inboorlingen zoude kunnen voort-
zetten. Evenwel kon hij niet besluiten het te laten
varen en het ininst van alles kon hij er toe komen
om hot kleinc troepjc kinderen te verlaten, dat liij
II
1 El
75
gctloopt en oiulcrwczGii had. Gclukkig was cr gccii
plaats gciiocg in dc schcpcn om al het go(Hl medc te
iicmcii dat aan dc inwoners dcr beidc nedcrzettingcu
buhoorde, en het was waarschijnlijk dat alles wat zij
achterlioten , zelfs hunue woningcn, een prooi der
Groenlauders of van vreerade kooplicden zoudo worden,
zoodra de schcpen zoudcn vertrokkcn zijn; het was
(laarom dat Egcdc van de kapiteins verkrceg dat tien
mati'ozen tot hunne be waking achterbleven. Hij trachttc
met behulp van zijn zoon Niels den handel met de
inboorlingen voort te zetten, opdat het gouvernement
cenigc vergoeding mogt ontvangen voor de onkostcn
van het in het volgendc jaar naar Groenland te zen-
don scliip. Zijnc beidc coUega's vcrtrokken nu met het
ovcrschot van lict volk en zes Grocnlandcrs naar
Koponhagcn.
Kort nadat zij uitgezeild waren en voor dat Egedc
zorg kon dragen voor dc woningen en den voorraad
(lie te Nepisene was achtergebleven , kwamea cr Hol-
landers of andere vreemde kooplieden, die de plaats
vcrlatcn ziende, door handelsnaijver gedrongen, allcs
in brand stakcn. Dit was slecht: maar een crnstiger
reden tot droefheid en teleurstelling gaf het gedrag der
ouders, wclker kinderen gedoopt waren. Zij gedachten
niet meer aan hunne beloften om te Godhaab te blij-
veu, maar zij gaven dat jaar toe aan hunne zucht tot
rondzwcrvcn, hctgeen een bepaaldc trek in hun ka-
■IHtlll M ,-|l i-iii
■■mH
5 -Lli .:
76
i %i
>i
rakter is en verliuisden uaar afgelegen plaatsen aan
cle kust. Sedert eenigen tijd had Egede al buitenge-
wo jn veel moeite geliad om de kiuderen tot het onderwijs
bij el^'.ander te krijgeii • de ouders verborgen hen meer-
malen, en weigerdeu hen naar den zendeling te laten
gaan, onder voorwendsel dat het zijn doel was de kin-
deren van hen weg te nerren; maar eigenlijk vrees-
den zij dat ze to veel gehecht zouden worden aan
Europeesche denkbeelden en dat zij ouder wordende,
zich nooit zouden willen onderwerpen aan de Groen-
landsche gewoonten. De moeijelijkheden ;, het verdriet
en de zorgeu welke Egede sedert zij ne komstin Groen-
land had doorgestaan, hadden zijne ligchaamskrachten
grootelijks uitgeput. Zijne wakkerheid van geest zoude
hem ook wel hebben kunnen begeven; maar hij be-
zat eene rijke bron van opwekking en versterking in
het liefdevolle medegevoel zijner familie en bovenal in
den Chnstelijken moed en hoop zijner echtgeioot. Deze
waariijk voortreffelijke vrouw had veel doorgestaan ge-
durendc haar verblijf in Groenland ; zij had zich moeten
onderwerpen aan veel ontberini,^ en nu en dan aan
veel werkelijk lijden; maar zij had er nooit over ge-
klaagd, nooit zich ontmoedigd getoond of het gemis
van vroegere genietingen betreurd. Hoezeer haar man
ook bezwaard mogt zijn over de menigvuldige moeije-
lijkheden die hem in den weg stonden, en die aan zijne
pogingen voor het ge'3stelijk wclzijn van de inlanders,
77
afbreuk deden, werden zijne lasten dragelijk gemaakt
door haar levendig medegevoel en hare volhardende
geestkracht. //Onze God ricp ons hier keen, ver van
ons land en onze vaderlijke woning; Hij zal ons nooit
begeven," dat was de overtuiging die al liare vrees
en bekommernis verzachtte. Door hare vindingrijke
teederlieid en wakende zorg gevoeiden hare kinderen
zich in hunne met ijs omringde Groenlandsche wo-
ning zeer gelukkig; Europeanen en inboorhngen en
alien die onder haar bereik waren, deelden in hare
welwillende zorgen.
JNiels Egede was zijnen vader in dien tijd zeer tot
steun; zoowel oin den noodigen handel te drijven met
de Groenlanders", als om de inboorlingen te onderwij-
zen, welke hij op zijne handelstogten ontmoette. Door
zijue pogingen en die der matrozen , welke in het land
gebleven waren en die genoegen namen om onder zijne
bevelen te staan, werden dit jaar een grootere lading olie
en walvischspek bczorgd, dan in denig vorig jaar,
toen er zoo vele menschen mede bezig en zoo veel
kosten mede gemoeid waren. Niels en zijn volk zou-
den nog voorspoediger geweest zijn, zoo zij niet twee
van hunne grootste booten in een storm verloren had-
den, juist in den druksten tijd van den handel.
Middelcrwijl was de nieuwc koning Christiaan VI,
hoewel hij geen verdere liulp aan de zending beloofd
had , tot het besluit gekomen , dat de volhardende en
W\
TP-
%£tT"\twmr~\ ••
f!!
i'li
m
'?!i
t
:/
f
15
Ll!
I'
78
moedige pogiiigen van Egede cciiige ondersleuniug
verdienden. Hij zcud hem in 1732 nog voor cen jaar
langer de noodige hulpmiddelen , en toen die tijd
verstreken was en hij in groote onzekerheid verkeerde
voor het vervolg, werd hij zeer verheugd door de aan-
komst van een schip, hetwelk de blijde tijding mede
bragt , dat de koning van plan was , de Groenlandsche
zending op nieuw te hulp te komen en haar te onder-
houden. Met dat schip kwamcn ook twee jonge Duitsche
zendelingen van de Moravische broeders, door eenen
ouderen vergezeld, met het doel om aan het bouwen
eener woning hem te helpen , terwijl zij verder voor zich
zelve zouden zorgen. Zij hadden verlof van den koning
bekomen om in Groenland te arbeiden, en bragten
een eigenhandigen brief van Z. M. mede, waarin hij
hen aan Egede aanbeval. Ook zonder dit bewijs van
de koninklijke gunst, zoude de oude zendeling hen
welkom geheeten hebben, omdat zij zooveel belang
stelden in het welzijn der inboorlingen. Hij ontving
hen met hartelijke welwillendheid en was hun op alle
mogelijke wijze behulpzaam in het aanleeren der taal ;
ook trachtte hij met zijne echtgenoote hun alle ge-
makken en aangenaamheden te bezorgen.
Deze zendelingen Frederik Bohnisch en Mattheus
Stach waren bestemd om cen belangrijk aandeel to
nemen aan de Evangelisatie op Groenland. Een verhaal
VfiYi hunne werkznamheden en den voorspoed waarmeue
79
zij belooiid wiii'dcn, zal in de aantcekeuingen van
Mattlieus Stach meegedeeld worden. Evenwel was het
cerste jaar van bun verblijf in het land gekenmerkt
door een donkerder en zwarter wolk dan ooit te voren
nog over Groenland gehangen had. Yan de zes in-
boorlingen welke in 1731 naar Denemarken waren
overgebragt, waren er slechts twe':- blijven ieven, en
op deze zelfs scheen de verandering van kliraaat en
levenswijs zoo uadeelig te w^rken, dat ze naar bun
land werden teruggezonden met een van de s^hepen,
die in den zomer van ]733 van Kopenbugen naar
Groenland vertrokken. Een van ben stierf onderweg;
de andere kreeg zijne gezondheid en krachten terug
en landde te Godbaab oogenscbijnlijk in volmaakten
welstand. Dadelijk begaf bij zicb op weg om zijne
vrienden en familie te bezoeken, die op verschillende
eilanden en langs de kust verspreid waren. Men boorde
niets meer van hem, tot dat bij na twee of drie we-
ken stervende naar Godbaab teruggebragt werd, Egede
zag dadelijk dat bij door de pokken aangetast was en
zond aanstonds boden naar al de plaatsen in de buurt
van Godbaab, om de inwoners te waarschuwen dat zij
niet in •^'^t bereik der besmetting moestcn komen; en
zoo zij ongelukkig reeds besme^ waren dat zij dan liunne
woningen niet moesten vcrlaten. Alle waarschuwingen
bleken ecbter te vergeefs te zijn, De arme jougen bad
de ziektc onbewust aan vcrscbeidcne meiiscben over-
Trv
Hi
f
t
, 1 :
'It
i '
; If
1
i'!!
,
1 1 :ll
'
1 M
80
gebragt; de inboorlingen liadden de pokken vroeger
iiooit gezien en konden in den beginne niet gelooven
dat men bijzondere voorbehoedmiddelen moest gebrui-
ken om de ziekte niet te verspreiden. Zij werd spoedig
van den meest kwaadaardigen aard; de meeste inboor-
lingen van dat gedeelte des lands werden aangetast
en weinige van de kranken herstelden. De eerste die
stierf was Erederik Christiaan, tot groote droefheid van
Egede, die hem sedert 9 jaren onderwezen had en
fill ■ ""'
,,F.GEDJ,'S VROVW DK ZTKKKN IN UWV. UVTS VERPLKGENDE.'
VW4j»^' ;^-*:'-
81
over hem waakte met vadcrlijkc bezorgdhcicl. Maar
van dezen zijn geestelijken zoon mogt hij vertrouweu,
dat hij in Christus ontslapou was. Dat licht der hope
bescheen helaas geenszins zoovele andere droevige too-
neelen van welke hij dagelijks getuigc was. Het was
te vergeefs dat hij , zijn zoon Niels en de Duitsche zcnde-
lingen aanhoudend rondgingen , die middelen toedienden
welke in hunne magt waren om bet leed te verzach-
ten, en de menschen verzochten om toch na te laten
wat hun nadeelig konde zijn. De ongclukkigc schepsels
waren voor geene overreding vatbaar. Ongeduldig door
de ondragelijke pijn, hitte en dorst kon men hen niet
weerhouden van gedurig ijswater te drinken. Egede
meende daaraan te moeten toeschrijven dat ze zelden
den derden dag overleefden. Sommigen doorstaken zich
zelve of wicrpen zich in de zee om spocdiger cen
einde te maken aan hun lijden.
Terwijl Egede en zijne medgczellcn de menschen in
humie woningen bezocliten , rigtte de vrouw van Egede
hare woning tot een hospitaal in en nam alien op die
de toevlugt tot haar namen, tot dat haar huis vol
Avas van zieken en stervcnden , welke zij met behulp
der haren, dag en nacht verpleegde. Van September
tot Januarij stierven 500 menschen in den omtrek van
de • Baalsrivicr en slechts acht herstclden. Werwaarts
de zendelingen zich begaven, overal werden zij ont-
roerd door den aanblik van woningen allccn gevuld
e
'I'll
i
1
■i
1
!
1
!
1 .
8;^
met de clooclc ligchamen der vroegere bewoners, eii
van lijken die onbegraveu op de sneeuw lageii; aaii
de^e bewezen zij de laatste dienst door hen te begra-
ven, en hen met steenen te bedekken. De Groenlan-
ders hechten over het algemeen veel aan het begraven
hunner dooden , maar in de tegenwoordige omstandig-
heden werd het nagehiten. Een opmerkelijk voorbeeld
van kalme voorzorg kwam ter oore van Egede. Op
een der eilauden waren de eenig overgeblevene le-
vende wezens een klein meisje geheel met pokken
overdekt en drie jongere broeders. De vader had al
zijne overige betrekkingen en naburen begraven. Ge-
voelende dat hij niet lang meer zoude leven , had hij
een steenen graf gereed gemaakt waarin hij zich neer-
legde en zijn jeugdig dochtertje verzocht hem met hui-
den te overdekken, nadat hij haar eerst nog medege-
deeld had dat hij het voedsel voor haar en hare
broeders nog bezorgd had, bestaande in twee doode
zeehonden en eenige gedroogde haringen, waarvan zij
zouden kunnen bestaan totdat zij de plaats konden be-
reiken waar de Europeanen zich bevonden. De ziektc
duurde tot den zomer van 1734 nadat zij zich over
een groot deel van het land had uitgestrekt. Meer dan
twee duizend menschen stierven en vele mijlen ten
noorden en zuiden van Godbaab was het land ont-
volkt. Het medelijden en de zorg welkc de lijders
ondervonden van Egede en zijn gezin trof sommiger
III
k'i\ ■■
83
harte. Een van lien die zicli lieftig had vcrzet tegeii
den zendeling en zijn onderwijs, zeide in liet oogcn-
blik van sterven tot hem: ,/gij zijt vriendelijker voor
ons geweest dan wij jegens elkauder. Gij liebt ons in
ziekte verpleegd, ons gevoed toen wij hongerig \va-
rcD en onze dooden begraven die anders ten prooi
zouden geweest zijn voor honden en raven. Ook hebt
gij ons van God en het eeuwig leven vcrhaald/' Bij
sommige van de kinderen welkc Egede gedoopt en
onderwezen had, bespeurde hij tot zijn troost een
geest van geduldige onderwerping en eene blijde hoop
op opstanding en leven. Van de oudere iuboorlingen
weigerden velen alle teregtwijzing en vertroosting.
,/Wij hebben God om hulp aangeroepen ," zeiden sorn-
migen van hen //en er kwam geen hulp;^^ zij uitten
hunne wanhoop in wild geschreeuw en in sclieldwoorden.
De vernielendc ziekte was naauwelijks geweken toen
er een schip van Denemarkeu kwam aan boord heb-
kende drie zendelingen. Een hunner was Paul Egede.
Hij zoude zich in eene nieuwe kolonie neerzettcn die
men voornemens was te Disco Baai te vestigen.
Voor het oogenblik echter bleef liij te Godhaab om
zijne ouders te bemoedigen en bij te staan, daar zij
bijna uitgeput waren van vermoeijenis en door het
aanschouwen der droevige tooueelen van de laatste
negen maanden. Het scheen niet waarschiinlijk dat
Egede ooit de genoegzame krachten zou herkrijgen,
m i in I
il
II
•i! ?
i Sf
'i '■ 1
1 'sr
1'' '
' Ml
h '
»5/
i 'V
i
J
1
i "'
:f iisiiiij
84
om de moeijelijke pligten der zendiiig weder op te
vatten; maar men mcende dat eene verandering van
klimaat, altlians gedeeltelijk , zijne gezondlieid en die
zijner vrouw zoude herstellen. Beiden wenscliten hunne
twee dochters naar Europa te brengen^ om aldaar de
voordeelen eener Europeesclic opvoeding te gcnietcn.
Vdor dat echter schikkingen voor liet vcrtrek gemaakt
konden worden werd de vrouw van Egede door eene
pijnlijke slepende ziekte aangetast. Na cenige maanden
van lijden, welke zij even geloovig en geduldig door-
leefde als de voorafgaande jaren, ging zij 21 December
tot hare ruste in. Deze laatstc en zwaarste beproeving
sloeg Egede gelieel ter neder, zijne gezondlieid was
geknakt, hij verviel tot een ptaat van gedruktheid die
zijne kinderen grootelijks verontrustte. Hij zeide van
zicli zelven dat eene groote duisternis over hem ge-
komen was. Hij voekle zich schijnbaar zoo zeer van
God verlaten, dat hij zelfs het lezcn der Heilige
Schrift niet kon verdragen, noch het bijwonen der
godsdienstige zamenkomsten. Hij leed in stilte en nie-
mand wist hoc diepgaande zijne treurigheid was, tot-
dat een zijner kinderen hem des nachts op den toon
der diepste ontroering hoorde klagen, dat God hem
verlaten had. Zij kwamen naar hem toe met de teederste
liefde en verzochten zijne medearbeiders hem met ge-
beden en goede woorden te vertroosten. Maar zijne ziel
weigerde die. Na verloop van eenigeu tijd keerden deze
8i
aauvullen minder dikwijls en minder licvig tcrug. Zoo
veel hem mogelijk was, besteedde liij nog alle zijne
krachten ten dienste van het volk. Voordat hij de ko-
lonie verlict herkreeg hij de noodige kracht om voor
de laatstc maal hefc evangelie liun te prediken ; hij
koos tot tekst Jes. 49 : 4. ,/Doch ik zeide : ik heb
te vergeefs gearbeid, ik heb mijne kracht onnuttelijk
en ijdeUijk besteed; gewisselijk miju regt is bij den
Heer, en mijn werkloon is bij inijnen God." Hij
hoopte steeds dat God zijne wegen aan dit volk be-
keud zoude maken; en er waren wel eenige aandui-
dingen, hoewel nog naauwelijks te ontdekken, dat het
woord dcr waarheid, hetwelk hun zoo lang gepredikt
was, ten minste in het gemoed van sommigen ernstig
nadenken had gewekt. Eenige weken te voren was een
vreemdeling van een afgelegen oord aan de zuidelijkc
kust, Egede komen bezoeken, welke door hem met
zijne gewone vriendelijkheid was ontvangen en wien
hij getracht had eenig begrip te geven van do diiigeu
die tot zijiien vrede dienden. De mail was opmerkzaam
gewordeu. Nadat hij Godhaab verlaten had, dacht hij
na over hetgeen bij had gehoord en was niet tevreden
voor dat hij meer wist. Zijne bezigheden bragten
hem naar de plaats waar de Moravische zendelingen
hunne tenten voor de visscherij hadden opgeslagen.
Deze meenden dat hij hen opzocht , om een deel van zijn
voorraad voor hunne ijzerwaren te verwisselen. Na
■■w^ffHi rillrr
ii^ii^
e).
e:
.^^'
o
A
/
'^/A
7
/A
Photographic
Sciences
Corporation
23 WEST M.4IN STREET
WEBSTER, N.Y. 14580
(716) 872-4503
Q>,
Mrr^
I "1
88
wijze om het geestelijk welzijn der Groenlanders te
bevorderen. Tot het ten uitvoer brengeu dier plannen
werd hij weldra in staat gesteld. Zij benoemdeu hem
als superintendent over de Groenlandsche zending, en
magtigden hem tot het oprigten van een seminarie,
ter vorming van studenten en ouderlooze jongelingen,
ten einde in het vervolg nit deze zendelingen en leer-
meesters te kiezen. Zij zouden in de Groenlandsche taal
onderwezen worden en die in andere kundigheden welke
hun in de dienst van dat land te pas zouden kunnen
komen. In het Deensche klimaat kreeg Egcde grooten-
deels zijne vroegere gezondheid terug en mogt nog vele
jaren nuttig werkzaam zijn. lang voor zijn dood nog
werden de velden, die hij zoo woest gezien had, wit
om te oogsten en zijn eigen geliefde zoons waren niet
de minst werkzame en nuttige arbeiders. Kort v6or
dat zijn vader Groenland verlaten had , was Paul Egede
naar den nieuw begonnen post te Disco Baai vertrok-
ken. Gedurende eenige jaren arbeidde hij met volhar-
ding op die plaats en werd zeer geacht door de in.
boorlingen. Naderhand volgde hij zijnen vader op aan
het seminarie te Kopenhagen ; hij hield zich bezig met
het vervaardigen van verscheidene werken ten dienste
der studenten en z?ndelingen en met het vertalen van
gedeelten der Schrift. Vddr dat hij Groenland verliet,
had hij reeds eenige der boeken van Mozes vertaald;
maar werd genoodzaakt het werk te staken door de
\\ <[
89
;/
PAUL EGEDE.
bedenkingen van eeiiige christen-geworden inboorlin-
gen, die hem daarbij behulpzaam waren en die meenden
dat hunne landslieden een sleclit gebruik zouden maken
van eenige daadzaken in de lieilige boeken verhaald;
b. v. den moord van Abel door zijn broeder Kain;
het bedrog waaraan Jacob zicli scliuldig niaakte tegen-
over zijnen vader, en meerdere voorbeelden van men-
sclielijke zwakheid en zonden , welke het leven der
aartsvaders bezoedelden. Dat deze waardige menschen
die pas uit de heidensche duisternis bekeerd waren,
zulke vrees koesterden is zeer natuurlijk; maar het
komt ons vreemd voor dat Paul Egede zoo veel daaraan
* ■ vf
ii
90
;i>
M
:r:i,\m
hechtte dat hij aan de inlanders de door hem gemaakte
vertaling onthield. Wij zouden verondorstellen, dat hij
die van kinds af de Schriften kende, geen vrees had
moeten koesteren dat de studie van eenig Bijbelboek
de zonde verschoonlijk of wenschelijk zou kunnen
maken. Hij legde echter de vertaling van het Oude-
testament ter zijde, en begon aan het Nieuwe , dat
geeindigd en uitgegeven werd na zijne terugkomst in
Denemarken.
Niels Egede bleef tot in gevorderden leeftijd ter
zee varen en handel drijven, bezigheden waaraan hij
van zijn jeugd af gewoon was geweest; hij vereeuigde
echter daarmede de meest ijverige zorg voor het gods-
dienstig onderwijs der inboorlingen , zoodat hij en ook
zijne eigene landsliedeu hem beschouwden als lecr-
meester en godsdienstonderwijzer en tevens als koop-
man en matroos. Een der eerste zendelingen welke
Egede het geluk had uit te zenden was Drachart, een
man van een^ opmerkelijk vromen en Hefdevollen zin.
Hij was voor Godhaab bestemd en kwam daar aan in
1739, omstreeks een jaar nadat het werk Gods aldaar
begonnen was en sedert langzaam werd uitgebreid;
zoodat eene menigte Groeulanders uit de duisteruis
tot het licht werden overgebragt. Drachart (welken de
inboorlingen ,/Pelissingoak /' den kleinen prediker
noemden , om hem te ouderscheiden van een die grooter
was) was zeer bemind, zoowel bij de Groenlanders als
91
bij de Earopeauen; zijue prediking had eeu weldadigeu
invloed op de handelaars en zeelieden , die in de dienst
van de kolonie sionden. Yelen, die toen zij pas iu
Greenland kwamen, weinig meer van den Verlosser,
wiens naam zij droegen, wisten, dan de heidenen zelve,
werden tot het ware Christendom bekeerd , daar God
zijn onderwijs zegende. Hunne verandering van gedrag
had een' gelukkigen invloed op de inboorlingen die
nog niet verlicht waren. Zij bemerkten nu dat er iets
iu de godsdienst was, die hun werd gepredikt , 't welk
dieper ging dan het uitwendig hooren en toestemmen,
zoo als dat tot dus ver slechts bij hen plaats had.
Eeii klein verhaal uit de zendingswerkzaamheden van
Drachart, in het derdc jaar nd zijne komst in Green-
land, vinde hier eene plaats. Onder de aannemelingen
die tot den doop werden voorbereid , waren twee jonge
vrouwen, wier vader toen hij vernam dat zij zouden
gedoopt worden , zich tot den zendeling begaf en vroeg
of hij ook niet gedoopt mogt worden? „Het is waar,"
zeide hij , //ik kan maar weinig zeggen , en zeer waar-
schijnlijk zal ik nooit zooveel leeren als mijne kinde-
ren, want gij kunt zien dat mijn haar zeer grijs is
en dat ik een oud man ben , maar ik geloof met ge-
heel mijn hart in Jezus Christus en, dat al wat gij
van hem zegt, waar is. Zulk een aandoenlijk verzoek
kon niet afgewezen worden, hoewel de oude man de
lessen van het godsdieust-onderwijs niet kon onthouden ,
\:'4
;.l;,:
!
a >i
ill,
■I
i
Ml
I ili;
4!'
;: is:
■" IS •
■ n
92
zoo als de joiigere menschen. Hij was diep getroffen
en de tranen rolden hem over de waiigen, terwijl de
doop aaii hem en zijne kinderen werd bediend.
Somtijds werden de inboorlingen , die bij hunne
gewone omzwervingen Godhaab bezochten en het spoe-
dig weder verlieten, aldaar in jaren niet terug gezien.
Toch merkte men op dat eenigen iets bijbieef van
hetgeen hun geleerd was en dat deze niettegenstaande
den kwaden invloed van de hen omringende familie-
betrekkingen en naburen, een ander leven leidden als
de heidenen en op eene andere wijze de eeuwigheid
ingingen. Eenige jaren nadat Drachart Groenland had
verlateu om een ander arbeidsveld te gaan bearbeiden,
reisde een zendeling in een afgelegen gedeelte van het
land, en kwam in eene hut waar hij slechts een' zie-
ken man met zijne vrouw en twee kinderen aantrof.
De zendeling vroeg een en ander aan de arme vrouw
over de ziekte van haren man en kreeg tot antwoord :
//mijn man was gewoon zijn vertrouwen op de Ange-
koks te stellen, maar nu bekommert hij zich niet
meer om hem. Wanneer hij groote smarten lijdt,
zegt hij : ,/ach bid toch den Zaligmaker voor mij , ik
helaas kan naauwelijks bidden, ik ben zeer onwetend.
Eens hoorde ik iets van „Pe\issingoak" te Godliaab,
maar waar is het gebleven! ik heb het vergeten." Dit
zeggende weerde hij bitterlijk. Volgaarne bemoedigde
en vertroostte de zendeling deze arme lieden, bad met
I nil
93
hen en lierinnerde hun het onderwijs dat zij vroeger ge-
noten badden.
Koning Christiaan YI stierf in 1756 en werd op-
gevolgd door Erederik V welke even als zijue voor-
gangers de Groenlandsche zending begunstigde en be-
schermde. De waardige Egede had zijn ambt als su-
perintendent eenige jaren vddr den dood van koning
Christiaan neergelegd. Hij genoot vrede en eer op zijn
oiiden dag. Bij eene zijner dochters op het eiland
Falster, had hij zijn intrek genomen, en aldadr stierf
hij den S*^"^" November 1758 in den Heer, 73 jaren
oud.
Van den tijd af dat Egede de zending in Groenland
poogde te stichten hebben de Denen het land nooit
geheel nit het oog verloren , hoewel , zoo als het voor-
gaande verhaal aautoont, de mislukking der eerste
proefnemingen van kolonisatie hen bewoog om die in-
rigtingen eene poos te laten varen. Groenland is nu
sedert lang eene Deensche kolonie ; omstreeks duizend
Denen bewonen de kust op verschillende punten, ten
einde handel te drijven met het raoederland , welke
voornamelijk bestaat in ruilhandel van olie, vellen van
zeehonden en rendieren tegen Europeesche artikelen.
De Groenlanders of Esquimoo's (zoo als ze nu ge-
noemd worden) zijn niet aan de Deensche staatswetten
onderworpen , maar ze zijn zeer aan dc Denen gehecht
en staan geheel onder hun' invloed. Een leeraar,
■^. V
r:^
m-
r
s
r*;- -
1
T
1 .
H-
,
4
J
t
¥^
;
h' ■"■
■
- \
Hlji'
m
I
ii
iM
!
■(II
■w
m
I
i
lllHi'
94
doktor en schoolmeester die om iiiet onderwijs geven
en liulp aan de inboorlingen betoonen, zijn in ieder
distrikt geplaatst en worden door liet gouvernpraent
betaald, Al de ingezetenen van West-Groenland zijn
Christcnen geworden , en velen kunnen lezen en
schrijven.
;m^^^<^^^
-1-
"ii
MATTHEUS STACH, EN ZIJNE MEDGEZELLEN.
DE STICHTERS DER MORAVISCHE ZENDINGSPOSTEN
IN GROENLAND EN LABRADOR.
in het begin der 18*^° eeuw waren er nog eenige
nakomelingen van de gemeente der Broederen in Mo-
ravie overgebleven , en onder deze de ouders van de
zendingbroeders, wier arbeid het hoofdonderwerp van
de volgende bladzijden uitmaakt. Door hunnen nede-
rigen stand en hunne armoede eenigzins tegen ver-
volging gewaarborgd, waren zij nu en dan echter
blootgesteld aan strafbepalingen , die meer of minder
hard werden toegepast, al naar mate de gezindheid
van den regerenden keizer of de politieke toestand
der tijden zulks medebragten. Sedert lang was de uit-
oefening hunner openbare godsdienst verboden; ook
was het voor hen gevaarlijk als het ontdekt werd dat
zij andere bijbels bezaten dan de Eoomsch-Katholieke
vertaling, of wel hunne eigene Liturgie en andere
godsdienstige werken. De voorvaders van Mattheus
Sfcach en van zijnc broederen hadden alien voor hun
I ,
.
1 i
:; '
1
i^rii#. !?: 1
^
96
geloof, verbanuiiig, gevangenis of marteling, ja zelfs
den dood ondergaan. Zij beweerdcn liun geloof, hoe-
wel niet altijd even zuiver, bevvaard te hebben sedert
den tijd dat liun lict Evangelie was verkondigd ge-
worden door zendelingen van de Grieksclie kcrk, in
bet begin der 0^" eeuw. Nu echterliepen velen, vooral
onder de jongelieden , gevaar hun geloof te verzaken
van wege de geheimhouding en bet verzwijgen hun-
ner godsdienstige overtuiging, waartoe de vervolging
hen noodzaakte. Om dit te verhoeden bcgonnen eenige
ijverige mannen als zendelingen onder bunne Broede-
ren te arbeiden ; zij reisden been en weder in de stre-
ken waar deze voornamelijk woonden, spoorden ben
aan niet af te wijken van bet geloof voor 't welk
bunne vaderen zoo zwaar badden geleden, en trachtten
bovenal meer ernst en godsvruebt in ben op te wek-
ken. Hun werk bleef dan ook niet zonder vrucbt. Na
verloop van weinige jaren openbaarde zicb eene kracb-
tige godsdienstige beweging onder de Moravisebe
broeders. Maar de barde kastijding aan welke zij altijd
blootstonden en die in dezen tijd op eenigen van ben
zwaar drukte, deed menigeen met verlangen uitzien
naar eene scbuilplaats waar zij God in vrede konden
dienen en waar zij de kerkelijke tuclit, zoowel als de
gebruikcn bunner vaderen op nieuw uitoefenen konden.
Toen zij nu hoorden dat er groote vrijbeid van ge-
weten in Saksen en Silesie toegestaan werd, zocbten
y?
Veleii ceiie toevlugt in deze lauden. Ecu kleiii gezcl-
scliap, dat in 1722 verhuisde, werd in de Lausits (eene
landstreek gelegen tusschen beide bovcngenoemde Ian-
den) vriendelijk ontvangen, en de graaf van Zinzen-
dorf, Hear van Bertlielsdorf, injcdigde hen aan zich
op zijn landgoed te vestigen. Dien ten gevolge bouw-
den zij op eenen heuvel, den Hutberg geuaamd, con
dorp, dat zij Herrnbut (de hoede des Heeren) noemdeii.
K^«^^
„HERENHUT.
De aanvoerder van dit kleine gezelschap was een bij-
zonder krachtig en godvreezend man, Christiaan David
genaamd. Toen hij voor zijn volk zulk een veilig toe-
7
I
'
;::
:.!*.
::|:|
' ii ii
M
98
vlugtsoord gevondeii bad, waagde bij het meer dau
eens naar Moravie terug te keereii , ten einde anderen
aaii te nioedigen zich ook derwaarts te begeven, en
hen dan te geleiden; want de gestrengheid, waarmede
hunne ovcrheersohers de landverhuizing tegenliielden
maakte deze onderneming moeijelijk en gevaarlijk. Ve-
len van lien werden gevangen genomen eer zij de gren-
zen bereikten en met geeseling en gevangenis gestraft :
toch telde, na verloop van tien jaren, de gemeente
te Herrnhut zes honderd zielen, en het was orastreeks
dezen tijd dat de broederen hunne eerste zendings-
reizen ondernaraen. Eenige herinneringen, betrefFende het
vroegere leven van de vooruaamste Groenlandsche zen-
delingen , Mattheus Stach , Frederik Boehniseh en Jo-
hannes Beck, wenscheu vvij hier aan de geschiedenis
hunner zending te laien voorafgaan.
Ten tijde der groote vervolging in 1620 waren de
voorouders van M. Stach genoodzaakt hun geboorteland
te verlaten en naar Saksen te vlugten. Yerscheidene
jaren later, waagden eenige van hunne nakomelingen
het naar Moravie terug te keeren en onder dezen was
Christiaan Stach , de vader van Mattheus. Hij was een
man van een voorbeeldig gedrag, en om zijne zacht-
moedigheid en weldadigheid zoo zeer door zijne mede-
burgers geacht, dat hij, niettegenstaande men hem
van katterij verdacht hield en hij bekend stond als
iemand, die zijne godsdienst van harte toegedaan was.
99
w.
iiogtans gedurende verscheidene jaren zoo goed als on-
gedeerd bleef. Christiaan Stach spande al zijne krachten
ill om zijne kiuderen te doen opwassen in de vreeze
des Heeren. ,/De eerste keer dat ernstige gedachten in
mij ontwaakten/' vertelt Mattheus, ,/geschiedde zulks
op de volgende wijze: Ik was ongeveer vier of vijf
jaren oud toeu mijn vader mij eens vond terwijl ik
bitter schreide, omdat ik, bij de algemeene uitdeeling
van koek, slechts een zeer klein stukje tot mijn deel
gekregen had. Hij gaf mij een grooter stuk, maar
zeide tevens; ,/Lief kind, het zoude beter zijn, als
gij zoo over uwe zonden schreidet." Deze woorden
zonken diep in mijn hart/' Toen hij zes jaren oud was,
begon de kleine jongen gedurende den zomer het vee
te hoeden; des winters werd hij zorgvuldig door zij-
nen vader onderwezen, die zeer bijbelkundig en in
de geschriften der Hervorraers te huis was, maar wei-
nig gelegenheid had , zich op algemeene keiinis toe te
leggen. Mattheus schrijft: //Mijn vader droeg veel zorg
om mij te leeren bidden en zeide dikwijls wat ik mij-
nen hemelschen Vader vragen moest. In mijne kinder-
jaren was ik zeer bezorgd omtrent de verlossing mij-
ner ziel en dikwijls zeer ongelukkig, omdat ik niet
gevoelen konde dat God met mij tevreden was. Maar
toen ik op mijn twaalfde jaar het huis verliet om in
dienst te treden, werden deze ernstige gedachten door
mijne nieuwe omgeving en bezigheden zoo goed als
I
.
I
t? '
100
verbanneii. Ik maakte uu vele keniiissen van mijn^
eigen leeftijd en zoule gaarne in hunne vermaken ge-
tleeld hebben ; maar meestal vermeden zij mijn gezel-
schap en behandeldeu mij met minacliting , omdat ik
zeidcn zij, //een ketter'^ was. In mijn' voigenden
dienst ontmoette ik vriendelijker kameraden en genoot
veel meer vrijheid. Mijn meester was echter een vroom
man, die niet naliet mij te waarsclmwen toen hij zag
dat ik verkeerde wegen insloeg. Maar ik wa» te zeer
op gezelscliap gesteld en jaagde steeds alle genoegens
na, zoodat ik mij dikwijls bij de mannen en knapen
voegdc, die in de dorpsberberg bijeen kwamen om te
drinken, te dansen en zich te vermaken, niettcgen-
staande mijn geweten mij verweet dat ik mij in de
verzoeking begeven iiad/'
Na verloop van een paar jaren werden echter al
zijne vroegere godsdienstige iudrukken weder in voile
kracht opgewekt. //Mijn meester ,'' zegt hij , //had zeer
ernstig met mij gesproken over het leven dat ik toen
leidde. Zijne woorden drongen tot mijn hart door,
even als die van mijnen vader, twaalf jaren geleden,
en eene stem zeidc in mijn hart: Gij moet bidden. Ik
deed het, en sedert dien tijd, heb ik gecn dag zon-
der bidden voorbij laten gaan.'' Zelfs in zijne meest
zorgelooze dagen had Mattheus Stach er soms naar
verlangd om met de zijnen aan den strengen dwang te
kunnen ontsnappcn waarin zij door hunne roomsche
101
overheerscliers gehouden werden , en zich op eeuc plaats
te vestigen, waar zij God konden aanbidden naar de
wijze huimer voorvaderen. Deze begeerte werd nog
vuriger, toen hij hoorde spreken over de kolonie te
Herruhut en hij besloot zich derwaarts te begeven ,
al waren de hinderpalen welke hij op zijnen weg mogt
outmoeten nog zoo groot. Maar zijn vader Jceurde in
den beginne dit plan niet goed. //Ik heb langen tijd
voor uw welzijn gearbeid, mijn zoon/' zeide hij , ,/en
hoopte dat gij nu spoedig in staat zoudt zijn mijne
plaats in te nemen en de steuu en troost uwer
moeder en zusters te zijn/' Mattheus bezat te veel
opregte liefde voor zijne ouders dan dat hij zijne ei-
gene begeerte zoude doorgedieven hebben. Maar toen
de vader bemerkte dat zijn zoon eenigzins treurig en
bezorgd bleef, zeide hij: //Mijn lieve zoon, als gij
meent God niet getrouw in dit land te kunnen dienen,
en als gij waarlijk begeert zijnen wil te doen en uwe
ziel te redden, ga dan naar Herrnhut. Ik zoude u
voor de geheele wereld niet terug willen houden."
Hierop vertrok Mattheus met een vrolijk hart des
nachts in het geheim. Zonder ongeval bereikte hij de
grenzen en kwam te regter tijd in Herrnhut aan,
met een paar stuivers in zijnen zak. In het begin
kon hij, zelfs met den meesten vlijt te naauwernood
in zijn levensonderhoud voorzien. Dit was echter een
klein buzwaar, vergeleken bij het vcrdriet, hem ver-
■JBflH
it i\
!M|
i I
i
■li
^!;iii
■ 1
! ■• "^
1
/ 1
II
HI
■
ilili''
li I
102
oorzaakt door de droevige tijdingeu welke liij uit zijne
ouderlijke woning ontving. Een neef van Mattlieus had
zich bij hem gevoegd te Herruhut, en de vaders dezer
jongelingen werden streng gestraft voor de vlugt hun-
ner beide zonen : zij waren in boeijen geslagen en tot
dwangarbeid veroordeeld. De vader van Mattheus werd
na eene korte gevangenschap weder in vrijheid gesteld,
maar zijn oom bleef bijna tot den dag zijns doods in
den kerker. De twee jongelingen keerden naar Moravie
terug, en besloten ora, zoo mogelijk, de vlugt hunner
bloedverwanten te bewerkstelligen. Hoewel zij toen hun
voornemen niet konden ten uitvoer brengen , werden
toch de overige familieleden langzamerhand alien in
Herrnhut bereenigd, maar in diepe armoede gedom-
peld, want al hunne have hadden zij acliter moeten
laten. Zoo was dan zijn grootste aardsche wensch ver-
vuld, maar Mattheus Stach had nog volstrekt geen
vrede. Niettegenstaande zijne godsdienstige opvoeding,
waren zijne oogen nog niet geopend , om den waren zin
des Evangelies duidelijk te verstaan , zoodat hij trachtte
door zijne eigene geregtigheid den vrede zijner ziel te
verkrijgen. Zijne angst werd vergroot door de verkeerde
meening die in dezen tijd onder de broederen heerschte,
namelijk dat een Christen noodzakelijk de voile verzekerd-
heid moet bezitten dat zijne zonden vergeven zijn. Om
deze te verkrijgen, vastte, waakte en bad hij, soms
geheele nachten, totdat zijne krachten hem begaveu.
I'*
1,1 1. 1
?,.'f ■.
103
Eindelijk, bijna tot wanhooiJ gebragt, riep hij uit: //Heer!
ontferm u over mij, ik ben verloren !" ,/Maar/^ zeide
hij, ,/in dozen tijd van hopelooze ellende openbaarde
zich de Vriend, die mij gezocht en gevonden had,
aan mijne ziel, hoewel ik het niet durfde gelooven,
en mijne ooren werden geopend ora zijne stem te hooren,
die tot mij sprak : Vrede zij u. Sedert dien tijd had ik
vrede, en dankte God geduriglijk in mijn hart, hoe-
wel ik tot niemand over mijne groote blijdschap sprak/'
Frederik Boehnisch was de zoon van eenen molenaar
uit Kunewald, in Moravie. Even als Mattheus Stach
genoot ook hij den zegeu van een goed voorbeeld en
eene godsdienstige opvoeding in zijns vaders huis.
Daar het hun verboden was de openbare godsdienst-
oefeningen volgens hun geweten te houden en zij aan
geene andere eeredienst konden deelnemen dan aan die
der Roomsche kerk, waren de ouders van Prederik
Boehnisch en eenige buren die hetzelfde geloof hadden
omhelsd, gewoon van om tijd tot tijd zamen te komen
en met elkander te bidden en de liederen te zingen
die door de herinnering aan vrome voorouders en door
eeuwenlange vervolging aan de gemeente der Broederen
dierbaar geworden waren. Bij deze zamenkomsten werd
de Heilige Schrift gelezen, en zoo goed mogelijk uit-
gelegd door de broeders over welke wij hierboven
spraken, en die als zendelingen onder hunne verstrooide
geloof sgenooten werkten.
J. /.
iil'l'l':
1-
I
'
ml \
111
1
t
'
i >
ii
^.,
^ 1
ul m
Jb ii '
^
HI Ml
V H
1
- BK
in
''if
11
i
i «
A
101.
Toen Frederik twaalf jaren oud was, werd het bem
vergund voor de eerste maal eene dier bijeenkomsten
bij te wonen , en hij was zoo diep getroffen door de
gebeden eu vermaningen welke hij daar hoorde, dat
de indruk daarvan nooit geheel uit zijn hart word weg-
genomen. Van dezeu dag af besloot hij , zoo spoedig
eene gelegenheid zich zoude opdoen, zijne geboorte-
plaats te verlaten en een oord te zoeken waai hij open-
lijk en zoo dikwijls als hij wilde, God zoude kunnen
aanbidden met zijne medegeloovigen. //Ik vroeg/' zeide
hij, „waar ik zulk eene pla-^ts zoude kunnen vinden ;
en het antwoord was : In Saksen , ten westen van
hier. Hierop ging ik elken dag in den tuin en knielde
met het aangezigt naar het Wesien gekeerd. Vurig
en dikwijls bad ik met tranen dat God mij naar die
plaats mogt brengen." Twee jaren waren verloopen toen
een van de zendelingbroeders , wiens woorden het hart
van Trederik zoo zeer bewogen hadden, weder in
Kunewald kwam. Hij was op weg om andere oorden te
bezoeken, waar huisgezinnen van de broederen woon-
den, die onder de Roomsch-Katholieke bevolking ver-
spreid waren. De knaap vroeg verlof hem te mogen verge-
zellen ; maar hij was nog te jong om volkomen ver-
trouwen te kunnen stellen op zijne standvastigheid en
voorzigtigheid. Zijn vader, die bij ondervinding wist,
hoe naauwlettend de bewegingen dor broederen werden
nagegaan, en die vreesde dat zijn vriend door zijnen
105
zoou in ongelegenheid konde gerakeii, wilde zijne toe-
stemming niet geven. Kort hierop kregen ecliter de
bewoners van Kunewald berigt van de nieuwe kolonie
welke zich juist te Berthelsdorf gevestigd had. Een
kiein gezelschap, en hieronder een naaste bloedverwant
van Boeliiiiscli besloot, zoo mogelijk, derwaarts te
verhuizen. Frederik smeekte zoo dringend om met hen
mede te mogen gaan, dat zijn vader en zijne moeder
hierdoor bewogen werden hunne toestemming te ge-
ven. „Wij vertrokken," zegt hij, ,/op Palmzondag
tegen het vallen van den avond, en omstreeks Paschen
bereikten wij veilig eene stad, waar het den Protestan-
ten vergund werd om in het openbaar godsdienstoefening
te houden. Hier hoorde ik voor de eerste keer mijns
levens eene preek van een predikant der Hervormde
kerk. Den volgenden Zondag kregen wij Berthelsdorf
in het gezigt. Slechts drie huizen waren er tot dus
verre op den Hutberg gebouwd en deze waren nog
niet voltooid. Maar mijn hart vloeide over van lof en
dank, want God had mijn bede verhoord, en mij on-
der broederen iaten wonen." De kracht en opregtheid
der godsdienstige beginselen van den knaap werden
uu op de proef gesteld. Hij had den overvloed van
alle aardsohe goederen in zijns vaders huis achtergelaten
om van nu af in het lot te deelen van een zeer arm
volk. Nooit berouwde hem evenwel zijn keuze. Terwijl
liij werkte en alles deed wat zijne hand vond om te
'hi
i' 'I
1 * :
m
IH
lOG
doeu nu eens als wever, dan weder als tuinman ar-
beidende, was hij gelukkig en tevreden met de soberste
kost. Hij had ongeveer drie of vier jaren in Herrnhut
gewoond toen Mattlieus Stach daar aankwam. Zij wa-
ren bijna even oud en sloten weldra een warm vriend-
schapsverhond met eikaar.
De familie van Johannes Beck had velerlei vervolging
ondergaan wegens het vasthouden aan hun geloof. Zijn
grootvader, wiens gezondheid door de folteringen ge-
knakt was, stierf nog jong zijnde en liet twee zonen
na, die aan hunne moeder ontnomen werden om in de
Eoomsche kerk te worden opgevoed. Maar in het hart
van den oudsten knaap, had het onderwijs zijner ou-
ders te diepe wortels geschoten , dan dat het konde
worden uitgeroeid. De vrucht openbaarde zich door
den ijver waarmede hij op later en leeftijd de Schrift
onderzocht en onder zijne buren alien opzoclit welke
eenige begeerte toonden om God te dienen. Hij trachtte
hen te overreden zich met hem te vereenigen in het verga-
deren van godsdienstige kennis en het doen van andere
werken van liefdadigheid. Vooral droeg hij zorg om zijn
zoontje Johan in het Woord van God te onderwijzen. Toen
de knaap oud genoeg was om onder vreemden in dienst
te treden , liet zijn vader hem met deze woorden gaan :
//Mijn zoon, houd den Heer uwen God steeds voor
oogen, dan zal het u welgaan voor tijd en eeuwigheid."
//En gedurende eenigen tijd/' zeide Johannes Beck , nam
107
'• .^ .
ik deze vermaningen zeer ter harte, maar langzaraer-
hand vergat ik ze en werd onverscliillig omtrent
alles wat God behaagde. Op zekeren dag echter , dat ik
met mijns meesters werk bezig was, zag ik in een
Nieuw Testament r,n viel mijn oog op deze woorden:
Ik weet uwe werken, dat gij nocli koud zijt, noch
heet. Ik las de volgende verzen en die woorden waren
als vuur, zij doordrongen mijn gansche hart/' Dit
bieek het keerpunt te zijn in het leven van Johannes
Beck. De schaamte en smart waarmede hij vervuld
was van wege zijn laauwheid in ondankbaarheid jegens
zijnen Zaligmaker , werden gevolgd door het levendige
geloof in de verzoening derzelve. //Ik zag Hem /' zeide
hij , //als het ware voor mijn oogen gekruist, om mijne
zonden, en was vervuld met eene onuitsprekelijke
dankbaarlieid en begeerte om Hem te verheerlijken/'
De verandering welke in den jongeling plaats greep
trok weldra de aandacht zijner kameraden, tot wie hij
dan ook openlijk sprak, hen waarschuwende en hen
smeekende zich met geheel hun hart tot den Heer te
bekeeren. Eenige werden door zijne vermaningen ge-
wonnen, en op hunne beurt begonnen zij over het
Evangelic tot hunne buren te spreken. Na verloop van
tijd werden velen opgcwekt meer erustig de dingeu te
bedenken die tot hunnen vrede dienden; zij begonnen
zamen te komen om te bidden en de H. Schriften te
lezen. Onder hunne buren werd deze nieuwe godsdienst-
• . ■
■1
1
rfl
108
« I
ii«-
m
ijver door sommigen goeclgckeurd , door andereu bc-
spot, maar de overheden uit den omtrck waren diep
gekrenkt en maakten een einde aan de bijeenkomsten
door de gevaiigenneming van Johannes Beck , en van
een ander jongeliug die er eene eerste plaats had be-
kleed. De beide jongelieden werden veroordeeld oni
ieder afzonderlijk in boeijen geslagen te worden , en
men deelde hun slechts zoo veel brood en water toe
als noodig was om hen in het leven te behouden. Beck
vooral werd zeer streng behandeld, maar hij ontving
genade om standvastig te blijven en heeft later gezegd
dat de blijvende bewustheid van Gods nabijheid, hem
zijne gevangenis tot een fe /mis had gemaakt. Toen
de gevangenschap eenigen tijd geduurd had, verkreeg
Becks medegevangene eenige meerdere vrijheid van
zijnen bewaarder ; het werd hem zelfs vergund nu en
dan in de gevangenis roud te loopen. Hij maakte van
zijne vrijheid gebruik om de eel te bezoeken, waarin
zijn vriend in boeijen lag, en te zamen beraamden
zij het plan om te ontvlugten en vonden een middel om de
ijzers los te maken. Zij klommen met goed gevolg over
de muren der gevangenis, maar hunne vlugt werd
ontdekt voordat zij eene halve mijl van de stad ver-
wijderd waren. Het gelukte hun evenwel, niettegen-
staande zij hevig vervolgd werden, zich in het kreu-
pelhout te versteken en zich daar te verbergen, tot
dat zij eindelijk konden ontvlugten. Zij hadden geld
^
■flii-i
lOO
noch vocdsel, zoodat zij tot Breslau liuiincn weg al bede-
lende voortzetten; liier had eeii van hen Luthcrsche beken-
deu , bi'j wie zij hooptcn eene schuilplaats te vinden.
Maar tocn zij nog ver van de stad verwijderd wareu,
werd een arm landbouwer getroffen door hun uitge-
liongerd en lijdend voorkomen. Ilij nam hen in ziju
huis en onderhield hen liefderijk gedurende ecnige
dagen. Bemerkende dat zij vlugtelingen uit Moravie
waren, sprak hij tot hen over Herrnhut. Dit was de
eerste keer dat zij van deze volkpkuting hoorden,
en terstond besloten zij zich liever derwaarts dan
naar Breslau te begeven; nadat zij nog met vele
bezwaren hadden te worstelen gehad, bereikten zij
veilig de schuilplaats der broederen in den zomer van
1732.
Graaf van Zinzendorf de liefdevolle beschermer der
gemeente te Herrnhut was reeds begonnen hare aan-
dacht te vestigen op den treurigen toestand der hei-
denwereld. Gedurende zijne studien aan de hoogeschool,
was de ernstige begeerte in hem ontwaakt ora een
werktuig te worden in Gods hand ten einde het woord des
levens onder heidensche volken te verspreiden. Aan dezen
hartewensch kon niet voldaan worden voor het jaar
1731, toen hij de krooning van Christiaan VI in Ko-
penhagen bijwoonde. In deze stad ontmoette hij twee
Groenlanders die door den eerwaardigen Egede gedoopt
waren , en met leedwezen vernam hij , dat de zending
f 1-
^#
TTW
no
If
in Greenland zoude opgcheven wordeu. Zijne dienareu
spraken ook met cencn gcdoopten neger van St, Tho-
mas, die met ernst er op aandrong dat christen-zen-
delingen tot zijne in slavernij verkeerende landgenoo-
ten zouden gezonden worden. Hij scheen groot bclang
te stellen in bet lot zijner zuster, welke hij achterge-
laten bad op dat eiland en die, zoo als hij zeide,
dikwijls den grooten God aanriep , om tocb iemand te
zenden die haar den weg tot Hem mogt toonen. De
Graaf verscbafte hem de gelegenheid om zijne zaak in
eene openlijke vergadering aan de breeders te Herrn-
hut bekend te maken. Toen hadden zijne voorstellingen
en smeekingen zulk eene uitwerking , dat twee van hen
die hierbij tegenwoordig waren , Leonard Dober en een
andcr , zicb aanboden naar St. Thomas te gaan , niet-
tegenstaande bet bun werd voorgebouden dat zij zicb
als slaven moesten laten verkoopeii, wilden zij toegang
tot de negers verkrijgen. Den 21^**^" Augustus 1732,
zeilden zij uit, tien jaren na de sticbting van Herrnbut.
In dezeu zelfden tijd werd ook bet zendingsplan
naar Greenland besproken. Daar dit land onder de
bescberming stond van bet Deensche gouvernement ,
betwelk den breederen zeer toegenegen was , scheen
dit wel gescbikt te zijn ter vestiging van eenen zen-
dingspost. Mattbeus Stach en Frederik Boebnisch bad-
den beiden , ieder afzonderlijk bet voornemen opgevat ,
zicb tot deze dienst aan te bieden. Na een naauwkeurig
Ill
oiiclerzoek naar de redeneu van zulk eeue ondernemiag
werd het aanbod aangenomeii ; maar dc zcndirig naar
St. Thomas had zoo zeer de miildelen dor kleine ge-
meente uitgeput, dat zij dc zendiug naar Groenland
uitstellen moest tot Jauuarij 1733.
lu dieu tusschentijd was Frederik Boehriisch op
eerie verre reis uitgezoiiden , oni eenige zakeii voor de
gemeeiite to verrigten, en in zi'jne afwezigheid bewil-
ligde Christiaan Stuch er in, om zijn neef Mattheus te be-
geleidcn. Christiaan David ging met hen, dewijl zij
nog zoo jong en onervaren waren. Zijn pl^-n was naar
Europa terug te keeren zoodra hij de zending goed
gevestigd zoude zien. Onze reizigers trokken over
Hamburg naar de Deensche hoofdstad, maar hadden te
naauwernood eenige reisbehoeften behalve de mcest
noodige kleedingstukken. In Kopenhagen werden zij
vriendolijk ontvangen door professor Ewald,lid van het
ZeudingscoUegie, en door andere vrcemden aan wie zij
waren aanbevolen. Hun voornemen om naar Groenland
te gaan werd echter als eene hersensohim beschouwd,
vooral zoo lang het lot der Deensche zending te God-
haab nog onbeslist bleef. Doch zij sloegen weinig acht
op de donkere voorspellingen welke men hun deed,
en geloofden dat Hij, die hen tot dit werk geroepeu
had, hen in de uitvoering zoude ondersteunen. Weldra
vernamen zij, dat Zijne Majesteit vergund had nog
een ander schip naar Godhaab te laten vertrekken,
i">'^
^iv
a^
113
I !il
en nu wendden zij zich tot des Konings kamcrheer
met hct verzoek daarrncde den overtogt te mogcn ma-
ken. Hun eerstc bezoek bij dezen minister was niet
wcinig ontmoedigend. Het moest dezen inderdaad wol
vieemd schijnen, dat jongelicden, die noch de voordec-
len dor wetenschap, noch die der ondervinding bezaten ,
diiiir hooptcn te slagen, waar de onvermoeide pogin-
gen van den vroraen en geleerden Egede zoo weinig
haddcn tot stand gebragt. Maar toen hij bij nadere
kennismaking overtuigd werd van dc dieptc van
hun geloof en van de opregtheid van hun voornemen,
werd hij hun warme vriend, bood gewillig hun ver-
zoeksclirift bij den koning aan , en gebruikte al zijnen
invloed ten hunnen gunste. Men zegt dat hij gebruik
maakte van dezen bewijsgrond, dat God ten alien tijde
de dingcn die zwak, en dwaas en niets zijn in de
oogen der wereld , als werktuigen gebruikt hecft om
zeer groote voornemens ten uitvoer te brengen , opdat
de menschen Hem alleen de eer zouden geven en niet
steunen op eigene wijsheid en magt. De koning, door
de voorstelling van zijnen minister bewogen, willigde
hun verzoek in en schreef eigenhandig eenen aanbe-
velingsbrief aan den zeudeling Egede. De kamerheer
stelde hen ook aan verscheidene heeren voor, die veel
konden doen door hunnen stand en hunne vroomheid.
Deze droegen dan ook mildelijk bij tot de onkosten van
hunne reis en hunne voorgenomen vestiging. Toen
in M
m
113
rheer
ma-
I niet
il wol
mlee-
aten ,
.login-
veinig
iiadere
} van
icmeii,
n ver-
men hen eens vroeg hoe zij op Groenlarid in liuii
onderhoud dachten te voorzieu , aiitwoordden zij dat zij
steunden op liet werk huniicr liandcn en op den zegen
van God , en dat zij zich eon huis wilden bouwen en hun-
nen eigen grond bearbciden, opdat zij niemand lastig
mogten valleii. Op het antwoord dat zij geen hout
zouden vinden , daar lict land weinig anders was dan
eene naakte rots, hernamen zij : »Dan zullen wij een
hoi in den grond graven en daar woncn." //Neen,"
zeide de kamerheer, ,/tot die noodzakelijkheid zult gij
niet gebragt worden. Ilier zijn vijftig dollars; koopt
bouwstoffen en necmt deze mode." Met deze en andere
giften kochten zij balkcn, planken en latten; werk-
tuigen voor landbouw, metsel- en tiinnierwerk; ver-
scheidene soorten van zaden en wortels; gereedscbap-
l)en om te visscben en te jagen; huisraad, boeken,
papier en levensmiddelen.
Aldus uitgerust namen zij een dankbaar afscheid
van het hof, waar zij zoo gastvrij onthaald waren en
gingeu den 10*^^" April aan boord van des konings
schip Caritas. De gemeente te Herrnhut had de ge-
woonte aangenomen om teksten uit de Heilige Schrift
bijeen te verzamelen voor elken dag des jaars. Deze
verzameling M^erd genoemd het //Dagelijksche Woord";
het gaf een onderwerp aan de hand voor afzonder-
lijke overdenking en tevens voor de openbare bespre-
kingen. Nog lang herinnerden zich de broeders dat
8
H
I
U I
l:» ' *,
114
de dagtekst, voor den 10'^^" April, toen Iiuune zen-
delingen zich insclieepten voor eene onderneming, die
zoo dikwijls alle hoop scheen to verijdelen , dit
woord was: „Het geloof is een vaste grond der diii»
gen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men
niet ziet'^ (Hebr. XI : 1). In dit geloof gingen zij
onder zeil , en werden niet ontmoedigd door de onuit-
sprekelijke moeijelijkheden der volgende jaien, totdat
zij en hunne broederen ten laatste de vervulling za-
gen van hunne hoop. Op den drie en dertigsten dag
hunner reis kregen zij de kust van Groenland in liet
gezigt; maar een hevige storm die vier dagen aan-
hield en die door eene algeheele zousverduistering was
voorafgegaan , dreef hen zestig mijlen terug. Den
gQsten ]y[gj wierpen zij het anker in de Baalsrivier en
begroetten met blijdschap de ijsklippen en de onbe-
schaafde bewoners van een land, lietwelk zoo lang het
onderwerp hunner gedachten had nitgemaakt.
Terstond na hunne landing bezochten zij den heer
Egede, die hen hartelijk welkom beetle en hunne
hoop bevestigde dat, hoe donker de tegenwoordige
toestand der zaken ook mcgt zijn , het licht des Hee-
ren nog over Groenland zoude opgaan. Hunne eer-
ste zorg was eene plaats te zoeken waar zij hunne
woning konden opslaan. Zij kozen een stuk land
tusscben den haven en de factorij in het dorp God-
hanb, op de znidwestzijde van een klein schicrei-
'M
115
Y-r ;i
zen-
die
dit
dill'
men
n zij
)nuit-
:otdat
y za-
n dag
LU liet
1 aan-
ig was
;. Deu
vier en
onbe-
ng liet
In heer
hnnne
•ordige
s Hec-
|iie eer-
hunne
Ik land
|p God-
^chicrei-
iaud, waarvau de uiterste rand drie strauden vormde,
tusschen welke de rotsen in de zee uitsprongen. Tus-
schen deze rotsen was de kust beschermd door eenen
dam van steenen, welken de golven hadden aangespoeld.
Zij verhief zich met eene trapsgewijze helling en ein-
digde in een klein dal van eene beek doorstroomd.
Hier, omtrent eene raijl van het zeestrand verwijderd,
bosloten zij hun verblijf te vestigen, en omdat het
bouwen van het huis waarvoor liurine vrienden in
Denemarkeu hen van hout voorzien hadden , een werk
zoude zijn dat tijd vereischte, maakten zij op Groen-
landsche wijze eene hut van zoden en steenen, om
gedurende den opbouw eenigzints beschut te zijn. Het
was nu Junij , maar toch was het zoo doordringeud
koud, dat de graszoden in hnnne handen bevroren,
teiwijl zij bezig waren met bouwen.
In het midden der maand keerde de Carinas weder
naar het vaderland terug. Hier volgen eenige woorden
uit de brieven welke Mattheus Stach bij deze gele-
genheid aan de gemeente te Herrnhut zond :
//Broeders en zusters , geliefden in den Heere Jezus,
door wiens genade wij het leven hebben. God die rijk
is in barmhartigheid heeft ons in vrede in dit land
gebragt. Wat wij zochten hebben wij gevonden, een
volk dat niets van zijnen Maker weet. Zij bekomme-
ren zich nergens over dan om zeehonden, visch en
rendieren te vangen, en om deze to krijgon trekkou
I' ^'
^/' !;-;
116
zij steeds been en weer. Wij verlangeu hunne taal te
leereu ten einde tot hen te spreken over God, over
zijnen Zoou Jezus, en over den Heiligen Geest. Wij
verlangen hen op te wekken en hen tot ouze vrienden
te maken; maar wij weten niet hoe v/ij hen naderen
zullen, want heden zijn ze hicr en morgen daar, op de ei-
landen en op de kusten, en zoodoeude buiten ons be-
reik. Ilebbeu wij te Herrnhut , toen wij besloten hadden
dit werk te ondernemen, de vele bezwaren overwogen
aan welke wij blootstaan zouden ? Op deze vraag ant-
woord ik, er is een spreekwoord : ,/De man die in 't
geloof volhardt zal niet wankelen op zijnen weg."
Onze weg is in 'tverborgen, wij kunnen niets zieu.
Maar onze dagelijksche les is , stil te zijn in den Heer.
Naar bet uitwendige gaat het alles goed met ons , maar
onze harten verlangen om zielen te w^innen, en hieraaii
kunnen wij tot nog toe niets doen. Door Gods ge-
iiade wiilen wij echter niet moedeloos worden , maar op
den Heere w'achteu. Als lict zijn tijd is dan zal Hij dit
land genadig zijn en de duisternis in licht veraiide-
ren, en de ijskoude harten van zijn volk ontdooijen.
Zoolang onze weg regt is voor Hem , zullen wij niet
dwalen lioewel de menschen ons als dwazen aanzien,
en waarlijk wij zijn dwaas in het oog van velen, die
dit land en zijne bewoners kennen."
Aan de jongeliugen die meer in het bijzonder zijne
medgezellen waren geweest, schrijft hij: Ik schrijf u,
117
iftl te
over
Wij
iuden
deren
de ei-
Ls be-
adden
.vogeii
ig ant-
.e in 't
weg.
,s zien.
[1 Heer.
3 , maar
hieraaii
ods ge-
aaar op
Hij dit
lerande-
Idooijen.
|wij nict
ianzien ,
Len, die
(er zijue
ttiijne broeders uit eeii land , waar de naam van Jezus
nog onbekend is. Hier heeft de zon der geregtigheid
nog niet geschenen, maar gij leeft in het liclit ba-
rer middagstralen ! Heeft zij uwe harten reeds ver-
warmd? of blijven deze nog ijskoud? Het ware beter
in Groenland te wonen en nooit van Jezus gebocrd
te hebben, dan het licht rondom u te zien schij-
nen en niet op te staan om als kinderen des liclits
te wandelen. Maar gij, die den Zaligmaker gekend
hebt, mogt gij in de genade bevestigd worden. Mijn
hart dient met het uwe onder de banier des kruises.
In Christus wil ik leven en in Hem wil ik sterven.
Laat ons elkander opwekken het Lam te volgen tot
buiten de legerplaats. De zaligheid is groot, en de
oogst zal heerlijk wezen, wanneer wij veel zaad ge-
zaaid en het met vele tranen zullen nat gemaakt
hebben. Gedenkt den minste uwer broederen steeds in
uwe gebeden."
Deze opregte liefdegloed en dit ootmoedig vertrouwen,
't welk door den schrijver in den brief uitgedrukt
wordt, waren noodig om hem en zijne medezendelin-
gen staande te houden bij de verschillcnde bezwaren die
zij ontmoetten. In sommige opzigten waren deze grooter
dan die welke de werkzaamheden van Egede hadden
belemmerd, voordat zij hunne zending ondernameu.
Het was noodig dat zij zwaar werkten, beide met
hoofd en hand, aan M^erkzaanilieden die geheel vreemd
^■f
Oa*.
i ■ :.
J
k
118
!|>^!!
mt
■m)
voor hen wareii. Geboren en opgevoed in een land
dat ver van de zee verwijderd ligt , waren zij in de
scheepvaart ten eenenmale onervaren. Wat de kennis
van visschen en jagen betreft, ging het niet vcel be-
ter. Nu moesten ecliter visschen, vogels en rendierea
gevangen worden om zoo lang mogelijk hunnen kleinen
voorraad van Europesche levensmiddelen te sparcn , en
gedurende de zomermaanden moest het ilrijfhout op de
kusten der eilanden verzameld worden om hen gedu-
rende den laugen Noordpoolwinter van brandhout te
voorzien. De zendelingen hadden eene oude boot van
den kapiteiu der ^'aritas gekocht, en wanneer het
weder het hun toeliet, gingen zij uit om voedsel en
brandstof te zoeken. Maar, zooals ligt te denken
valt, zij waren aan vele gevaren blootgesteld en had-
den menigen dag van honger en mislukten arbeid
door te staan , voordat zij geleerd hadden hunue boot in
deze stormachtige en met ijs opgestapekle zeeen te
besturen, of voordat zij in visschen en jagen bedre-
ven genoeg waren om zich den noodigen voorraad van
voedsel te verschaffen. Voornamelijk trachtten zij eenige
ervarenheid in het besturen eener boot te verkrijgen,
omdat zij alleen door raiddel van bootreizeii hopen
konden met een zwervend volk bekend te worden,
dat verstrooid was langs de kusten van honderd baai-
jen en inhammen. Maar deze bezigheden, hoe noodig
en moeijelijk zij ook waren veroorzaakten hun niet
119
and
de
[inis
be-
eren
inen
I, en
)p de
;edii-
it te
; van
r liet
sel en
3nken
1 had-
arbeid
oot in
en te
3edre-
id van
eenige
I'ijgen,
bopen
oi'den ,
d baai-
noodig
n niet
zooveel lioofdbrekeus als de studie der taal. Egcde
stelde hun welvvillend de spraakkuiist , het woorden-
boek en andere papieren , die hij had opgesteld , ter
hand, opdat zij hiervan voor zichzelve afschrift mog-
ten nemen. Zijne zoons hielpeu hen dikwiljls in liunne
stadien, door hun de taalkundige regelen en aanmer-
kingen uit te leggen die hun vader ter neder geschre-
veu had. Maar als men bedenkt dat Mattheus Stach en
zijne medgezellen nooit te voren eene spraakkunst
hadden gezien en den zin niet begrepen van de ge-
bruikte uitdrukkingen, dat zij buitcndien verpligt wa-
ren de Deensche taal te leeren, voordat zij hunne
onderwijzers konden verstaan, dan zal het niet vreemd
geacht worden datde zwarigheden welke voor Egede
ontzettend waren, voor deze ongeletterde leerlingen
bijna onoverkomelijk bleken te zijn.
Christiaan David was te oud om nog met goed
gevolg aan het leeren der taal te beginnen. Hij hield
zich met de huishoudelijke zaken bezig en met het
bouwen van het zendingshuis , dat reeds ver genoeg
gevorderd was om bewoond te worden toen de winter
naderde. De hut, welke den broeders tot dus verre
tot huis gediend had , werd bewaard , in de hoop dat ,
wanneer zij zooveel kennis der Groenlandsche taal
zouden verkregen hebben , om zich met de inlanders te
kunnen onderhouden, vreemdelingen de posten dikwijls
zoud(3n opzoeken. Voor dezen kon de hut een tijdelijke
:■*
X
r\
'WW
ill
■iki
■4-^-
r' ' ■'
120
schuilplaats verleenen , indien de zendelingen hen koii-
den overreden gedurende een kleinen tijd daar te ver-
toeveii. Het zendiiigsliuis bevatte, behalve de iioodige
kamers voor de breeders, een grooter vertrek voor
kerk en school bestemd, en hei was de vurige hoop
en begeerte der jongelingen dit met inlandsche scho-
lieren en Christenbelijders gevuld te zien.
Chnstiaan David decide hunnen wensch, maar zijne
hoop was minder levendig. Later, toen betere dagen
waren aangebroken, zeide hij : //Ik bouwde de eerste
school voor de zendelingen en de eerste school voor
de inboorlingen, maar verwachtte niet dat de woning
bewoond zoude blijven en dat de school ooit te klein
zoude worden." De zendingpost, welken de zendelingen
naar hun Duitsch vaderland Nieuw-Herrnhut noemden,
werd niet zelden door eenige iuboorlingen bezocht. Zij
kwamen echter alleen om to bedelen of om zulke
voorwerpen in ruil te ontvangen als hun bekoorden,
en, alsof zij met een boozen geest bezield waren,
stalen zij de handschriften waaraanhunne gastheeren zoo-
veel arbeid besteedden. Toch zouden huis en school
spordig tot verdringens toe gevuld worden, maar met
zieke en stervende lijders, niet met leerlingen van
Gods Woord.
In de geschiedenis van Egede hebben wij medege-
deeld hoe de pokken voor de eerste keer en zoo schrik-
kelijk in Groenland verschenen. Het land rondom God-
in
on-
rer-
lige
'oor
oop
clio-
ageii
erste
voor
Dning
kleiu
ingeu
nden,
it. Zij
ulke
)rden ,
arcn ,
n zoo-
school
met
m van
edege-
schrik-
■u God-
haab werd daardoor bijna geheel ontvolkt. Naar het
voorbeeld van den ecrwaardigcn Egede, gingen de
Moravisclie broeders van plaats tot plaats om de zie-
keu te bezoeken en te helpen, en ontvingen en ver-
zorgden zij velen van hen onder hun eigeu dak. Slechts
in zeer enkele gevallen werd de moeite die zij aan de
lijders besteedden met hun herstel beloond. Van alien
die door de schrikkelijke besraetting werden aangetast,
kwam er ter naauwernood een van de honderd door.
In pLiats van trouwe oppassers werden de broeders zelf
patienten. Hunne gezondheid had veel geleden door de
vermoeijenis en andere benarde oinstandigheden, welke
aan bunne ziekenverpleging verbonden waren geweest ,
en toen nu de winter naderde , veroorzaakte de scherpe
koude hun een aanval van scheurbuik, zoodat zij som-
tijds ter naauwernood hunne leden konden bewegen.
Maar zij erkenden het als een groot bewijs van Gods
genadige zorg voor hen, dat zij nooit alle drie te
gelijk tot hulpeloosheid waren gebiagt. leder was op
zijne beurt in staat de anderen op te passen. Onder
zulke tooneelen van ziekte en verdriet, gingen de
wintermaanden voorbij. Toen de iente terugkwam , was
het onwaardeerbare hjpelbLad in overvloed onder de
sneeuw opgeschoten, en een heilzaam geneesmiddel
voor de ongesteldheid der broeders. Maar de pokken
bleven tot ver in den zomer onder de inlanders lieer-
schen, zoodat het Land vele mijlen rondom Godhaab
■■',Z
i
*
iiP^
■■;t
J.
a-
)!:.-J
» i'
I iff 'S' r„ 1
jn ;'i p *■ :;
PIIWI
122
en Nieuw-IIerruhut zonder inwoiiers was. Toen de
Deensche kooplieden liunne gewone handelsreizen
maakten, vonden zij iiiet dau ledige liutten, en on-
begraven , half door vossen en raven vertoerde lijken.
En op de verscliillcnde oordeu vvaar de groote mcnigte
van Groenlanders van verre plaatsen gewoon waren in
dit jaargetijde been te trekken om zeelionden te van-
gen en te visschen, werd geene tent op de kust ge-
zien en geen kayak in het water. De inlanders ver-
meden de gelieele kust en de eilanden die in hare
nabijheid lagen, als het broeinest van de phiag.
Toen Christiaan David en Christiaan Stach zagen,
dat het land eene ware wildernis was geworden, dach-
ten zij , dat het noodeloos zou zijn Linger te blijven
en besloten zij de eerste gelegenheid waar te nemen,
naar Europa terug te keeren en een meer belovend
arbeidsveld te zoeken. Maar Mattheus Stach had be-
sloten, niettegenstaande alle teleurstelling , zijnen post
niet te verlaten , zelfs al zouden lange jaren van ver-
ijdelde hoop zijn deel zijn, gelijk zulks met Egede
het geval was geweest. En yoordat zijne medgezellen
hun besluit konden ten uitvoer brengen om het land
vaarwel te zeggen, werden hunne verslagen harten
opgebeurd door de komst van nieuwe arbeiders. De
Koning van Denemarken had den wensch geuit, dat
het getal zendelingen van Herrnhut vermeerderd mogt
worden. Dien ten gevolge werden Johannes Beck en
123
de
ieii
oil-
en.
igte
II in
van-
, ge-
ver-
hare
igen,
dach-
lijven
emen,
ovend
d be-
ll post
ver-
Eii;ede
zellen
; land
liarteu
rs. re
t, dat
dmogt
eck en
Frederik Boehnisch gekozen, die gewillig dit work
aanvaardden. Eerst begaven zij zich naar Berb'jn waar
Ds. Jablonskij , een ouderling of bisschop van do ver-
eenigde Broedergemeente , die tevcns liofkapellaan was ,
hen met veel vriendelijkheid ontving en hen, door
vele gebeden vergezeld, verder deed trekken. Te Kop-
penhagen , waar zij twee maanden werdcn opgehouden,
vonden zij een warmcn vriend in Baron van Soelen-
thal, gouverneur van den Kroonprins. Poor zijne
bemiddeliiig verkregen zij kosteloozen overtogt naar
Groenland, en een schip dat zich derwaarts begaf , werd
geladen met bouwstoffen , tot oprigting eener nieuwe
kolonie te Disko. Hij schonk bun ook eene zeer groo-
te hoeveelheid etenswaren voor hun onderhoud.
Een gedeelte van dezen kostbaren voorraad namen zij
mede, maar omdat er slechts zeer weinig plaats aan
boord was, waren zij genoodzaakt het overige achter
te laten om door een volgend schip te worden mede
gebragt. Nu begon hunne eerste ondervinding der
uitwendige beproevingen van het zendebngsleven. De
wclwiliendheid welke hun te Koj)penliagen was betoond
bleef hun deel niet aan boord van het schip, en de
reis hoewel zij minder stormachtig was dan die van
hunne voorgangers, werd hun zeer pijnlijk gemaakt
door de spotternij , de beleedigende taal en de harde
behandebng welke hun dagelijksch deel waren. Inder-
daad verheugd waren zij , toeu zij te Disko door het
m
fwi ■
121.
vrieiidelijke gezigt vau Cliristiaan David verwelkorad
werden. Ilet schip dat het huniio vooruitging, was
in Godhaab biniicngeloopen, en had dc tijding ge-
bragt van de nicuwe volksplanting. Men verzocht
Cliristiaan David aan den opbouw der woningen mede
te werkcu. Beck en Boelinisch lecnden ook hunne
handen tot dit goede werk , tot dat hot schip naar
Godhaab verlrok , waar hunne nankomst groote vreugde
aan de Stachs veroorzaakte en Cliristiaans begeerte
cm het land te verlaten geheel verdreef.
Terwijl zij elkander opwrk(;^n tot bidden en wer-
ken, vervolgden de zendelingen met ijvcr hunne be-
zigheden buiten 's huis en de studie der taal. Door
oefening werden zij tamelijk ervaren in het visschen
en voorzagen zich zelve van voedsel, en niettegen-
staande eenige ongelukken door het stormachtige weder
veroorzaakt^ bezochten zij verscheidene gedeclten der
kust en vermeerderden hunne kennis van het land en
van deszelfs bewoners. Maar hunne vaste reizen,
waarvan zich de eene hoiiderd mijlen ten Zuiden uit-
strekte en de andere evenveel mijlen ten Noordeu ,
ondernamen zij in gezelschap van de koopliedeu. Dezen
was hunne hulp zeer welkom , bij de gevaarlijke togten
in welke zij aan regen en sneeuwvlagen en tegen-
Avinden blootgesteld waren. De inboorlingen welke zij
op deze verwijderde reizen ontmoetten, schenen meer
geneigd hun welkom te heeten dan alle met welke zij
125
iintl
was
G^
Dcht
nede
inne
imar
ugdc
;eerte
wer-
e be-
Door
ssclien
tegen-
weder
;n der
land en
eizen ,
sn uit-
loi'den ,
Dezen
togten
tegen-
ilke zij
meer
;lke zij
tot dus verre in keunis waren gekomen. In het eerst,
toeu de Groenlanders zageii dat de zend<3lingen ge-
willig bij elken bandcnarbeid medchielpcn , mcenden
zij dat 7iij de dienstkuechten der kooplicdcn waren, en
behandelden hen met vcrachting. Toen zij echter bemcrk-
tcn dat dit het geval niet was en zij het zaclitmoedig
oil vriendelijk gedrag der vrcemdelingen waarnamen,
verzochteu zij hen iu hunne tenten en trachtten met
hen in gesprek te komen. HeL viel beide partijen
moeijelijk zich zonder tolk verstaaubaar uit te druk-
ken, eveuwei was het volk tevreden. Zij wenschteu
dat de zeudelingen hun bezoek een volgend jaar zouden
hervatten, eu beloofden ook hen te komen zien als
zij op hunne reizen in de nabijheid van Godhaab
landden. Deze bewijzen van welwillendheid moedigden
den ijver der breeders aan tot het leeren der taal,
hetwelk nog veel moeijelijkheden baarde. Deuitspraak,
de tallooze bijvoegiiigen en taalbuigingen , het groot
aantal voorwerpen die door hetzelfde woord uitgedrukt
worden, alles vereischte een groot geduld en jaren
van oefening. In dezen tijd kregen zij kostbare hulp
van Paulus Egede, die sedert kort uit Denemarken
teruggekeerd was. Ilij zonderde iedere week eenigen
tijd af, om de broeders in het spreken eu vertalen
te onderwijzen, en het duurde niet lang of zij waren
in staat met genoegzame juistheid over algemeene
onderwerpen in de zaken dezer wereld te spreken,
m
'fii
ii >» 1]
m
lit
12()
v^oodut zij gcmakkelijk door de inlanders koiideii ver-
staan wordeu.
Toei) de breeders beproefdeii om op godsdienstige
onderwerpen te komcn, bemerktcn zij, evenals Egede
had gcdaan , dat het iiaauAvelijks mogelijk was , woorden
tc vindcii, die hunnc meeniug uitdrukten. Zij besloten
dus wijselijk zich te ontliouden over heilige dingen
te spreken, totdat zij beter met de taal bekend waren,
opdat zij de gedachten der iiiboorlingen iiiet in ver-
warring zoudcn brengen en de christelijke godsdienst
aan bespotting blootstellen , door het gebruik van on-
gerijmde en dubbelzinnige woorden. Hoewel zij zich
aan dezen regel hidden, outstond er toch wel eens
eenige vergissing. Zoo werd bij voorbeeld een misver-
stand veroorzaakt door huu gebruik van het Deensche
woord Gud, dat God beteekent. De broeders begounen
nu de Groenlanders over den Ahnagtigen Schepper
aller dingen te spreken; maar daar zij niet wisten
welk inheemsch woord te gebruiken, om met genoeg-
zamen eerbied den naam van het Goddelijk Wezen
uit te drukken, namen zij hunne toevlugt tot het
Deensche woord Gud. Zij meendeu dat liet sommigen
hunner reeds bekend zoude zijn door den veelvuldi-
gen omgang met de Deiien. Het was hun onbekend
dat er in de Groenlandsche taal een woord bestond
dat eveneens werd uitgesproken , maar rivier beteekent.
Later vernamen zij dat velen van de inboorlingen zich
ljJ7
verwonderJ liadden dat de vreemdelingen met zoo veel
erust gesproken liaddeu over hct bestaan der rivieren,
waaraan iiooit iemand had getwijfeld. Toen men eenen
zekercii man vroeg of hij aan Gud gcloofdc, aiit-
woordde hij met verontwaardiging : ,/Waarom zoude ik
daarin niet geloovcn? ik hcb or de stem van gehoord."
Hiermede bedoelde hij hct bruisen der stroomen, die
zich van de ijsbergen afstorten. Terwijl zij nog onbe-
kwaam waren over godsdienstige onderwerpen te spre-
ken, iiamen de brooders elkc gelegenheid waar om
gedeelten der Ileih'ge Schrift en korte gebeden , die
Egede vertaald had, voor te lezen. Op zekeren dag
dat Mattheus Stacli aan een gezelschap inboorliugen
een gebed had voorgolezen, zeideii zij tot hem, dat
hij good Grocnlandsch gesproken had, maar dat zij
niet verstonden wat hij meende door „verlost te zijn
door het bloed van Jezus Christus/^ //Christus te ken-
nen^^ deze taal is te hoog dan dat wij ze begrijpen zouden.
Twee jaren waren nu sedert de schrikkehjke bezoe-
king der pokkeu verloopen , en de inboorlingen ver-
meden niet meer de omstreken der Baalsrivier. Het
volk dat de visschersplaatsen bij Godhaab bezocht,
kwam dikwijls in Nieuw-Herrnhut. Eenigen kwaraen
om voedsei te vragen, anderen om uachtverblijf, weer
anderen om messen, uaalden, vischliaken enz. ; niet
een van de vijftig had een hooger beginsel om het
zendingshuis te bezoeken dan nieuwsgierigheid en hoop
■It
i.
■i4-
•^f
( r ■
' ' t ,■■
'J I.
op winst. Sommigen verklaarden zelfs openlijk clat als
de zendelingen ophielden huu stokvisch te geven, zij
uiet larger naar liunne woorden wildeii luisteren.
Hoe zelfzuchtig en zelfs diefachtig de meesten van
hunne gasten ook waren, de zendelingen wilden ze
niet van zich stooten. Zij hoopten vroeger of later
door aanhoudende vriendelijklieid , eenigen van dit
volk voor betere dingen te winnen. Met vreugde merk-
ten zij op dat sommigen die gebleven waren bij de
avondgodsdienst en het gebed en gezang liadden aange-
hoord, bijzondere belangstelling schenen te toonen.
Zij vroegen verlof ora terug te komen , en deden ver-
scheidene vragen over de bedoeling der zendelingen,
en wilden weten waarom zij nedcrknielden, tot wien
zij spraken, enz. Behalve liunne dagelijksche zamen-
komsten tot gebed , zonderden de broeders iederen
avond een uur af om zamen te spreken over hunne
zending, over de verscliillende moeijelijkheden , de hoop
en de zorgen die daze roeping lienbaarden, opdat de
cen door de ondervinding van den anderen mogt leeren.
Ell opdat niets den innigen broederband onder hen mogt
breken, besloot ieder zichzelf te onderzoeken en afte
vragen of hij geloofde dat zijne roeping eene God-
delijke was , en of hij voornemens was daarin te
blijven volharden, hoe groot ook de beproevingen
mogten wezen , welke hij zoude hebbeu te verduren ,
zoo lang hij, volgens zijn geweten zoude kunnen
';2li,
m
129
.t als
eren.
van
m ze
later
m dit
merk-
bij de
lange-
oonen.
!U ver-
ingen ,
it wieu
zamen-
Lederen
lunne
e hoop
idat de
leeren.
u mogt
;n afte
God-
ariu te
evingen
:duren ,
ku.niicn
Eeggen, dat hij zijn pligt als een getrouw dieiistknecht
tiaar zijn beste verinogeii had volbragt; — of totdat God,
uaar zijiien ondoorgrondelijken raad, hein van dit arbeids-
eld zoude wegnemen. Gedurende eenige weken over-
cluchten zij deze vragen bij zichzelve, waarua, zij den
uitslag van hun zelforiderzoek aan elkaiider mededcel-
den. Toen bleek het, dat Christiaan Stach nooit roe-
ping had gevoeld zijn geheele leven aan de Heidenen
te wijden. De reis naar Groenland had hij als proef
cndernomen , en om de phiats van eenen afwezigen bree-
der te vervangen. Hij wilde nogtaus op zijneu tegen-
woordigen post blijven, totdat God hem zoude ver-
plaatsen of totdat hij door de Broedergemeente te
Herrnhut teruggeroepen zoude worden. Christiaan
David was naar Groenland gezonden, ten einde zijne
twee jonge onervaren breeders behulpzaam te zijn
tot de vestiging van een zendingspost ; daar dit ge-
daan was, wilde hij den volgenden zomer naar Herrn-
hut terugkeeren en zich ten dienst en ter beschikking van
zijne broederen aldaar stellen. Niet lang hierna nam
hij afscheid , met de belof te , dat de Groenlandsche
zending altijd eene voorname plaats in zijne gebeden
zoude bekleeden, en hij haar met kracht in Europa zoude
helpen ondersteunen. Mattheus Stach, Frederik Boeh-
nisch en Johannes Beck liadden zich in leven en sterven
aan de zending gewijd. Zij waren vast besloten oiu
te blijven gelooveu , ook waar zij niet zouden kunnen zieu ,
9
I
130
en te liopen zelfs tegeii hope. Zij wilden hunue on-
derneming iiiet laten varen totdat zij met voile vrij-
moedigheid voor God kondeii betuigen, alles gedaan
te hebben wat menschen konden doen. En bij deze
gelegenheid sloten zij een wederzijdsch plegtig ver-
bond om 1. Steeds in gedachte te houden dat zij in
dit land waren gekomen steunende op God hunnen
Zaligmaker, in wien alle volkeren der aarde zullen
gezcgend worden. 3. Beiden, door woord en daad, naar
de vermogcns die God hen gegeven had , iedereen be-
kend te maken dat Jezus de wereld verlost heeft door
zijn eigen bloed, opdat de harten der Heideuen door
deze leer tot de gehoorzaamheid des geloofs mogten
gebragt worden. 3. Te zamen in broederlijke liefcle
te leven, de een des anderen geestelijke gaven, bun
door God geschonken te erkennen en zijn naaste uit-
nemender te acliten dan zichzelven. 4. Hun verschil-
lenden dagelijkschen arbeid met raoed en vlijt te doen
als voor den Heere, daarbij zich niet over te geven
aan angstige bezorgdheid hoe zij in hunne tijdelijke be-
hoeften voorzien zouden, doch hunne zorg op Hem te
wentelen die de vogelen des uemels voedt en de bJoemen
des velds kleedt. Zij zetten het zegel op dit verbond
door te zamen des Heeren Avondmaal to gebruiken.
Spoedig hadden de zendelingen behoefte aan al
den troost dien het bewustzijn van eenheid hun kon
schenken; want de opregtheid en de kraclit van hun
■A, J'
131
le on-
3 vrij-
fedaan
3 deze
g ver-
zij in
iiinuen
zullen
i, naar
een be-
3ft door
en door
mogten
e liefde
sn, bun
aste uit-
erscbil-
te docn
le geven
jlijke be-
Hem te
bloemen
verbond
jbruiken.
aan al
lun Icon
van bun
geloof zouden op eene zware proef gesteld worden.
De mildheid waarraede een uitstekend weldoener aan
liet Deensche hof, in vroegere jaren in hun levenson-
derlioud voorzien had, is hierboven vermeld, Sedert
dieu tijd was geen nieuwe leeftogt hun gezondeu.
Zelfs was de voorraad welken Erederik Bochnisch en Jo-
hannes Beck achtergelaten had den, vergeten geworden
door hen die hem zouden opgezondeii hebben ; hij werd
nooit in Groenland ontvangen. De visclivaiigst enjagt
van 1735 wareu zeer ongunstig. In de kolonien hecrschte
eene algemeene schaarschte van voedsel, en de zcii-
deliugen waren niet bij raagte geweest eenigen voor-
raad van visch en rendiercnvleesch op te doen. Hunne
gezouten levensmiddelen waren gebruikt en niets bleef
hun over dan eene kleinc hoeveelheid meel en erwteu
en eenige scheepsbeschuiten. Christiaan David, die
uu op zijn tcrugtogt was, zoude hunnen nood aan
de broederen te Herrnhut bekend maken; maar de
winter was op handen en verscheidene maanderi moes-
ten verloopen voor dat de schepeii de kolonie konden
bereiken. De Deensche kok)nisten hadden medebjden
met hunne ellende, maar waren niet bij magte om haar
te verzachten, daar zij zelve in verlegenheid zaten.
De eenige toevlugt die den broederen bleef, was
zeehondenvleesch van de Grocnhinders te koopeu, als
zij dezen konden overhalen het hun af te staau. Want
geen der Europeanen was bedreven in de vangst de-
m
.1 '4
• I'
Itl '''
l( . '
132
zer diereii; slechts den inlanders, in hunne kaijakg
gezeten, die zij met eene onnavolgbare handigheid
bestuurden, gelukte liet zeehonden te vangen. Maar
de Groenlanders wilden volstrekt niets van hunne
vangst afstaan ; zelfs de mannen die gedurende den vo-
rigen winter ruimscboots door de goedbeid der zen-
delingen ondersteund waren geworden, weigerden nu
bun, tot welken prijs ook, eene bete voedsel te ver-
koopen. Tot verscbooning van deze oudankbare zelfzucbt
moeten wij in aanmerking nemen , dat de inboorlingen
vooral gedurende den winter, bun leveu met vasten
en feestvieren doorbrengen. Als er veel voorraad is ,
ZKKUOjrUt.WANOST l.N GuO}:.M.A.\U
If "J
1 .13
heeft het volk cle gewoontc zijiic maaltijtleii geliecle
nacliten voort te zetteu , en zicli met spijzen zoo vol
te proppen dat het den Europeanen ongeloofelijk toe-
schijnt. Maar als stormaclitig weder of buitengewone
opliooping van ijs hen belet zeehonden of iets an-
ders te vangen, zijn zij genoodzaakt dagen en weken
lang hun leven te onderhouden , door het eten van
zeegras , van het leder hunner schoenen , oude tentbe-
deksels enz. Geen jaar verloopt waarinjiiet verscheidene
ineusuhen van gebrek omkomen. De broeders achtten
zich nu gelukkig, wanneer zij eene genoegzame hoeveel-
heid raosselen en zeegras konden vinden om de kwelling
van den honger te stillen. Het kleine overblijfsel van
hun meel lieteu zij zooveel mogelijk uitdeijen, door het
met eenige vetkaarsen te kooken; en hoe walgelijk
dit geregt hun een paar weken vroeger zoude toege-
schenen hebben, nu waren zij er zclfs dankbaar voor.
In de ontzettende koude van de Noordsche streken
seliijnt dierenvet of traau een bepaald vereischfce te
zijn, tot onderhouding van het leven.
Zij hadden met vele gevaren te worstelen bij het
zoeken van voedsel. Hunne boot was zoo bouwvallig
dat zij naauwelijks, zelfs bij het stilste weder kon
gebruikt worden , maar de nood dwoug hen zich er
in te wagen. Eens, toen zij naar huis terug keerden
hadden zij bijna de kust bereikt, toen een plotselinge
rukwind hen verscheidene mijlen terugdreef en nood-
1(
'0
■■'3 'i
S9cm
Ml
134
zaakte eeiie schuilplaats tc zoeken op een rotsaclitig
eiland, waar zij door den aanlioudenden tegenwind
gedwongen werden vier nacliten te blijven, geheel door-
iiat van den regen en liet zeeschuim. Bij eene andere gele-
genheid begaven hun bijna de krachten nadat zij langen
tijd geroeid hadden. Zij moesten den naclit doorbrengen
op eene onbewoonde plaats , welke hun geene andere
schuilplaats verschafte dan een gat, hetwelk zij in de
sneeuw gegraven hadden, en waarin zij zich neder-
legden totdat zij genoeg uitgerust zouden zijn om zich
door hard loopen warm te houden. Gelukkig voor hen
was het nog te vroeg voor de scherpe winterkoude.
De inboorlingen die de armoede en ontberingen van
de broeders gadesloegen, waren verwonderd dat zij lust
hadden om op zulken afstand van hun eigen land en
in zulk een slechten en ellendigen toestand te wonen.
Zij waren niet karig in hunne spotternijen over deze
dwaasheid, zooals ze hun toescheen. Dikwijls zeiden
zij: ,/Uwe landgenooten moeten al heel slecht zijn,
daar zij u niets zenden , en gij zoudt dwaas zijn hier
langer te blijveu." In dezen tijd van tegenspoed werd
de hoop en de moed der broeders staande gehouden
door het geloof dat hun Hemelsche Vader hen niet
verlaten zoude: //Wij weten niet,'^ schreven zij in hun
dagboek, ,/wat Hij met ons wil doen. Wij bemerken
alleen dat andere beproeviugen ons wachten. Even wei-
nig weten wij wat zijne hand in het verborgen onder de
135
Heideuen werkt. Diepe tluisternis schijnt hun hart eii
geest te bedekken. Toch gelooven wij, dat het werk
ten laatste zal gelukken; en als Hij ons beproefd zal
hebben zuUen wij zonder twijfel zijne heerlijkheid
aanschouwen/'
In het dagboek dor zendelingen vindt men vele
voorbeelden van Gods voorzienigheid dankbaar ver-
meld. Zoo vonden zij, bij voorbeeld, ecn* dooden wittea
walvisch, dieu de zendeHngen en het scheepsvolk van
de Deensche volkplanting te zaraen deelden ; het vleesch
was rood als rundvleesch en smaakte bijna eveneeus.
Later werd hun eens een jong zeevarken geschon-
ken door een en Groenlander, die de moer gevan-
gen had. Nog werden zij eens door tegenwind
naar eenige rotsen gedreven , waar zij eenen arend
bespeurden die op zijn nest zat. Zij schoten hem, en
nadat zij met raoeite naar boven geklommen waren,
vonden zij vier groote eijeren, behalve den dooden
vogel. Deze voorzag hen niet alleen van voodsel maar
ook van pennen , waaraan zij juist groote behoefte had-
den. Maar raeer dan door deze tijdelijkeuitreddingen werd
hunne smart verzacht en hun hart vertroost door de goed-
heid en voorkomendheid van eenen inboorling, Ippegau
genaamd , die eenen weg van dertig mijlen zuidwaarts
aflegde om hen te bezoeken. Zij hadden hem slechts
eens te voren gezien. Op een van hunne zomertogten ,
toen zij verdwaald waren en in het blinde tusschen de
if
■I
M^
136
hun onbekende eilanden rondroeideii , ontmoetten zij
toevallig Ippigau. Hij gedroeg zich zeer vriendelijk
jegens hen en bragt. hen op den goeden weg terug,
en nu, te midden van hunne diepe ellende, waarvan hij
ochter niets wist, "sverd zijn hart bewogen om hen
op te zoeken en het aanbod te doen hun geregeld al
het zeehondenvleesch te verkoopen, dat hij zoude
kunnen missen. Toen de lente kwam ontviel hun deze
hulp en wcrden zij zoo zwak door gebrek aan goed
voedsel, dat zij hunne boot niet langer sturen kon-
den. Toch bleven zij op God vertrouwen , en hun
geloof werd niet beschaamd.
Op zekeren dag in Mei, toen zij juist hongerig en
verraoeid van eenen vergeefschen togt om voedsel te
zoeken terugkwamen, werd hun berigt dat een Hol-
landsch schip aan wal gekoraen was, hetwelk een vat
met levensmiddelen voor hen medebragt. Deze hun zoo
welkome gave kwam van eenen vriend uit Amsterdam ,
die hun persoonlijk onbekend was. Zij was door eenen
brief van den gever vergezeld, waarin hij de zeude-
iingen vroeg of zij hem met hunnen toestand en met
hunne behoeften bekend wilden makeu. Later werd de
zending voor een groot deel door de bijdragen van
dezen edelmoedigen weldoener en zijne vrienden on-
dersteund. De onderstand dien hij hun nu verleend had
redde hen niet alleen uit hunnen tegenwoordigen nood j
maar hielp hen ook om beter den winter door te ko-
187
'&>
In on-
d had
liiood ,
e ko-
men dan het voorgaande jaar. Want de gomeentc te
Herrnhut, vvclke sleclits bestond uit arme bannelingen ,
die werken moesten voor hun dagebjkscli brood , kon
sleclits een karigen voorraad levensbehoeften naar de
broederen in Greenland zenden. Desniettemin zoude
de huisbouding der zendelingen eerstdaags vergroot
worden door de aankomst van dc inoeder van Mat-
theus Stach, die weduwe was, en van zijne twee zusters,
van welke de oudste twee en twintig , de andere slechts
twaalf jaren telde. Zij kwamen bier om de buishou-
delijke belangen der zending op zicb te nemen , en langs
elken geopeuden weg aan bet welzijn der Groeuland-
scbe vrouwen en kinderen te arbeiden. Mittbeus be-
gon terstond zijne zusters in de Groenlandscbe taal
te onderwijzen, en bare vorderingen, vooral die van
Anna, de jongste zuster, gingen zijne verwacbtingen
te boven. Later buwden beide met zendelingen en
mogten tot op boogen ouderdom in de dienst der
zending werkzaam zijn.
Tegen bet einde van den zomer scbeepte Cbristi-
aan Stacb zicb naar Europa in, om met de broeders
te Herrnlmt en elders, over den toestand en de voor-
uitzigten der zending te beraadslagen. Nadat bij eerst
Duitscbland bezocbt bad, vertrok bij naar Holland
en naar Engeland, in welke twee landen eenige der
voornaamste vrienden van de broeders woonden. Aan
dezen deelde bij alles mede wat gedaan was en
:1
fin
M m
138
vroog hen dringend om raad met betrekking tot de
toekomstige voortzetting van het werk. Eenige nut-
tige wenken werden hem gegeven , maar men was al-
gemeen van gevoelen dat veel aan de Christelijke
voorzigtigheid der arbeiders raocst overgelaten worden,
in zulk een nieuw en afgelegen oord. De eenige regel
dien men voorschreef was, dat wanneer de zendelingen
eindelijk zoo gelukkig mogteii zijn, om zielen voor
Christus te winnen, zij alsdan hunne godsdienstoefe-
ning in de zamenkomsten der inboorlingen , zooveel
mogelijk zouden inrigten naar de wijze waarop de
broedergcmeente hare eeredienst en de kerkelijke
tucht uitoefende. Wat de tijdelijke belangen der zen-
ding betreft, zoo beijverden graaf Zinzendorf en andere
vrienden zich aanstonds, om de noodige maatregelen
te nemen ten einde te verhoeden, dat zulke tijden
van ontbering en ellende , als Christiaan en zijne
medgezellen het vorige jaar hadden doorgestaan niet
meer zouden voorkomen. Hoewel het tegenwoordige voor-
uitzigt der zending niet veelbelovend was, deed nog-
thans het verhaal van Christiaan Stach in veler harten
levendige belangstelling ontstaan. In Holland vraagde
een jongeling , Margraaf genaamd , vergunning om zich
aan dit werk te verbinden. Hij werd dien ten gevolge tot
de dienst der zending gewijd, reisde met Stach naar
Koppenhagen en van daar naar Groenland, na in zeer
welwillende woorden de verzekering van des Konings
1.31)
gocdkeuring ontvaiigcn te hebben. Margrtiaf was cch-
icr niet in staat lang in dit barre klimaat te werken.
De zware ligchamelijkc zoowel als geestelijke arbeid ,
die ieder der zendelingen op zich nemen moest was te veel
voor zijne krachten. Het eerste jaar van zijn verblijf
in dit land Vvcrd gekenmerkt door een bijzonder
strengen winter. Het dagboek van een der Europesche
bewoners meldt dat sterke dranken als water be-
vroren al werden zij naast het vuur geplaatst; het ge-
zouten vleesch werd als dikke stukken ijs uit de ton-
nen gehouwen, en als het iu den pot werdgedaan, was
de buitenste kant geheel gaar, voordat men het bin-
nenste met een mes kon doorsteken. In den schoor-
steen van zijne kamer kwam het ijs door de pijp,
zelfs totiu de opening van den kagchel, niettegenstaande
het vuur den ganschen dag brandde; en als hij des
morgens opstond, waren zijne kussens dik met rijp
bedekt, veroorzaakt door het bevriezen van zijnen
adem gedurende den nacht.
Voordat de koude inviel , waren de broeders naar
eene menigte eilanden zuidwaarts getrokken, waar zij
eenige inlanders vonden, die zij vroeger reeds gezien
hadden en onder deze ook hun ouden vriend Ippe-
gau. Hij ontving hen vriendelijk, raaar was weinig
genegen te luisteren als zij met hem over godsdieu-
stige onderwerpeii wilden spreken. De andere Groen-
landers gaven duidelijke blijken, dat zij wel is waar
t
|i
^ri
>m
140
vcrlieugd waren eeii bezoek van de zendelingeii te
ontvangcn, maar iiiet wenscliten dat zij laiig in deze
buurt blcvcn. Maltheus Stadi die gaarnc vorderingen
in de taal wilde maken, overreeddc hen ecliter om
hem te vergunncn ecnige wckcn onder hen te verkee-
ren. Hij vond zijnc gastheeren zcer vcrander^'"'' f
//Somtijds/' schrijft hij, ,/liusteren zij als ik hun .le
plaats uit dc Schrift voorlees, verklaren dat zij alles
gelooven vvat ik zeg, en wenschen dat ik langer zal
blijven om hun meer te verhalen. Dan weder gaan
zij verstoord been en bevelen mij stil to zwijgen/'
Het ergste cvenwel was, dat zij dikwijls de heilige
dingen waarover hij sprak, tot een voorwerp van on-
beilige spotternij maakten. „Mijn hart,^' zegt hij, //is
dikwijls in vuur ontstoken, als zij mijnen God be-
spotten/' Alle kinderen waren zijne vrienden, z
pen hem te geraoet zoodra hij kwara. Sonitijds veizia-
melde zich eene kleine groep rondom hem, die aan-
dachtig luisterde als hij met hen sprak en hen onder-
vroeg, daar hij op deze wijze trachtte hunne jonge
harten eenige kenuis der Christelijke waarheden in te
prenten. Maar zoo als men kan denken, was deze
belangstelling kortstondig.
Mattlieus kwam bij tijds in Nieuw Herrnhut terug
om het Kersfeest met zijne broeders te vie ren. Nooit
hadden zij een levendiger besef gehad van het onder-
scheid, tusschen de vreugdevolle herinneringen en ver-
141
)>
wuchtingeii die deze lieilige dagen liuii hart inboe-
zemdeii, en de sombere onwetcndheid en liet ongeloof
waarin de Groenlanders verkecrden. Toch leefden de
zendelingen in eene gespannen verwachting, ja liadden
bijna cen voorgevoel van het aanbicken van een sclioo-
nen morgen over de nachtelijke duisternis in Green-
land. //Wij willen gelooven," zoo schreven zij aan
hunne vrienden in Duitscldand, //dat de TIeer nog
groote dingen in Groenland zal doen. Houdt niet op
God to bidden dat Mij zijne geuade in de harten van
dit arme volk open bare/' Tot dus verre liadden de
broeders gemeend, dat zij in de eerste plaats den in-
boorlingen over lict bestaan van God en zijne god-
delijke eigenschappcn raoesten spreken, en hun zijne
regtvaardige wettcu in de straf die de overtreders
wachtte voor oogCi houden. Zij liadden wel is
waar als regel aangei men , om vooruamelijk de ver-
lossing van zondaren duor den Heere Jezus Christus
te verkondigen, maar dacliten dat het in de eerste
plaats noodig was in het hart der Groenlanders een
gevoel van verantwoordelijkheid jegens eenen almag-
tigen en regtvaardigen Schepper, benevens over-
tuiging van zonde en schuld te wekken. Door dit
onderrigt was weinig of niets verkregen en de broeders
zouden weldra door ondervinding leeren, dat er een
beter en doelmatiger weg was tot de harten hunner
hoorders dan deze.
'>m
#
;j.
I
it 1
'1l ;
fi
142
In liet begin van Junij kwara ecn gezelscliap Zuid-
landers, dat op weg was naar liunne zomervischvangst,
Nieuw Herrnbut bezoeken. Zij waren den zendelingcii
vreemd en kwaraen van een gedeelte des lands , waar
men noch van christen-onderwijzers, nocb van hetgeen
zij leerden gelioord bad. Al de breeders waren afwe-
zig, en met den arbeid buiteu 's buis bezig, bebalve
Johannes Beck die eene vertaling afscbreef van de vier
Evangelieu. De vreenidelingen sloegen bem een oogen-
bbk met verwondering gadc, en vroegen liem toen wat
hij deed. Zoo goed mogelijk legde bij luin zijne werk-
zaambeid uit, waarop zij verdcir vroegen: „zeg ons
tocb eens wat gij gesclireven bebt." Hij las bun eenige
plaatsen voor, en toen .^let ben een gesprek aanvan-
gende, vroeg bij ben of de geest die in ben was,
door welken zij begrijpen, denkeu, bopen en vreezen
konden, sterven zoude, als bet ligcbaam stierf? Al-
len aiitwoordden : „Neen." ,/Maar", zeide Beck, ,/\vaar
zal de geest blijven, als bet ligcliaam sterft?'^ Eeni-
gen zeiden : //Daar boven'^, terwijl zij naar den be-
mei wezen; anderen zeiden: //Daar benedeu in de
zee." Want de Groenlanders badden verscbillende denk-
beelden betreffende bet verblijf der afgestorvenen • eeni-
gen plaatsten bet onder de narde of in de diepten
des oceaans, en dacbten dat de diepe spleten der
rotsen de lanen waren, die er lienen leidden; en au-
deren stelden bet ,/daarboven,^^ boven den regeuboog.
143
,/En wie", vervolgtle Johannes Beck, „maakte liet
ligchaam dat sterft, en den geest die niet sterft, en
de aarde, de zee en de luclit?'^ Zij antwoorddcn :
t/W\] weten het niet, niemand heeft liet ons ooit ge-
zegd. Maar het is zeker een zeer magtig en groot
persoon geweest?" //Voorzeker", zeide Johannes Beck,
„het is ieinand in wien alle magt, alle wijsheid , alle
goedheid woont, die de heinelen en de aarde schiep,
en alles wat daarin is. Hij maakte alle diugeu goed,
en ten laatste fchiep Hij den mensch naar zijn eigen
beeld , opdat die mensch Hem lief mogt hebben en
volmaakt gelukkig zijn, door het gehoorzamen aan
zijne bevelen. Maar de mensch was zijnen Maker on-
gehoorzaara en ging door eigen boosheid en ellende
verloren. Toch had de Schepper medelijden met hem,
en de almagtige Zoon van God werd mensch, om de
menschen van het verderf te verlossen, door zelf de
straf hunner zonden te dragen '' Het volk luisterde
aandachtig en met stilte, en Johannes Beck vertelde
hun uitvoerig, met een brandend hart en eene tong,
zoo spraakzaam als zij nooit te voren was geweest,
hoe Jezus geledeu had voor de verlossing der
menschen. Toen, zijn boek weder opnemende, las hij
hun het verhaal voor van des Heeren strijd in Geth-
semane. Zoodra hij geeindigd had trad een van de
Groenlanders , Kajarnak genaamd, naar de tafel toe en
zeide met grooten ernst : ,/Uot was dat? 0, vertel
i
144
JOHANNKS Heck ONDEKWIJST DK GaOJiNLANUEttS,
hct mij nog eens, want ik wil ook zoo gaarue gered
worden!^' ,/Deze woorden zegt de zendeling, welke ik
nog nooit te voren van eenen Groen lander had ge-
hoord , deden mijn hart smelten en mijne oogen van
vreugdetranen overvloeijen, terwijl ik de geschiedenis
verhaalde van des Zaligmakers leven en sterven, en
mijnen hoorders den weg des behouds trachtte te ver-
klaren door het gcloof in Hem. Zijne hoordera waren op
verschillende wijze aangedaan door dit onderlioud. Toen
hunne nieuwsgierigheid bevredigd was, begonnen eeni-
gen het onderwerp te ernstig te vinden en slopen stil weg,
mmam
m^
gered
145
rnaar velen bleven. Anderen legdeii de handen op hunnen
mond, om volgens Groenlaudsche gewoonte hiiiine vcr-
wondeiiiig te tooneii, en verlangdeu dat de zendelingen
hen leeren zouden wat zij tot dezen grooten Heer en
Zaligmaker zeggen moesten, terwijl zij gedurig het ge-
bed herliaalden , dat hun voorgozegd wcrd, om het
toch niet te vergeten. Oiidertusschen waren de andere
zendelingen van hunne versch'liende bezigheden terug
gekomen, en zagen met verwonderiug en vernikking
eene menigte inboorlingen begeerig luisteren naar de
geschiedenis van der zondaren verlossing. Toen zij
afscheid namen zeiden de Groeulanders : //Wij zuUen u
spoedig weer bezoeken om meer van deze dingen te
hooren , en aan onze buren zullen vvij zeggcn wat gii
oris verteld hebt."
Inderdaad kwamen weinige dagen hiter eenigen
van het gezelschap terug en toonden zooveel belang-
stelling, dat zij den geheelen nacht bleven om meer
te hooren. Kajarnak inzonderheid had eene levendige
herinnering belionden van de dingen die hij gehoord,
en van de e'ebeden welke men hem
geleerd
liad
tot God op te zenden; en hij verklaarde dat hij dik-
wijls zijn hart geneigd en als het ware gedrongen
gevoelde om te bidden. Alles wat hij van de zende-
lingen hoorde herhaalde hij aan zijne medetc^ntbewo-
ners; maar het was hem het grootste genot zijne vrouw
en zijn zoontje te onderwijzen. Kort hierop verhuisde
U)
:t.i: if
If
II:
i > I-
iWf
h
US
hij en sloeg zijne tent in cle nabijlieid van Nieuw-
Herrnhut op, om clagelijks in de nabijlieid zijner
onderwijzers te zijn. //Het is duidelijk/' schrijven de
zendelingen in dezen tijd, ,/dat het Woord van God
eenen zeer diepen indruk gemaakt heeft op liet hart
van dezen man. Als wij hem de Schriften v( Jaren,
begint hij als van zelfs te bidden, en dikwijls is hij
tot tranen toe bewogen. Zijne vlugge bevatting en de
blijmoedige aanneming der waarheid zijn verwondering-
wekkend, als men die vergelijkt met den tragen, on-
verschilligen aard, welke over het algeraeen de iu-
boorlingen dezes lands kenmerkt. Kajarnak schijnt de
woorden welke wij spreken te verslinden, en zoodra
de waarheid zijn oor bereikt, vindt ze reeds eene
plaats in zijn verstand en in zijn geheugen/'
De verandering welke met hunnen landsman was
voorgevallen, wekte de nieuwsgierigheid en de belang-
stelling van vele audere Groenlanders op, die ook
kwamen en hunne tenten in de uabijheid van het
zendicgshuis opsloegen om, zoo als zij zeiden, de blijde
boodschap van eenen Verlosser te hooren. En wan-
neer de zendelingen, als zij tot hunne inlandsche
toehoorders spraken , aarzelden uit gebrek aan juiste
uitdrukkingen , gaf Kajarnak, uit de volheid van zijn
hart, de geschikte woorden aan de hand. //Als wij hem
leeren denken/^ zeggen de broeders, //leert hij ons
goed spreken over goddelijke dingen."
147
leuw-
zijner
en de
I God
t hart
laren ,
is hij
en de
lering-
n, on-
de in-
lijnt de
zoodra.
Is eene
an was
belang-
die ook
/an het
blijde
n wan-
andsclie
ti juiste
van zijn
wij hem
hij ons
e
Onder deze nieuwe en gelukkige omstandigheden
ging de zomer voorbij. De tijd van de rendierenjagt,
die met grooten ijver en goed gevolg in de nabijheid
der Baalsrivier werd voortgezet, was nu gekomen.
Een groot aantal huisgezinnen vereenigde zich gewoon-
lijk tot de jagt; de vrouwen en kinderen omsingel-
den een terrein, waarop men wist dat vele rendieren
aanwezig waren, en door langzamerhand voorwaarts
te trekken, dreven zij deze schroomvallige dieren in
de enge middenruimte, waar zij gemakkelijk door de
jagers werden gedood. Ook hadden de vrouwen de
gewoonte een aantal rendieren naar eene enge baai
te jagen, waarop de manuen zich in hunne kajaks
begaven, om hen met pijl en boog af te makeu.
De arbeid van den dag werd veelal gevolgd door een
feest of dans in den avond, en deze jagt was bij de
Groenlanders eene geliefkoosde bezigheid daar zij veel
voordeel en genot opleverde. Do zendelingen waren
dus meer bedroefd dan verwonderd, toen de meesten
der aandachtige toehoorders, die zich in den laatsten
tijd rondom hen verzameld hadden, afscheid namen
om zich tot de jagt te vereenigen. Zij beloofden ech-
ter naar Nieuw-Herrnhut terug te keeren zoodra de
jagttijd voorbij zoude zijn. Kajarnak aileen weigerde
te gaan. Hij kon het denkbeeld niet verdragen gedurende
eeuige weken van alle godsdienstig onderwijs versto-
ken te zijn , en hij vreesde dat hij , als hij van zijnc
il
M'.
m-
148
lieidensdie laiitlgenooten omringd was, onverscliil-
lig zoude worden voor de blijde boodschap die liij zoo
kort geleden had leereii waardereu. Dit was maar al
te zeer het geval met zijne medgezellen. Zij keerden
wel is waar in het begin van den winter naar den
zendingspost terug , maar de godsdienstige indrukken
die zoo levendig schenen, waren uit hunne harten
verdrongen , en na eenige weken verlieten zij voor goed
deze streek.
Zij deden al hun best om Kajarnak te bewegen
met hen te vertrekken , stelden hem met sterke kleu-
ren de moeijelijkheden voor. die hij zoude hebben te
verduren, en vergeleken de banden die hem door
zijne nieuwe medgezellen en bezigheden werden opge-
legd , met de wilde ongebonden vrijheid van hun eigeu
leveu. Hunne beweegredenen waren echter vruchteloos,
want hij had een schat gevonden, waarvoor hij be-
reidwillig was grooter offers te brengen, dan die
welke door zijne medgezellen werden aangewezen. Door
het verlaten zijner makkers werd Kajarnak van de
groote boot, de tent en andere bezittingen beroofd
in welke hij eeu gelijk aandeel met hen had. Gedurende
korten tijd bragt hem dat in groote moeijelijkheden,
maar hij droeg zijn verlies met het grootste geduld.
De zendelingen ontdekten dat hij thans voor de derde
keer door de kwade bejegening zijner kameraads tot
armoede vervallen was, en meenden daarom vast dat
149
rscliil-
lij zoo
laar al
eerden
ar den
ruklien
harteu
or goed
lewegen
:e kleu-
bben te
;m door
11 opge-
cin eigeii
jliteloos ,
liij be-
ilan die
en. Door
van de
beroofd
jdurende
tklieden ,
geduld.
de derde
faads tot
I vast dat
d-e Heilige Geest zijn hart reeds voor het Godsrijk
had toebereid, eer hij nog van eenen Zaligmaker had
gehoord. Behalve Kajarnak en zijne vrouw vestigden
zich ougeveer twintig inboorlingen gedurende den win-
ter te Nieuw-Herrnhut. Zij vereenigden zich dage-
Hjks tot gebed en godsdienstig onderwijs, en des
Zondags werd een groot gedeelte van den dag be-
steed aan deze oefeningen en aan het lezen en zorg-
vuldig uitleggen van een gedeelte der Schriften. Lang-
zamerhand vertaalden de broeders verscheidene gedeel-
ten der Moravische Liturgie in het Groenlandsch.
Ten dienste huniier leerlingen vertaalden zij ook eenige
Duitsche gezangeu, en zij bemerkten dat de vvaar-
heden van het Evangelie een dieper indruk op de in-
landers maakten als zij in verzen waren uitgedrukt,
dan het geval was wanneer zij in proza werden over-
gebragt.
Het getal hunner hoorders werd iia het Kersfeest door
de groote gestrengheid van het weder vermeerderd.
De buitengewone koude welke het begin van het jaar
1738 kenmerkte is reeds verineld; de vorst die het
jaar 1739 aanbragt was iiiet minder gestreng. De om-
liggende zeeen waren door ijs ingesloten; de visch-
vangst en zeehondenjagt waren gedurende verscheidene
weken gestremd. Vele menschen kwamen van honger
om ; vele anderen van koude , omdat zij geen zeehon-
denolie konden krijgen om de lampen te vuUen,
^:- I
!f
150
waarmede zij liumie woningen verwarmclen. Eenigen vlugt-
ten naar Godhaab en bezwoeren de Deensche kolonisten
om hun nood te verligten , en vijftien tot twintig behoef-
tigen werden in Nieuw-Herrnhut geherbergd en ge-
voed. Toen zij nog verre van de volkplanting ver-
wijderd waren en bemerkten dat hunne levensmidde-
len ten einde raakten , namen de raannen van dit ge-
zelschap hunne kajaks op het hoofd en reisden zoo
spoedig mogelijk over het ijs, om hulp in te roepen
voor hunne vrouwen en kinderen. De broeders, door
eenig scheepsvolk van Godhaab vergezeld, begaven zich
terstond tot deze liefdedienst op weg; maar storrnach-
tig weder en het ijs stelden hun zoo vele hinderpalen in
den weg, dat eene week verliep eer zij deze arme
schepselen konden bereiken , die tien dagen lang op
de sneeuw gelegen, en ter naauwernood hun leven
gerekt hadden door het eten van de oude velleii die
hen bedekten.
Gedurende dezen winter gevoelden de zendelingen
zich dikwijls gedrongen God van harte te danken voor
hunne veranderde omstandighedeu. Slechts twee jaren
geleden hadden zij de grootste elleiide verduurd, door den
honger veroorzaakt , zoo zelfs dat zij zich gelukkig re-
kenden als zij de beenderen en den afval konden koo-
pen welken de Groenlanders zelve wilden wegwerpen. Nu
hadden zij niet alleen genoeg voor hunne eigene be-
hoeften , maar spijzigden ook dagelijks een gezelscliap
]51
iiitgehoiigcrcle merisclien aaii Imniie tafel. Zij badeu met
hen, en beproefden zoo tevens de zielen dezer arme raen-
schen te voeden. Velen luisterden met aandacht als hun
het Evangelie werd verkondigd , en toen de lente terug
kwam en de meeste vlugtelingen naar hunne woningen
terugkeerden , verkoos een liuisgezin hunne tent bij
de zendelingen op te slaan. Allen beloofden zich den
volgenden winter in de nabijheid van Herrnhut te zulleu
vestigen , opdat ze verder in de dienst van God ouder-
wezeu mogten worden. Zoodra het weder zulks toe-
liet ging Kajarnak met verscheiden der catechisan-
ten naar Kangek, waar zij voor eenen korten tijd
hunne woning opsloegen in de hoop zeehonden te
vangen. Johannes Beck vergezelde hen om over zijne
kleine kudde te waken, en ook om het Evangelie te
verkondigen aan de vele Heidenen die daar en op de
omliggende eilanden woonden. De robbenjagt was
voorspoedig, maar het gezelschap van Nieuw-Herrnhut
verlangde zeer haar zoo spoedig mogelijk ten einde
te brengen. De verandering die Kajarnak ondergaan
had en in mindere mate ook de anderen , die nog niet zoo
vele vorderingen gemaakt hadden in godsdienstige
kennis en ondervinding als hij, was duidelijk zigt-
baar toen zij genoodzaakt waren dagelijks met de on-
wetende Heidenen te verkeeren. Deze bragten bijna
alle nachten met maaltijden en danspartijen door, en
vieiden aldus den gelukkigen uitslag die hunne werk-
m
(I
1
i
ll
Ml
152
zaamheden bekrooiule. Voor deze uitspattingen hadderj
de catechisauten alien smaak verluren, en als hun da-
gelijksch werk geeindigd was, trokken zij in stilte terug,
en eiiidigden en begonuen zooveel hun doenlijk was
elkeu dag met gebed en eenige woorden tot sticliting
door den zendeling gesproken. Johannes Beck vond
somtijds gelegenheid met de Heidenen te spreken, en
van dezen tijd af aan bezochten hij en zijne broede-
reu meernialen deze eilanden.
Zij ondervonden dat het door gedurige oefening hun
veel gemakkelijker viel zelve te spreken en zij zich
veel begrijpelijker voor de inboorlingen wisten uit te
drukken. Somtijds waren deze zeer bewogen als zij
naar hen luisterdeu, maar tot dus verre gaven zij nog
geen bewijs dat de waarheid in liunue haiten ingang
had gevonden, hoewel zij grooten prijs stelden op
hunue bezoeken. Aau den anderen kant waren de
broeders dikwijls zeer geschokt en bedroefd over de
barbaarsche handelingen welke door dit volk bedreven
werden. De beste en de slechtste eigenschappen van
hun iiatuurlijk karakter vertoondcn zich het duidelijkst
in den huiselijkeu omgang. In het algemeen betoondon
de ouders groote liefde voor liunne kiuderen, en als
deze volwassen waren behandelden zij hunne ouders
met dankbaarheid en eerbied. Maar er waren ook ver-
schrikkelijke uitzouderingen ; verscheiden voorbeelden,
dat een gebrekkig vader of moeder door hunne ontaarde
11
153
mcldeii
uu da-
terug ,
jk was
ichtiug
: vond
Bii, en
broede-
Liig bun
zij zich
a uit te
als zij
i zij nog
ingaug
Iden op
area de
over de
edreven
)en van
Lidelijkst
toondeu
en als
ouders
ook ver-
beelden ,
ontaarde
klnderen Icvend warden verbmnd, kvvaincu de zende-
lingen ter ooie. VVanneer zij gelegenlieid hadden om
tusschenbeide te kojien, traclitten zij liet uitvoeren van
zoodanige wreedheden te verhinderen. Maar Groenland
was, in den strengsten zin des woords, eeu land zon-
der regters en zonder vvetten, en de bavbaarsche zo-
nen en docliters die van zins waren een vadcrmoord
te begaan, vonden gewoonlijk gelegeuheid om hun
wreed voornemen ten uitvoer te brengen, als geen
Europeaan in de nabijlieid was. De dagboeken en
brieven der zendelingen maken gewag van de dank-
baarheid der inlanders, nadat deze zich bekeerd had-
den van deze snoode werken van het onwedergebo-
ren hart. Zij deelden met blijdschap mede hoe de vrees
voor de zonde, de dankbaarheid jegens God en de
liefde tot den naaste, zich thans in de kleine kudde,
aan hunne zorg toevertrouwd, openbaarde. Kajaruak
was zeer bezorgd voor zijne ongeloovige landgeuooteu,
en smeekte hen dikwijls toch niet langer te blijven
in de duisternis, onbekend met huunen Schepper, die
nu zijn Woord tot hen gezonden had. Somtijds stortte
hij met grooten aandrang des harten , een kort gebed
uit, en smeekte God om hen te verlichten en zich
zelven aan hen bekend te maken. Dagelijks had hij
nieuwe vragen te doen over 't eeu of ander uit de
H. Schrift. Eens toen hij met zijne onderwijzers sprak,
kwam het gesprek op den strijd dien de Christen te
■I
^v'
/I
151
voercii heeft tcgen dc zondc in liet cigen hart. „kh
eeii slechtc gedachte in mij opkomt," zegt Kajarnak,
//verhef ik mijn hart, waar ik ook ben, in stilte tot
Jezns, en bid hem er mij van te verlosscn door zijn
bloed/' De zendelingen waren zeer langzaam en voor-
zigtig in liet toedicnen van den doop aan hunne leer-
lingen, omdat zij wisten dat allcr oogen op de nieuw
bekeerden zouden gevestigd zijn, en dat de uitbrei-
ding van het Evangelie zeer zoude tegengewerkt wor-
den, wanneer het volgend leven der gedoopten in tegen-
spraak zoude zijn met hunne Christelijke belijdenis.
Maar zij konden niet langer de bede van Kajarnak,
om met zijn huisgezin in de Gemeentc dos Verlossers te
worden ingeiijfd, afwijzen. Op het Paaschfeest van
1739 legden Kajarnak en zijne vrouw, die nu de na-
men Samuel en Anna kregen, voor eenc groote ver-
gadering van Europeanen en Groenlauders , eene krach-
tige belijdenis af van hun geloof in Christus. Nadat
zij verklaard hadden dat zij alle heidensche gewoonten
en bijgeloovigheden vaarwel zeiden, en besloten hadden
met Gods hulp in gehoorzaamheid aan zijne geboden
te leven, werden zij met hunne twoe kinderen door
Mattheus Stach gedoopt. De woorden van de doop-
formule : //Ik doop u in den naam des Vif^p*-*! r^ les
Zoons en des Heiligen Geestes p>n f • od^^
maakten eenen diepen indruk op tuu
die eene ernstige begeerte aan den dp
^er
legden om
^i»
W
1 " "
loo
,. //AU
jarnak,
ilte tot
oor zijn
3n voor-
ine leer-
.e iiieuw
uitbrei-
rkt wor-
in tegen-
)eUjtleiiis.
[Cajarnak,
■lossers te
feest van
lu de na-
■oote ver-
;ne kracli-
s. Nadat
;ewoonten
|en haddeu
geboden
|eren door
de doop-
od"
llegden om
in ' het voorregt te deelen dat hunne vrienden was
geschonken. Gevoel van dankbaarheid en blijmoe-
dige hoop op toekomstige zegeningen, vervulde alle
harten in de kleine zendingsgemeente. Maar deze
aangename vooruitzigten verdwenen spoedig op eene
treurige wijze. Wij hebben reeds aangestipt dat Groen-
land een land zonder wetten was. Over het algemeen
was het karakter der inboorlingen niet onderhevig aan
sterke hartstogten , noch gencigd tot wrcedaardige harts-
togten. Daden van geweld of moord zouden zeldzaam
gepleegd zijn geworden , ware het niet door de bloed-
wraak die van vader op zoon overging, zelfs tot in
verscheidene geslachten. Nu en dan versloeg de een
den ander in cenen plotselingen aanval van wrok of
zelfs met voorbedachte kwaadwiiligheid ; maar meestal
ontstond de bloedwraak uit de verdenking van too-
verij, wanneer een man of eene vrouw door de
Angekoks of toovenaars beschuldigd werd, den dood
van een ander door betoovering en bezwering te
hebben veroorzaakt. In al deze gevallen aclitfcen de
betrekkingen van den gestorvene zich gebonden zijn
dood te wreken. Zij wachtteu gewoonlijk op eene ge-
legenheid om den moordenaar van hun bloedverjwant
in het geheim te dooden, en zij konden Imnne wraak
jaren lang inhouden, indien dit noodig was, om des
te zekerder van hunne prooi te zijn. En het was ni^t
alleen de moordenaar zelf wiens leven zij zochten; zijne
fe
I' V
r
:■
f
15G
kinilereij, ouders, bloedverwauteii , ja zelfs zijiie biirtin
werden somtijds door deze bloedwrekers omgebragt , en
zoo werd zulk eeii wraaktooneel door een tal van moor-
den voortgezet, waarvan gelieel onschuldige menschen
dikwijls het otter werden. Onder de verwanten van
Kajarnak die met hem te Nieuw-Herrnlmt woonden,
was de broeder van zijiie vrouw, Innungeitsok ge-
naamd. Eenige jaren te voren was deze door eenen
Angekok beschuldigd, dat hij zijn zoon betooverd had
waardoor deze gestorven was. De Angekok had zich
ecliter o]) eenen grooten afstand ten noorden geves-
tigd, en de beschuldigde , die geheel onschuldig was,
nam verder geene voorzorgmaatregelen meer tegen zijne
wraakzucht. Maar de toovenaar die Kasjiak heette
kwam dezen zomer op Kangek met verscheidene zijner
volgelingen, die zich bij hem hadden aangesloten om
zijn boos voornemen te volvoeren. Eenige van deze
mannen verzochten Innungeitsok, die geen kwaad
vermoedde, met hen nit visschen te gaan, en toen
zij op zee waren doorstaken zij hem met eene har-
poeu. Hij trok haar uit zijn iigchaam, stortte zich in
zee en zwom naar de kust. Maar de moordenaars ver-
volgjjlen hem en haalden hem in, bedekten hem met
wonden en wierpen hem over eene klip, aan welker
voet zijn lijk eenige dagen later door de treurende bloed-
verwanten werd teruggevondeu. De wraakzucht van
Kasjiak was echter door dezen moord nog niet be-
wn m^r '-'
e buren
•agt , en
n moor-
enschen
tteii vail
oonden ,
tsok ge-
ar eeiien
verd had
liad zicli
;ii geves-
dig was,
gen zijne
ik lieette
ene zijner
sloten om
van deze
11 kwaad
en toen
eene har-
e zich in
laars ver-
liem met
11 welker
lide bloed-
ucht van
uiet be-
157
vrcdigd. Men ontdekte dat hij het leven van Okkomiak,
den breeder van zijn slagtoffer, en ook dat van Ka-
jarnak bedreigde. Maar de Deensclie kolonisten be-
ijverden zich hem te vatten, en hij werd gevangen
genomen met verscheidcnen van zijne bende. Kasjiak
bcleed met eigen hand die moorden gepleegd te heb-
ben en medepligtig te zijn geweest aan vier andere.
Daar hij echter voor geene menscheh'jke regtbank
verantwoordelijk, en geheel onbekend met de Godde-
lijke wet was, stelden de Denen hem veder op vrije
voeten. Twee van zijn gevolg die vroeger in Godhaab
liadden gewoond en in Gods Woord onderwezen wa-
ren, werden met stokskgen gestraft. De vrees
van de bedreigde personv.n werd door deze handelwijze
cerder vermeerderd dan Vvrminderd, want zij scheen
huu meer geschikt om hunne vijanden te verbitteren
(!an hen neci ic zetten. Okkomiak vooral meende steeds
in groot gevaar te verkeeren, en Kajarnak kwam tot
het droevig besluit om zijn bloedverwant veilig naar
zijn eigen volk in het zuiden terug te gcleiden. De
andere leden der familie wildeu niet alleen achterblij-
ven, en na eenen korten tijd waren nog maar wei-
nige leden over van de kleine geraeente, waarop de
zendelingen met zoo vecl hoop en blijdschap hadden neer-
gezien. ,/()nze harten waren zeer bezwaard/^ zeggen zij,
f,e\\ de zendingspost, door zoo velen van hare inwoners
verlaten , scheen plotseliug in een woestijn herschapen/'
■ U- I
i
158
Niet lang daarna word editor de eenzaamheid ver-
levendigd door de aankomst van een en twintig boo-
ten met Zuidlandcrs, die Kajarnak en zijn gezelscliap op
weg liadden ontmoet en van hen, volgens liun zeg-
gen, zulke wonderlijke dingen van God liadden ge-
lioord, dat zij wenschten verder omtrent dit onder-
werp te worden iugelicht. Tegen het einde van den
zomer kwam Siinek, een der vlagtelingen met zijne
geheele huislioudiiig terug, en zijne komst werd ge-
volgd door die van alle Groenlanders , welke gedurende dc
schaarsclito in het begin van het jaar hier geherbergd en
gevoed waren geworden. Aldus was eene talrijke ver-
gadering van inlanders verzameld en woonde gedu-
rende de wintermaanden op den zendingspost. Men
betoonde eene algeineene begeerte naar onderwijs,
welke echter met veel ligtzinnigheid gepaard ging.
//Nu eens/' zeggen de zendelingen, //zijn onze toe-
hoorders slaperig en onverschillig als wij trachten hen
te onderwijzen; dan weder is liunne belangstelling
wakker en levendig en wenschen zij gretig in eens
vroom te worden/^ De kinderen gaven Imn de meeste
blijdschap. Eenigen van hen leerden tamelijk goed
lezen in den loop van den winter : zij hechtten zich
zeer aan hunne onderwijzers, en toen de ouders in
het voorjaar den zendingspost verlieten om naar ver
verwijderde visschersplaatsen te trekkeii, namen de
kinderen ^^ boeken met zich mede, die de zendelingen
^PPWf;"
eicl ver-
itig boo-
scliap op
lun zeg-
ideu ge-
it onder-
van den
met zijne
werd ge-
ureiide dc
irbergd eii
irijke ver-
iide gedu-
post. Men
pnderwijs ,
,ard ging.
onze toe-
.cliten lien
ingsielling
iio; in eens
(le meeste
lelijk goed
llitten zicli
ouders in
naar ver
namen de
lendelingen
159
voor hen haddeu gereed gemaakt en geschreven , en
die, behalve gemakkelijke leeslessen, ook korte gebe-
den en voorscliriften behelsden, welke naar liunne
vatbaarlieid geevenredigd waren.
In het begin van den zomer 1740 trouwde Fre-
derik Boeliniscli met Anna Stach. Te midden derfees-
telijkheden verscheen hun geliefde bekeerling en vriend
Kajarnak in hun midden, tot vreugdevolle verrassing
der zending-familie. Hij was een jaar afwezig geweest
en had de blijde boodschap door hemzelven ontvan-
gen, aan menigen Zuidlandschen Heiden bekend ge-
maakt. Tn het begin, zeide hij, hadden zij met ver-
wondering en genoegen geluisterd, maar toen het hun
na korten tijd ver'^eelde en zij alles belagchelijk maak-
ten, Het hij hen ongemoeid. Hij had zorgvuldig ge-
tracht zijne eigene huisgenooten te onderwijzen en in
de eenzaamheid toegang gevonden tot zijnen God en
Zaligmaker. Maar tegen het einde van zijn verbiijf
aldaar, had zulk eene vurige begeerte naar onderwijs
en naar het gezelschap zijner leermeesters zich van
hem meester gemaakt , dat hij teruggekomen was.
Thans was hij vast besloten zich nooit weder op zulk
eenen afstand van hen te vestigen. Later bleek het
dat de woorden van Kajarnak en de stille welsprekend-
heid van zijn onberispelijk leven, veel meer invloed
hadden uitgeoefend dan hij dacht. Tusschen drie en
vierhonderd menschen verlieten lant?zamerhand hunne
"r
■
f "
! M^
■ 1 '
•I ■■
■J
i
IGO
?it
(
woningeii in het Ziuclen om het onderrigt der zende-
lingen te komen bijwonen, en deze schreven liunne
eerste begeerte om den weg de» znligheid tc leeren
kennen^ aan de woorden en het voorbeeld van Kajar-
nak toe. Maar de meesten van hen kwamen in Nienw-
Herrnhut nadat Kajarnak tot zijne ruste was ingcgaan.
Kort na zijne terugkomst op den zendingspost werd
het getal hoorders en leerlingen aanraerkelijk vcrgroot
door buren die van de naburige eilanden kwamen en
ook van plaatsen verder ten Noorden gelegen. Eene
der nieuw aangekomenen was eene jonge vrouw, die
herhaaldelijk gevraagd had in dienst der zendclingen
genomen te worden. Tot dus verre hadden zij -gewei-
gerd dit verzoek in te willigen, omdat zij vreesden
dat zij eerder gedreven werd door de begeerte naar
tijdelijk voordeel dan naar godsdienstig onderwijs. Nu
kwam zij echter weder, en zeide met tranen, dat zij
niet langer met hare heidensche landgenooten kon
leven , die haar haatten , omdat zij zich niet meer met
hunne gewoonten wilde vereenigen, Zij werd vriendelijk
opgenomen en verzorgd totdat de broeders eene plaats
voor haar gevonden hadden m het huis van een der
Deensche kolonisten. Hier maakte zij voldoende vor-
deringen onder de leiding van den heer Drachart,
Deensch pre 'kant te Godhaab, in de Christelijke gods-
dienst en werd ten einde van twee maanden gedoopt.
Twee andere jonge vronwen, die zelve de waarheid
wmf^^
161
zende-
huniie
leereii
Kajar-
Nieuw-
o;c2;aaTi.
5st werd
s^ergroot
imen en
111. Eeiie
luw, die
idclingen
ij .gewei-
vreesdeu
brte naar
rwijs. l^u
dat zij
)ten Icon
racer met
riendelijk
ne plaats
een der
',nde vor-
vacliart ,
ijke gods-
gedoopt.
waarheid
liaddeii leeren keiinen , lieteii geeue gelegeiihoid voorbij-
gaaii deze aau hare bureii aaii te prijzen. Eciie van haar
bezat groote natuurlijke begaafdlieid en bleek eene zeer
nuttige lielpster in bet zendingswerk onder hare vrou-
welijke hmdgenooten te zijn. Zij was de eenige onder
haar eigen geslacht en onder hare medgezelien, wier
hart terstond geopend werd voor bet Evangelie. Toen
de zendelingen voor bet eerst dit volk bezocbten, be-
merkten zij , dat toen alle anderen met onverschilli^heid
of tegenzin naar hunne woorden luisterden, eene doch-
ter des huizes haar gezigt met de lianden beJekte oin
hare tranen te verbergen en hoorden haar zacht snik-
ken : //O Heer ! laat nw licht door deze zeer groote
duisternis dringen/^ Van dien tijd af was zij gewoon
zich naar eenzame plaatsen tusschen de rotsen to be-
geven^ om te bidden. Een van do breeders die haar
bij loeval zag knielen op eene eenzame plaats aan de
kust, half achter eene klip verscholen, vroeg haar
waarom zij knielde. ,/Omdat ik nu begin te gelooven /'
antwoordde zij. //lederen dag bid ik God, ora mij ge-
iiadig te zijn/' Hare gebeden adeniden de begeerte
van een verslagen hart. Eens hoorde men haar zeg-
gen : ,/Heere Jezus ! Gij weet dat mijn hart geheel
bedorven is ! Maak mij er in waarheid bedroefd over ,
iieem mijne slechte gedachten weg, en vorm mij naar
uweu wil. En daar ik nog maar weinig van uw Woord
weet, geef mij uwen Heiligeti Geest, dat die mij on-
II
Ili2
derwijze/^ Hare aaulioudende zorg om liet kwado te
vlieden, en de waarde die zij hechtte aaii het on-
derwijs der zendelingen, werden door hare iiaastbe-
staaiiden kwalijk geiiomen. Deze toch gevoelden dat
haar voorbeeld een verwijt voor hen was, en behan-
delden haar deswege met eene hardheid , ja met eene
wreedheid, die eene zeldzaamheid was in een Groen-
landsch gezin. Eindelijk ontvlugtte zij en vond eene
schuilplaats bij Anna Kajarnak te Nieuw-H rrnhut.
De zendelingen begonnen nu haar tot den doop voor
te bereiden. Hare vreugde was groot toeu zij met het
wezeii en het doel dezer heiUge instelling bekend ge-
maakt werd. //Nu," zeide zij, ,/geloof ik dat Jezus een
vriend van zondaren is, niet omdat gij het mij gezegd
hebt, maar omdat ik het in mijn hart heb gevoeld/'
Bij den doop ontving zij den naam Sara, welke naam
dikwijls in de dagboeken der zendelingen is vermeld
als van iemand die de Heidensche vreemdeh'ngen
welke in de nabijheid kwamen, opzocht en ver-
maande. //Kajarnak en Sara," zeggen de breeders,
//hebben ons groote diensten bewezen bij het verzamelen
van de //Overeenstemming der vier Evangelien ," in
het Groenlandsch. Zij hebben ons herhaaldelijk ge-
schikte uitdrukkingen aan de hand gedaan , welke geene
taalkennis ons in staat zoude gesteld hebben te ont-
dekken." //Het getuigenis van onze gedoopte Groen-
landers," zeggen zij verder, //en vooral van Kajarnak
163
adc te
Let on-
laastbe-
ier dat
behaii-
aet eene
Groen-
.nd eene
rnliut.
oop voor
i met het
kend ge-
Jezus eeu
lij gezegd
gevoeld.'
■Ike Baaui
[s verm eld
idelmgeii
en ver-
broeders ,
erzamelen
|elien , m
Idelijk ge-
|elke geene
;ii te ont-
,te Groen-
li Kajarnak
ea Sara maakt eenen magtigen indruk op huiine hei-
densclie landgenooten, die tegen lien nict dezelfde
tegenwerpingen kiuinen inbrengen, als zij dikwijls te-
gen ons hebben gemaakt, bijv. „Gij zijt een ander
soort van menschen als wij; deze dingen mogen goed
zijn voor u, maar wij hebben ze niet noodig;'^ of: ,/wij
hebben geenen tijd deze dingen te leeren ; zij zijn voor
ons te hoog, wij moeten visschen." De Ileidenen zageu
hunue eigene landgenooten en huns gelijken zoo zeer
veranderd, dat zij wel nieuwe schepselen mogten ge-
noemd worden, en zij hoorden hen vrij en met blijd-
schap den lof van hunnen Verlosser verkondigeu, die
hen geroepen had uit hunne vroegere duisternis tot
het licht. Het zwervende leven van dit volk maakte
dat het nieuws zich wijd en zijd verspreidde. Een ge-
zelschap dat uit eene meer verwijderde streek kwara,
(men meende van de Oostzijde omdat hun dialect niet
goed te verstaan was) luisterde met verwondering en
graagte naar de Evangelische verhalen. Voor de mees-
ten van hen strektcn deze nieuwe en vreemde verha-
len slechts ter bevrediging van nieuwsgierigheid ; maar
in het hart van twee van hen, een broeder en zuster
die weezen waren , sclioot het zaad diepe wortelen. De
verandering die in liunne denkwijze en in hun gedrag
plaats greep, gaven hunnen medgezellen zulk eenen
aanstoot, dat toen ze op een grooten afstand aan
het visschen waren, het overige van het gezelsohap
164
in liet geheim wegvocr en hen vette, de
over de
ods ken-
te drill -
en Hij
eliaagde
hart der
aritaan-
eide zij :
ezochten
169
de zeiidelingcn het eiland waar zij wooude; terstond
kwam zij tot hen met de vurige begcerte cm meer te
liooron. TTet sclieen indcrdaad of zij nict gonoeg konde
hooren; want na den geheelen dag naar liunne pre-
diking geluisterd te hebben, zond zij liaren zoon des
naclits tot hen om hen te verzoeken in haar huis te komen
en haar meer te vertellen , zoodra zij de noodige rust ge-
noten en versterking zouden verkregen hebben. Niet bij
raagtc zich van de woonphiats barer bloedverwauten
te verwijderen, om in meer onmiddelijke nabijheid der
zendelingen te zijn, was zij toch eene ijverige en leer-
zame kwcckeling in de school van het Evangel ie. Hare
gehoorzaamheid aan de waarheid stelde haar eerst aan
vervolging bloot; maar het werd haar desniettegen-
staande gegeven te volharden, en haar uitnemend ge-
drag was eene goede aanprijzing van haar geloof.
Mattheus Stach, die eene reis naar Europa had on-
dernomen, kwam in den zomer 1742 terug, vergezeld
van een helper, die de zorg der kinderen op zich
zoude ncmen. Hij verheugde zich een groot aantal
catechisanten onder toezigt zijner broedcren te vinden.
Zij waren nog altijd zeer behoedzaam om iemand tot
den doop toe te laten. Te behoedzaam meenden velen
van hunne vrienden in Europa. Maar men zal misschien
den langen proeftijd waaraan zij hunne catechisanten
onderwierpen billijken , als men nagaat dat, aan
liet einde van aeht en twintig jaren , slechts twee men-
if-
It
( i
m
ii
ir''
1.-
'
:,!•
'k
170
scxien van de omsireeks duizeiid gedoopteu , tot het liei-
deiidom terugkeerdeii. Van deze twee had nog een
kort daarop berouw en keerde terug. De zendelingen
bemerkten dat gcen onkruid zoo welig in de harten
liimner leerlingen ontsproot en het zaad des Woords
verstikte, dan verwaandheid. Zelfs Sara werd gedurende
eonigen tijd door dezen indringer veistrikt. De geluk-
kige uitslag van haar werk onder de Heidenen kndde
haar tot hooge gedachten van hare kunde. Men her-
innerde haar echter aan den treurigen toestanil waarin
de Hcer haar had gevonden , toen Hij zich over haar
ontfermde, en aan de verdorvenheid haars harten, het-
welk zij toen leerde inzien. Hierop barstte zij in tra-
nen los en zeide: //O! uu gevoel ik duidelijk dat ik
langzamerhand den vrede heb verloren, dien ik gewoon
was te gcuieten. lets is er dat mij van den Zalig-
maker scheidt. Ik bid , en kan toch den weg tot Hem
niet vinden." Maar van dezen tijd af waakte en bad
zij bijzonder tegen deze boezemzonde en door de be-
oefening van '^'^nen nederigen en boetvaardigen geest
werd de vrede barer ziel hersteid.
Tergelijker tijd met Arbalek, doopte Mattheus
Stach nog vier andere jonge lieden, die gedurende
langen tijd onderwijs hadden ontvangen. Tssek, de
zuster van Sara was eene van deze; hare moeder had
in hare stervensure , deze dochter aaugespoord het voor-
beeld der uudere z'lster die zij vervolgd hadden , te volgen
I
i.
WKm^
.et liei-
)g een
elingei)
Imrten
Woords
durende
e geluk-
n leidde
len her-
il waariii
)ver haar
:ien, het-
ii iu tra-
k dat ik
\ gewooii
en Zalig-
tot Hem
,e en bad
lor de be-
en geest
Mattheus
Igedurende
llssek, de
loeder had
ll hetvoor-
tevolgen
171
en zich bij de Cliristenen aan te sluiten. Dientenge-
volge ging Issek, na den dood barer moeder, naar
Nieuw-Herrnhut, en verzocbt onderwezen te worden
in dc dingen die zij moest gelooven.
Bij haren doop kreeg zij den naam Judith en was
even als hare zuster eene ijverige helpster bij bet
onderwijs der vrouwebjkc landgenooten. Arbalek trouwde
eenige maanden later met Sara ; dit was het eerste paar
dat de zendelingen in den Christelijken echt verbonden.
In het begin van het jaar 1743 vertoonden zich
kenteekenen eener algemeene opwekking onder de Groen-
landers van de kusten en de eilanden dcr Baalsrivier.
Wei kouden velen, die eenen tijd lang met groote
belangstelling naar de verkondiging van het Evangelie
geluisterd hadden, niet besluiten iu de nabijheid der
zendelingen te gaan wonen , om het onderwijs te ont-
vangen dat Imnnen doop moest voorafgaan; want dat
zoude het hun onmogelijk gemaakt hebben om de ver-
wijderde plaatsen te bezoeken, daar zij gevvoon waren
te gaan jagen. Hierdoor maakte deze hunne eerste liefde
plaats voor eene betrekkelijke onverschilligheid. Toch
kwamen velen die weggetrokken waren , in latere jaren
te Nieuw-Herrnhut terug; anderen volhardden in het
onderzoek der waarlieid ook toen zij in de kolonie der
Denen kwamen en licten zich daar in de Christelijke
kork opnemen. Weer anderen die zich nooit bij de
gemeente der geloovigen aansloten, bewezen tocli door
ItU
172
hun wandel dat zij iets meer dan een bloot hooreu
en toestemmen, van het woord door de zendelingen
verkondigd, liadden meegenomen. Van dezen tijd af
droeg het volk den vreemdelingen veel grooter ach-
ting toe dan te voren; eene verandering, die groo-
tendeels werd toegesclireven aan den indruk dien zij
op de zwervende Groenlanders gemaakt liaddeu. De
kinderen warcn even begeerig als de vol\V[issenen naar
onderwijs. Een van de broeders, die met zijn geweer
op de robbenvangst uit was, ontmoette eenige kleine
meisjes die in een gat van het ijs aan het visschen
waren. „Ach, blijf bij ons/^ zeiden zij, „en leer ons
wat. Kunt gij niet eenen anderen dag gaan schieten ?
wij waren zoo blijde toen wij u zagen komeu. Wij
kunnen niet naar uw huis gaan om te leeren en wij
wilden dat gij ons wat van Jezus, den Zaligmaker,
verteldet."
De bezoeken der zendelingen waren nu altijd wel-
kom aan de bewoners der naburige eilanden. Toen de
brooders op zekeren dag hoorden dat een christen-in-
boorling bij ongeluk op Kangek verdronken was , voeren
een of twee van hen, door eenige hunner gedoopte
GroeniandtTs vergezeJd terstond derwaarts , "*om bij de
begrafenis behulpzaam tc zijn. Bij hunne aankomst
bemerkten zij dat Arbalek zich reeds naar de plaats
gespoed liad, en dat hij tot een aandachtig gezelschap
.sprak over het geloof in den Zoon van God, door wien
173
liooreu
elingen
tijfl af
er acli-
e groo-
dien zij
len. De
len naar
geweer
;e kleine
vissclien
leer ons
gchieten ?
neu. Wij
n en wij
gmaker ,
(tijd wel"
Toen de
Iristen-in-
voereii
gedoopte
im bij de
laankomst
|de plaats
'ezelschap
kioor wieii
het leven aaii de doode ziel gegeven wordt, ,/Ik, arm
schepsel, ,/ZOO eindigde hij, //lieb maar weinig onder-
vinding, dock hie^' zijn mijue leermeesters , die zulleu
u meer vertelleu/^ De zendelingeu spraken dus tot het
volk over de menschwording en den dood van den
Verlosser. Allen waren bewogen en zeiden : ,/Wat is dit
vreemd ; hetgeen gij ons nu zcgt , doet ons geheel an-
ders aan, dan hetgeen gij ons vioeger zeidet van God
en onze twee eerste ouders. ^^/"ij zeiden altijd dat wij
alles gelo.fden, want het \erveelde ons om het aan te
hooren, en wij dachten: wat gaat ons dat aan? Maar
nu ontdekken wij dat er iets in is, H welk ons zooveel
belang inboezemt." Op deze reis konden de broeders
niet dan God loven en prijzeu, die de harten van het
volk zoo had geneigd dat zij, die hen vroeger ver-
acht en bespot hadden, nu vcrgiffenis kwamen vragen;
terwijl anderen, die het raeest hardnekkig geweigerd had-
(len naar hen te luistcren, nu aan de kusten bleven staan
wanneer hunne boot voorbij voer en hen smeekten om
loch te landen. Toen zij terugkwamen was de koude
verschrikkelijk. Hunne boot was met zulk eene dikke
ijskorst bedekt, dat, hoewel zeven in getal, zij haar
naauwelijks kond^d voortroeijen, en dat de schuim die
er insloeg aanstonds bevroor. Ongetwijfeld zoudc zij
gezonken zijn, indien zij niet aanhoudend hunne krach-
ten ingespanneu hadden om haar uit te hoozen.
Onder de PIeide:^eu die getuige van de begrafenis
174
waren, behoorcle een Aiigekok, die iia adoop der pkgtig-
heid zijn voornemen te kenncn gaf om de uitoefening van
zijii bedrijf vaarwel te zeggen. Tot dit besluit was liij ge-
koraeii door een verschrikkelijken droom, waarin een klein
kind uit den herael tot hem neerdaalde en hem eerst leidde
naar eene plaats van schitterend licht en uitneraende
schoonheid. Hier werd zijn hart getroffen door het
welluidende gezang van vele stemmen. Daarna bragt
zijn jeugdige gids hem naar eene plaats der duister-
nis, waar eene menigte ongelukkige gevangenen zaten
die geen wag konden vinden om hunne ellende te
ontvlieden. //Hier/' zeide het kind, //moet gij ook
wonen, als gij u niet afkeert van het kwade/' en bij
deze woorden werd zijne ziel door schrik bevangen.
Maar zijn leidsman voerde hem wcder uit de duister-
nis tot hci licht bij een feestvierend gezelschap. Het
voedsel dat zij aten, genas de menschen van al het
booze. Alle gasten zongen en verheugden zich; ja,
hij begon ook mede te zingen, maar iemand maakte
hem_ wakker, en — het was een droora, De breeders
hechtten in 't algemeen niet veel waarde aan droomen;
maar zij geloofden dat het God somtijds behaagde door
cenen droom te spreken. Als een diepe slaap den mensch
bevi.ngt, dan opent Hij op zulke wijze wel eens der
menschen ooren en bezegelt zijn onderwijs, om den
mensch van zijn voornemen af te breugen en te be-
w^aren tegen hoogmoed. En het gebeurde meermalen
175
pk'gtig-
ing van
' liij ge-
en klein
st leidde
leniende
loor het
aa bragt
duister-
en zaten
lleiide te
gij ook
i/^ en bij
aevangen.
e duister-
hap. Het
an al het
zich; ja,
,d maakte
breeders
droonien ;
agde door
m mensch
eens dcr
, era den
en te be-
.eermalen
l)ij de inboorlingcu dat iemand die op twee gedacli-
ten hinkte, eindelijk door eenen droom gedrongen werd
met het kwade te breken en het onderrigt van het
Evangelie te volgeii. Dit was hier het geval. De An-
gekok liet ten eenen male zijne kunst varen, welke
hij beleed dat niet dan uit bedrog en afzetterij bestond ,
hoe^vel hij verklaarde dat er ook eene tusschenkomst
van eene bovennatuurlijke raagt toe noodig was, welke
hij nu wel verafschuwde , maar die hij niet bij raagte
was te beschrijven. Hij ontving met zachtmoedigheid
het onderwijs der zendelingen en werd , na eenen Ian-
gen procftijd, gedoopt. Zijn leven was later stil en on-
berispelijk, maar minder dan dat zijner mede-bekeer-
lingen uitstekend door dorst naar meerdere kennis
en genot in de Christelijke waarheid. De leden der
kudde die tot het aannemen der waarheid meer door
de indrukken hunner verbeelding gedrongen werden
dan door die van het hart, bereikten volgens de on-
dervinding der zendelingen nimmer dien wasdom in
het geestelijke leven dan de an .eren.
Uit de verhalen zoowel van inlanders als van Eu-
ropeanen, die soms tegenwoordig waren als de Auge-
koks, (zoo als zij voorgaven) in gemeenschap met de
geestenwereld stouden, zoude men gelooven dat buik-
spraak en andere toovenaarskunsten veelal gebruikt
werden. Maar vele dezer mannen die in latere jaren
zich bij de Christelijke kerk aansloten, liielden stand-
t i
i ■
\{.
176
vastig vol, dat beliulve hun geplcegd bedrog, waar-
over zij zicli mi van liartc scliaamden , ceue magt,
gelieel ondcrsclieidcn van de liuiine, van buiten af op hen
werkte en hen liiclp liunne aanliangers te mislciden.
Voorzeker betoonden velen onder de Angekoks door
hunne gruwelen , dat zij kinderen waren van hem die
een menschenmoordenaar is van den beginue. Kasjiak
die den moord van Innungeitsok bewerkt en sedert
dien tijd velc andere onschuldige slagtoffers ter dood
gebrngt had, was sedert eenigen tijd op Kangek gaan
wonen. Niettegenstaande zijn schandelijk karakter, za-
gen velen zijner landgenooten met bijgeloovig{>n eer-
bied tot hem op. Maar uaarmate de waarheid vorde-
ringen maakte, nam zijn aanzien en zijn opgang af. Hij
had mcer dan eens gedreigd de zendelingen , aan M'elke hij
de nadeelige verandering in zijji fortuin toeschreef , spoe-
dig buiten staat te zullen stellen om hem tc benadeelen.
Op zekeren dag in Mei, toen alle mannen van den
zendingpost met hunne onderwijzers, behalve Mattheus
Stach aan het jagen waren , kwam Kasjiak in Nieuw-
Herrnhut, vergezeld door zoovele aanhangers, dat zij
de zendingswoning geheel vukien. Mattheus wist
wat zij gedreigd hadden , maar hij gevoelde geen vrees
en ging rustig met het werk voort, waaraan hij bezig
was. Nadat zij daar eenigen tijd stil gezeten hadden,
zeide Kasjiak • //Wij zijn gekomen om lets goeds te
hooren.'^ z/Tk verheug er mij over,'^ antwoordde de
177
, waar-
TTiagt,
f op li^ii
islciden.
)\s door
hem die
Kasjiak
jn sedert
ter dood
*fek gaan
ikter, za-
icrrii cer-
id vorde-
Liig af. Hij
1 welke hij
■eef,spoe-
leiiadeelen.
van den
Muttheus
n Kieuw-
s, dat zij
eus wist
;een vrees
\ hi.j bezig
li hadden,
soeds te
loordde de
zendeling en, nadat hij een kort gebed tot God had op-
gezonden om hunne harten te openen, verhaalde hij een
gedeeltc van Paulus^ toespraak tot de mannen van
Athene. ,/Nu behoef ik u niets te zeggen" zeide hij ,
„om n te bewijzcn dat er een Schcpper is, want dit
weet gij alien. *^ Op een man na stemdeii zij het toe.
„G']} weet ook dat gij slechte menschen zijt.^^ Geza-
menlijk bevestigden zij dit. ,/Welnu, dan kom ik tot
het voornaamste pnnt, dat gij en wij eeuen Zaligma-
ker noodig hebben, namelijk hetzelfde groote W'ezen
't welk in den beginne alle dingen schiep. Hij leefde
ruiin dertig jarcn op deze aarde om de menschen te
onderwijzen en te zegenen ; daarna werd hij aan een
kruis genageld en door zijne eigene landgenooten ge-
dood, die zijne woorden niet wilden geloovcn. Maar
na drie dagen stond hij op nit het graf en voer na-
derhand ten hemel. De tijd nadert nn dat hij terug
zal komen op de wolken des hemels, en alle dooden
zullen opstaan en voor Hem den regtvaardigen Regter
verschijnen , om geoordeeld te worden, een iegelijk naar
zijne werken. Maar gij arme man/^ vervolgde Mattheus,
zich tot den Angekok wendende, ,/wat zult gij ver-
schrikt daar staan als alle zielen , die gij ait deze we-
reld hebt uitgedreveu, zullen zeggen tot Hem die op den
troon zit : //Deze snoode ellendcling heeft ons vermoord
juist toon Gij uvve dienaren gezonden hadt om ons den weg
der zaligheid te verkondigen ! War znlt gij dan antwoor-
12
■ (•
178
den?" Kasjiak zweeg en was verslagen. Bemerkende dat
beving het gansche gezelschap bevangen had, ging
Mattheus Stach voort: ,/Hoor naar mij ; ik zal u deu
weg verkondigen waardoor gij dit versclirikkeb'jk oor-
deel ontgaan kunt, dock liaast u, opdat de dood u
niet overvalle want gij zijt oiid. Werp u aan de voe-
ten van Jezus neder. Gij kunt hem niet zien raaar Hij is
overal. Zeg Hem dat gij gelioord hebt dat Hij de
menschen uitermate Hefheeft en niemand verwerpt die
tot Hera om genade roept. Bid Hem dat Hij u arm,
ellendig mensch genadig zij en iiwe zonden wassche
in zijn eigen bloed." Met schijnbare aandoening be-
loofde de Angekok dit te zullen doen. Stil, in gedach-
ten verzonken bleef hij met zijn gezelschap gedurende
een paar uren zitten , en luisterde naar eenige woor-
den van Anna Kajarnak , wiens breeder zij vermoord
hadden. Tegen den avond vertrokken zij weder naar
hunne eigen woning, maar sedert dezen tijd was de
vijandschap van Kasjiak jegens de zendeKngen voorbij
en had hij in het vervolg menig onderhoud met
hen. Toch kon hij nooit besluiten God in waarheid
te zoeken. Hij leefde nog vele jaren en wenschte dat
zijne huisgenooten dikwijls door de Christenonderwij-
zers bezocht en door hen onderwezen werden in de dingen
die het heil hunner zielen betr^offen. Hij zelf kv am ook
menigmaal te Nieuw-Herrnhut. De zendelingen zeiden :
//Kasjiak komt ons vaak bezoeken en luistert met een
m !";
179
nde dat
i, gi»g
il u den
jlijk oor-
dood u
de voe-
aar Hij is
t Hij de
wei'pt die
]\] uarm,
1 wassche
)eiiing be-
in gedach-
gedurende
urt.^' Toch was nog geen dezer bekocrlingen door
hen tot des Heeren Avondraaal toegelaten. Maar ten
laatste was de duurzaamheid van het goecle werk dat
onder hen gewrocht was te blijkbaar , dan dat de zen-
k-AW w
181
,lg 011-
istoefe-
n gcdu-
3n. De
en (leu
lie nicer
lien, als
aim zoo
1 waren.
u Uunue
voorreg-
^even ja-
rocnland-
kerk van
Ak waren
van dezen
leindigtl ,
fi zeggen:
verande-
llgeregelde
voor de
gedoopte
Inn gedrag
In gen door
iMaar ten
werk dat
lat de zen-
delingeu aan liunue Groenlandsche broeders en zusters
nog langer zulk een zegen mogten onthoudeu. Mis-
scliien mogen wij ook zeggen, dat hun eigeu geloof
in de genade cu trouw van God sterker was gewor-
den, zoodat zij met meerder vn'jmocdigheid van Hem
verwachttcn, dat Hij hct geestclijke leven zoude
onderliouden hetwelk Hij in hen vcrwekt had. Zij
begonnen dus zorgvuUlig hunne nieest gevorderde be-
keerlingen voor te bereiden tot het deehicmen aan
het heilifife Avondmaal. De dankbaarheid en de vreugde
dezer inhmdsche avondmaalgangers waren aandocnlijk.
I/O," zeiden zij, ,/hoe is hct mogeb'jk, dat onzi^ Za-
ligmaker, arme menschen zoo uitermate kan liefhebben !^'
Van dezen tijd af werden de feesten der gemeente
met een geheel andcr oog door heu beschouwd. De
afzonderlijke godsdienstoefeningen , in welke men de
groote feiten der geschiodenis van het Evangelic lier-
dacht, werden met buitengewone opgewektheid door
de Groenlanders bijgcwooud. In den passictijd ^as
de zelfvcrnedering , hct bjdcn en dc dood van onzen
Heer, het gediirig onderwerp der bijbellezing en
schriftverklaring , terwijl de zendelingen in de Paasch-
week hunne hoorders van stap tot stap bepaalden bij
de laatste sombere tooneelen van het leven des Ver-
lossers op aarde. Den avond voor het Paaschfeest werd
het huu herinuerd dat de Zoon van God door zijn ver-
blijf in het graf, het graf geheiligd heeft en deze laat-
Ai
%
IMAGE EVALUATION
TEST TARGET (MT-3)
//
^//
y
y
^
%
^^
L
&<
&?r
f/j
fA
1.0
I.I
1.25
JffllM IIM
^« IIM |||||Z2
^ u&
1.4
2.0
1.6
%
% '
^
.%5
'^
*^> .>"
"•^p
^>^
°^'
/A
w
9
Photographic
Sciences
Corporation
«v
^^•v
23 WEST MAIN STREET
WEBSTER, NY. 14580
(716) 872-4503
4?
<>
\
^ '^
;\
€^
"'?>'•
£><
f/j
^
183
ste woning, (antlers zo donker en verschrikkelijk ,) ver-
anderde in eene verblijfplaats van gezegende rust voor
degenen die in den Heer sterven. Op Paaschzgndag ver-
gaderdede gemeente vdor zonsopgang in de kerk enbegaf
zich daarop naar de begraafplaats , waar zij de namen
der breeders en zusters, die gedurende het verloopen
jaar ontslapen waren , elkander herinnerden , en (in de
woorden van hunne begrafenis-lithurgie) , smeekten om
„eeiiwigdurende gemeenschap met ben en met de ze-
gevierende kerk rondom den troon des Lams." T")
gezangen, liederen en koren, die eeu groot dee
van de openbarc eeredienst der Broedergeraeente uit-
raakeu, werden eene bron van wnar genot voor de
Groenlanders. Gedurende den winter vergaderden eeni-
geu van bet volk bijna elken avond, om te zamen het
geleerde te herhalen, en zij die uiet konden lezen,
leerden de woorden van buiten, welke buune beter
onderrigte medgezellen bun voorzegden. Eenigen van
de broeders die van tijd tot tijd uit DuitscbJand kwa-
raen om de zendeliugen behulpzaam te zijn , konden
op de fluit, de viool of andere instrumenten spelen.
Toen zij bemerkten dat sommige iulandsche jongelieden
een goed gehoor hadden , en in staat waren genoeg te
leeren spelen om het gezang der gemeente te begelei-
deu, vormden zij onder deze eene kleine vereeniging.
Het zingeu was buitengewoou aangenaam; de vrouwen
en kinderen hadden over het algemeen, liefelijlj^Q
183
,) ver-
it voor
ig ver-
1 begaf
iiamen
loopen
I (in de
ten om
de ze-
s." T-)
)t deb
te uit-
^oor de
m eeni-
nen het
lezen,
e beter
jeii van
id kwa-
kouden
spelen.
gelieden
3Uoeg te
begelei-
eniging.
irrouwen
liefelijke
ZiNGLES.
stemmen, die in zuivere liarmonie zamensmolten. Des
morgens te acht ure, en ook des avonds wanneer
de mannen van zee terug gekomen waren, werd da-
gelijks in de kerk godsdienst gehouden , en bij de eene
of andere gelegenheid verklaarde een der zendelingen
een woord der Heilige Schrift of hield eene korte
toespraak. Des Zondags namiddags werd gepreekt en vele
van de naburige Heidenen sloten zicli dikwijls bij de
gemeente aan. Eene korte, afzonderlijke dienst werd
des Zondags gehouden voor de kiuderen, die te jong
waren om aan de langere godsdienstoefeningen hunner
184
ouders deel te nemen, terwijl zij dagelijks onderwijs
ontvingen in den bijbel. \66t Pinksteren moesten de
gemeenteleden gedurende den zoiner van elkauder seliei-
den , om naar hunne visschersplaatsen te trekken. Een of
raeer van de zendelingen begeleidden hen gewoonlijk,
en een paar korte uittreksels uit liunne dagboekenkunnen
ous het leven schilderen, dat daar door de onderwijzers
geleid werd. ,/Den lO*^^" Mei," zegt Johannes Beck,
//vertrok ik met het grootste gedeelte van ons volk,
op twee en twintig groote booteu en een aantal ka-
jaks, naar de Caplin-visscherij. Na twee uren begon
het zoo hard te sneeuwen, dat geen van ons twintig
schreden voor zich uit kon zien; maar goede enge-
len geleidden ons , zoodat niet een schade leed of van
Tiijn gezelschap gescheiden werd. Wij waren ook in
staat onze tenten zoo digt bij elkander op te siaan,
dat niemand door den afstand verhinderd werd onze
dagelijjvsche zamenkomsten bij te wonen, totdat het
gezelschap , 't welk op de robbenjagt uitging , ons ver-
liet. Wij hadden alien gelegenheid bij eigen ondervinding
op te merken, dat de nabijheid des Heeren niet aan eenige
plaats gebonden is, en ik trachtte in de harten van
het volk de verzekering te wekken, dat de genade van
onzen Zaligmaker overal gezocht en gevonden kan
worden , en niet alleeu in het huis des gebeds of bij de
gemeenschappelijke zamenkomsten. Op zee- of ijsbergen,
zoowel als in kreupelbosschen , overal waar eene ziel,
185
ierwijs
ten de
' scliei-
Een of
onlijk ,
tuuiien
'wijzers
Beck,
3 volk,
tal ka-
begon
twintig
; enge-
of van
ook in
slaan ,
onze
dat het
ns ver-
viiidiiig
1 eeuige
en van
ade van
en kan
3f bij de
bergen,
He ziel,
uit diep gevoelde behoefte des liarten tot Hem om hulp
roept, is het oor des Heeren geopend en zijn zijne
armen tot hem uitgestrekt.
Gedurende het Pinksterfeest hadden wij een talrijk en
oplettend gehoor, nieitegenstaande de sneeuw in digte
vlokkeii op ons neerviel; want de kerk van Pisiksarbik
heeft geen ander dak dan het uitspansel, geene rauren
dan witte sneeuwbergen, geen preekstoel dan een groote
steen, geene banken dan de rotskanten. Na de dienst
gaf ik den Groenlanders een middagmaal van rendie-
renvieesch. Twee van hen , die zich onlangs aan wan-
gedrag schuldig gemaakt hadden , schenen nu beschaamd
te zijn; een liunner was zeer bang voor mij, daar ik
wist dat hij zich met slecht gezelschap ingelaten had,
Ik zocht de gelegenheid om met hem te spreken,
en hem voor te stellen hoe grievend en onteerend
zulk een gedrag voor zijn hemelschen Mcester was.
Dit scheen hem zeer te ontroeren; hij schreide, en
ik kon niet nalaten met hem te schreijen.
Den 28^'^'^", berigtten de tattarets {^) voor het eerst
dat er visch in de nabijheid was, en de eerste capUn-scholen
naderden de klip. Spoedig waren alle handen in de wear
om ze te vangen. Den 8**^" Junij kwamen vele Hei-
(*) Dc tattaret, is een fraaije kleine vogel met hemelsblaauwe ve-
deren, eene soort van zeemeeuw, die den winter in warmc landen
doorbrengt en in de lente naar Greenland teragkeert. Hij volgt de
scholen caplins naar de iiorden.
mm
\'ji
i
r
180
deneii tot ons en hoorden eene preek over Johannes
3 : 17 — 21. Denzelfden avond kwam ons jagtgezel-
sc]\ap terug met de treurige tijding dat een hunner,
de jonge Bartliolomeus vermist word. Terstond zond
ik verscheiden mannen uit om hem te zoeken. Na-
dat zij lang gezocht hadden, vonden zij den armen
jongeling dood in eene moeras. Men kon zien dat hij
getracht had zijne kajak er over heen te dragen, maar
de verraderlijke bodem zonk onder zijne voetenweg;
hij viel en stikte in den modder. Het vorige jaar was
hij tot ons gekomen en gedoopt, terwijl zijn goed ge-
drag ons veel genoegen bereidde. AVij legden hem in
een graf en zetten op eene rots nabij de plaats , eenige
steenen overeind tot een gedeiikteeken. Yier dagen later
was onze vischvangst voorspoedig ten einde gebragt en
gingen wij onder lofzangen, door schoon weder ver-
heugd, naar Nieuw-Herrnhut terug.
De laatste avond des jaars werd in afzonderlijk gebed
en gemeenschappelijke dankzegging doorgebragt. Men
herdacht de buitengewone gebeurtenissen der twaalf laat-
ste maanden, en zelden of nooit ging er een jaar voorbij,
waarin niet eenige inlandsche christeneu en de broeders
zelve tc danken hadden voor uitreddingen uit gevaarvoUe
omstandigheden , of wel met onderwerping te bukken
onder de kastijdende hand Gods die den een of ander van
hunue betrekkingen en vrienden had weggenomen. Van
menig hagchelijk gevaar op zee , wanneer zij door een
It'
187
lannes
tgezel-
anner,
I zond
n. Na-
armen
dat hij
I, maar
n weg;
aar was
oed ge-
liem in
, eenige
en later
iragt en
er ver-
k gebed
t. Men
lalf laat-
voorbij,
3roeders
aarvolle
bukken
uler van
311. Van
loor een
plotseling opkomenden mist overvallen, of door drijven-
de ijsschotsen ingesloten werden , vindt men in de dag-
boeken der zendelingen gewag gemaakt. Aiidere meer
buitengevvone gevaren, zijn eveneens opgeteekend. Hot
volgende geval kan liiervan ten voorbeeld strckken.
In de maand Mei 1745, toen alles nog bevroren en de
grond met sneeuw bedekt was, werden de breeders op
zekeren morgen verschrikt door een lievig geraas, gelijk
aan het loeijen van een orkaan. Zij liadden naaawelijks
den tijd liet liuis te ontvlugten toen Jiet reeds geheel
met water gevuld was. Eerst dachtten zij dat zulks
hot gevolg van een plotseling opgekomen dooi was,
waardoor de sneeuw gcsmolten en de beek die het
dal van water voorzag overgeloopen was. Maar de vorst
was zoo scherp als ooit en rondom bleef alles hard
als marmer. Na verloop van een uur zakte het water
weg en konden zij weder in liun huis komen. Toen
bemerkten zij dat het water hier, zoowel als in hun
paklmis , gelijk eene foutein uit den grond was opge-
sprongen. Maar zij konden nooit reden geveu van dit
vreemd verschijnsel.
Het iaar 1747 werd gelukkig onderscheiden door
den opbouw van eene nieuwe en grootere kerk. De
breeders hadden het vorig gebouw Imnner bijeenkomst
reeds zooveel mogelijk vergroot, en waren sedert eeni-
gen tijd, uit gebrek aan plaats, genoodzaakt geweest
onder den blooteu hemel te preeken en te doopen, of
188
i..Sl
als liet weder zeer koud was, hunne gemeente in
twee of drie kleiiie partijen te verdeelen, en in de
verschillende kamers te vergaderen. Deze moeijelijke
staat van zaken werd verholpen door de mildheid van
hunne vrienden in Holland, die liun liout zonden, be-
stemd tot een gebouw van 70 voet lang en 30 breed.
Het bevatte belialve de kerk, ook eenige kamers voor
de zendelingen , en twee vleugels aan de Noord- en
de Zuidzijde werden gebruikt voor school- en pakka-
mers. Terwijl men met het bouwen bezig was ging
Mattheus Stach naar Europa. De breeders hadden het
raadzaam geacht dat de zendelingen die op Groenland
geplaatst waren, van tijd tot tijd hun geboorteland
bezochten, om de krachten te herstellen en uit te
rusten van den zwaren arbeid aan hunne betrekking
verbonden. Dientengevolge bragten de Groenlandsche
zendelingen, ieder op hunne beurt een kort bezoek in
Duitschland. Mattlieus Stach ging er nu voor de tweede
keer been. Men had hem verzocht eenige van de christen-
Groenlanders mede te nemen. Soramigen van dezen ge-
voelden eene sterke begeerte om het Europeesche land
en de breeders te bezoeken, die voor hunne zielen
zorgden en hun onderwijzers zonden om hen den weg
ter zaligheid te leeren kennen.
Ten gevolge van dit verzoek werd de zendeling be-
geleid door Arbalek en zijne vrouw Sara, hare zuster
Judith Isjek, Mattheus, den zoon van Kajaruak, een
,1
m
3iite in
L in de
eijelijke
eid van
len, be-
) breed.
)rs voor
Drd- en
pakka-
as ging
Iden het
'oenland
)rteland
uit te
trekking
andsche
jzoek in
tweede
bristen-
ezen ge-
3he land
zielen
len weg
:ling ba-
re zuster
ak^ een
189
jongen van veertien jaren en een ander jongeling van
ongeveer denzelfden leeftijd. Deze reis was hun zeer
voordeelig. Hunne kennis breidde zich zeer uit door aan-
raking met beschaafde volken, met nieuwe leefwijzen,
nieuwe voortbrengselen van dieren- en plantenrijk,
terwijl de eenvoudigheid van bunne godsdienstige ge-
voelens ongeschonden bleef. Maar twee der reizigers
beleefden den terugtogt uaar hun eigen land niet meer,
en de reis der anderen duurde veel langer en strekte
zich over een veel grooter gedeelte der wereld uit,
dan zij of hunne Europeesche vrieuden badden voor-
zien. Zij kwamen tegen bet einde van den zomer in
Europa aan en bragteu den berfst en den winter in
Holland en Noord-Duitschland door, Yreezende dat
een langer verblijf in een klimaat, zoo ongelijk aan
bet bunne, en de ontbering van Groenlandscbe spijs,
de gezondheid benadeelen zoude, stelde de zendeling
voor, tegen bet begin der zomermaanden met hen te-
rug te keeren. Verscbillende bezwaren rezen er ecliter
die hen beletten dit voornemen ten uitvoer te brengen.
Ondertusschen eindigde Sara, in demaandMei, vreed-
zaam baar leven te Herrnbut , terwijl haar man Arbalek ,
niet vele weken daarna, tot groote droefbeid zijner
onderwijzers, die in ben twee trouwe helpers verloren ,
mede ten grave gedragen werd. TMattbeus Stach ver-
langde nu meer dan ooit, om de overblijvenden veilig
naar hun eigen land terug te geleiden; maar geene
if
i, 1
!;!
190
gelegpnheid deed zich voor, totdat tegen het einde des
jaars de kapitein van het schip Irene, dat juist van
Nieuw-York te Amsterdam was gekomen, zicli bereid
verklaarde het geheele gezelscliap naar G'rocnhind te-
rug te voeren. Zij maakten echter eeueii grooten om-
weg; het schip was eerst naar Londen, daarna naar
Philadelphia bestemd, voordat het de Noordsche reis
kou aanvaarden. In het begin van 1749 kwamen zij te
Louden aan. Toen George II vernam dat eenige chris-
ten-Groenlanders in Engeland waren, gaf hij zijnen
wensch te kennen hen te zien. Zij werden dus iu
Leicester House aan den koning eu de geheele ko-
ninklijke familie voorgesteld. Na hier een korten tijd
in de haven gelegen te hebVen, giug de Irene on^&t
zeil naar Philadelphia, waar de kapitein voornemens
was eenige weben te vertoeven. Gedurende dezen
tijd bezochtten Mattheus Stach eu zijne medgezelleu
de volksplantingen die door de Moravische broedereu
iu Pensylvanie gevestigd waren en hunne zendingsposten
onder de Amerikaansche Bosch-Indianeu. Eene warme
vriendschap en broederlijke geuegenheid werd door den
omgang van de Amerikaansche bekeerden met hunne
Groenlandsche broedereu geboren. Met behulp van de
zendelingen die hunne woorden vertolkten, verhaalden
zij wederzijds den vooruitgang van het Evangelic on-
der hun volk en spraken over liunne verschiilende
leefregels en hunne bezighedeu.
191
De cerate Indiaansche bekeerdc was eeii Moliikaan,
Tschoope genaamd ; een man die wegeiis zijii slecht en
ruw leven beruclit was, iriaar die veel invloed op
zijne medgezellen uitoefende. Het versing dat hij van
zijne bekeeriiig geeft verdient vermeld te worden. Door-
dien hij dikwijls met Hollandsclie volks])^' liters in aan-
raking kwam , verstond hij huiine taal, hetwelk den Mora-
vischen zendeling Christiaan Ranch, die Hollaiidsch spre-
ken kon, aanleiding gaf zich in de eerste phiats tot hem
te wenden. De uitwerking dezer rede wordt het best
met Tschoope*s eigen woorden beschreven , toen hij de
zendelingen aansprak die hem waren komen bezoeken.
//Broeders ,'' zegt hij, //Ik ben een lieiden geweest en
ben met hen ond geworden, dus weet ik hoe de heiden
deiikt. Eens kwam een leeraar tot ons e:i begon ons
te leeren dat er een God is. Wij antwoordden : //Meent
gij dat wij zoo onwetend zijn dat wij dat niet zouden
weten ? Keer terug van waar gij komt/^ Toen kwam
een ander leeraar en zeide : //Gij zult niet stelen, niet
liegen, u niet overgeven aan sterken drank enz/'
Wij antwoordden: //Gij dwaas, meent gij dat wij dat
niet weten? Leer eerst uw eigen volk dat zij deze
dingen nalaten. Want wie sttlen, liegen en bedrinken
zich meer dan zij?^' Aldus lieten wij hem gaan. Na
eenigen tijd kwam broeder Eauch in mijne hut, giug
zitten, en sprak ongeveer als volgt: //Ik ben tot u
gekomen in den naam van den Heer des hemels en der
Hi
HA
]
192
ii
aarde. Hij zond mij tot u om u te doen weten dat
Hij u gelukkig wil male en en u verlossen van de el-
lende waurin gij nu verzoukcn zijt. Daartoe ward Hij
mensch, gaf zijn leven tot rantsoen en vergoot zijn
bloed voor zondaren/' Hij zeide nog veel meer van
het dierbare bloed dat ons verloste : toen legde hij
zich , vermoeid van zijne reis , ter neder , en sliep ge-
rust. Ik dacht, wat soort van man is deze? Daar
ligt hij en slaapt, ik kon hem dooden en hem in
het bosch werpen, en wie zoude er op letten? Maar
hij bekommerde er zich niet over. Ik kon zijne
wooi'den echter niet vergeten. Zij kwaraen mij voort-
durend weder voor den geest. Zelfs als ik sHep droomde
ik van het bloed van Jezus Christus dat voor ons
vergoten is. Ik vond dit geheel anders dan alles wat ik
ooit te voren gehoord had en vertolkte de woorden
van Ranch voor de andere Indianen. Dus begon er,
door Gods genade, eene opwekking onder ons. Daarom
zeg ik, broeders, als gij wenscht dat uwe woorden
ingang vinden in het hart van Heidenen , spreekt dan
van Christus onzen Zaligmaker, van zijn lijden en van
zijnen dood." Brieven, die de christelijke vriendschap-
pelijke gevoelens der schrijvers uitspraken, werden
door deze Indiaanschen bekeerlingen aan hunne Groen-
landsclie broeders gezonden. De gemeente van Beth-
lehem hoorende dat zij dikwijls om timmerhout
verlegen waren, zond hun eene hoeveelheid hout
193
ten dat
Q de el-
erd Hij
)ot zijn
eer van
'gde hij
liep ge-
j? Daar
hem in
1? Maar
n zijne
j voort-
iroomde
oor ons
s wat ik
w^oorden
gon er,
Daarom
tt'oorden
ekt dan
I en van
idschap-
werden
Groen-
1 Beth-
merhout
id hout
en deksparren, voldoende om paklmizen te boiiwen, waar-
in zij veilig al de gedroogde visch, het rendierenvleesoh
en den voorraad konden bewaren, welkeu zij des zomers
voor den winter bijeenbragten. Met dit huiselijk maar
kostbaar geschenk, namen Mattheus Stach en zijne
medgezellen afscheid , daar de Irene nu gereed was te
vertrekken. Laat in den zomer van 1749 kwaraen zij in
Greenland aan en werden met vreugde te Nieuw-Herrn-
hut verwelkomd. De Groenlanders waren nooit moede
hunno bereisde breeders naar alles wat zij in die
vreemde landen gehoord en gezien hadden, te onder-
vragen. De reizigers hadden zich zoo zecr in kleeding
en gewoonten naar de Europeesche gebruiken geschikt ,
dat niemand, gedurende het laatste gedeelte hunner
reis vermoedde dat zij inboorlingen van een heideusch
en onbeschaafd laud waren, tenzij men vertelde wie
zij waren. Nu hervatten zij zonder tegenzin het ar-
beidzame leven der Groenlanders met al zijne on-
vermijdelijke bezwaren; maar zij stonden gedurende
hun geheele leven in meerder achting bij hunne land-
genooten, als menschen die wijzer waren dan hunne
breeders. Judith verlangde zeer de orde en de zedigheid
waardoor de Moravische zusters in Europa zich onder-
scheidden, onder hare jonge landgenooten te bevorderen.
De jeugdige zusters, noch hare ouders waren er tegen om
hare plannen in de hand te werken. Dientengevolge
bouwde zij al spoedig eeue woning, die groot genoeg
13
M
194
was oin de joiigo ongetroiiwde vrouwen dezer volkplan-
ting te huisvesten, en verzocht deze om bij haar in te wo-
nen. Over dag vervulde ieder de pligten van de huis-
houding tot welke zij behoorde, maar des avonds
keerden zij tot hare gezellinnen terug. Judith werd in
hare taak geleid en geholpen door de vrouweu der
zendelingen, en hoewel zelve nog jong, bewees zij
eene vricndelijke en ijverige bestuurderesse te zijn.
Tien jaren lang zette zij haren arbeid ten behoeve van
het tijdelijk en geestelijk welzijn barer vrouwelijke land-
genooten voort : toen sleepte eene kwijnende ziekte haar
ten grave.
Sedert hunne terugkomst in Groeniand , onderhielden
de inboorlingen die Europa bezocht hadden, steeds eene
geregelde briefwisseling met hunne vrienden aldaar. Eenige
van deze brieven werden bewaard en later bij de corres-
pondentie der zending gevoegd. Een brief door Judith in
het gezigt van den dood geschreven^ ademt de meest
geduldige onderwerping , ootraoedige geloofsverzekering
en een zaligen voorsmaak van het eeuwige leven in de
nabijheid en de dienst van hnren Verlosser ; er straalt
een gcest in door die wel beschreven mag worden met
de woorden van den Profeet : ,/Gij zult hem in volko-
men vrede bewaren, wiens hart op U steunt, omdat
hij op U vertrouwt/'
De zendeUngen haddeu veel beraoediging bij huu
schoolonderwijs. De school werd slechts in den winter
195
en dan alleen gedurende den halven dag gehouaen. Want
de meisjes werden vroeg door hare moeders tot de ver-
schillende werkzaamheden gebruikt die door de Groen-
landsche vrouw verrigt worden, en de jongens begon-
nen, als zij nog zeer Jong waren, zich te oefenen in
het roeijen van den kajak, het werpen van den harpoen
enz. Er verliep veel tijd eer zij de noodige bekwaamheid
in deze oefeningen verkregen liadden. Bij de lieiden-
sche Groenlanders gold behendigheid in dezen moei-
jelijken arbeid als de grootste deugd, en niets zoude
meer geschikt geweest zijn om hen terug te houden
van naar hetEvangelie teluisteren, dan wanueer zij een
zweem van werkeloosheid , nalatigheid of onbedrevenheid
in hunne landgenooten, die reeds het Christendom om-
helsden, ontwaard hadden. Maar hoe kort de tijd van den
dag was welke aan de school werd gewijd , de kinderen
maakten over het algeme-'^n toch goede vorderingen.
Velen leerden in den loop van eenen winter duidelijk
lezen; en onder de oudere scholieren waren er die zoo-
wel het Groenlandsch als het Duitsch zonder fouten kon-
den lezen en schrijven. Men herinnerde hen gedurig met
nadruk. om deze meerdere bekwaamheden te beschou-
wen als middelen , waardoor zij anderen die niet dezelfde
voorregten genoten hadden , konden helpeu : en hunne
onderwijzers verheugden zich als zij zagen dat zij dik-
wijls hunnen vrijen tijd gebruikten om oude menschen
die nooit geleerd hadden, voor te lezen.
ii
''ftl
m
I ii r r
^
196
Als volk, wareii de Groenlanders vau nature ach-
teloos en zorgeloos. Daarom spanden de zendelingen
alle krachten in om hen te gewennen aan zuinigheid
en bedachtzaamheid , naar het voorschrift des apostels,
die beveelt //onze eigene zaken te behartigen^ opdat wij
eerlijk raogen wandelen voor alle menschen en geen
ding vau noode hebben/' en verder, ,/ora te werken ,
opdat zij iets hadden mede te deelen aan degenen die
gebrek hadden, en niets te verkwisten." Deze lessen
werdcn hun niet alleen door de onderwijzers ingeprcDt,
maar alle instellingen welke ouder de bewoners van
den zeudingspost ingevoerd werden, en waarmede deze
gewillig instemden, strekten om het hun dieper in 't
gemoed te prenteu. Want, het moge hier gezegd wor-
den, al hadden de zendelingen gewenscht hun eenige
voorschrifteu door dwang op te leggen, de Groenlan-
ders zouden zich hiertegen aangekant hebben , daar zij
zeer naijverig op hunue vrijheid zijn. Dus werdeu met
hunne volkomene toestemming die regels van nijverheid
en voorzigtige spaarzaaraheid onder de christen-inboor-
lingen ingevoerd, welke zulke heerlijke gevolgen hadden,
dat zij, hoewel bezwaard met het onderhoud van een
groot aanta! hulpelooze weezen, ouden en verlateneu,
die door hunne Heidensche bloedverwanten verstooten
waren, altijd eene grootere hoeveelheid voortbrengse-
len aan de Deensche handelaren te verkoopen hadden ,
dan deze zich ergens elders konden verschaffen. /ylnder-
197
re ach-
ielingen
Liiigheid
.postels ,
pdat wij
3n seen
werken ,
enen die
J lessen
geprent,
lers van
ede deze
per in 't
egd wor-
n eenige
iroenlan-
daar zij
rden met
lijverheid
a-inboor-
hadden ,
van een
rlateneu ,
rerstooten
tbrengse-
L hadden,
1. ,/Tnder-
daad," zegt de oude geschiedschrijver der zending,
;/als men beweert dat eenig tijdelijk voordeel invloec'
gehad heeft oin de Groenlanders te bewegen zich bij
de geloovigen aan te sluiten, dan ligt dit alleen aan
de eerlijkheid en de orde onzer vereeniging. leder
is hier zeker van zijn eigendom, verlaten weduwen
worden geholpen, nieraand is genoodzaakt tegen
zijnen zin te trouwen, geeue vrouw wordt weg-
gezonden, het is geeneu man geoorloofd meer dan
eene vrouw te hebben en alle ouderlooze kinderen
worden onderhouden en christelijk opgevoed/^
Door den wasdom verbiijd , waarmede God het zaad
gezegend had dat hij en zijne breeders uitstrooiden ,
begon Mattheus Stach met een verlangend oog naar
het Zuidwesten uit te zien. Daar, aan den overkant van
het uitgebreidc water, doolde over de koude, naakte
wildernissen van Labrador het volk der Esquimo^s rond ,
in geslacht en taal aan de Groenlandsche bekeerden
verwant. Het Evangelic ook tot hen te brengen werd
nu de begeerte van zijn hart. Het verhaal 't welk de
zeelieden, die de kust van Labrador bezochteu, van
zijne bewoners deden, was niet van dien aard om
menschen uit te lokken, welke door andere beweeg-
redenen gedrongen werden dan liefde tot God en den
naaste. „Dieven en moordenaren /' ziedaar de uitdruk-
king, waarmede bijna ieder die van dit volk sprak ,
hun karakter schilderde. ,/Maar hoe meer zij van na-
!■''
; .1'
198
ture verbasterd zijn," zeide de zendeling, „hoe meer
behoefte er is dat wij hun den weg der zaligheid be-
kend maken." Zijne breeders in Europa stemden van
harte met zijne plannen in, en gaven hem vrijheid met
Engeland te onderhandelen, ten einde verlof te erlan-
gcn van de Hudsons-Baai-compagnie, om eene zending
in Labrador te beginnen en het Evangelie aan de in-
boorlingen hunner factorijen te verkondigen. Hoewel
zijne aanvraag door mannen van aanzien en invloed
ondersteund werd , bleef ze zonder goed gevolg. Eenige
vrome kooplieden die in den wensch van den zende-
ling deelden, om het Woord van God in dat land
bekend te maken, beraamden nu een ander plan. Ge-
zamenlijk besloten zij een schip uit te rusten om han-
del te drijven op de kust van Labrador. De zendelin-
gen meenden zij, zouden op deze wijze het volk kun-
nen bezoeken en met eenigen van hen kennis maken ,
en ten laatste zoude er een zendingspost gevestigd
worden. Terwijl Mattheus Stach in Engeland wachtte
dat dit plan ten uitvoer werd gebragt, vaardigden de
Moravische broeders in Duitschland een hunner bis-
schoppen, Johan van Watteville af, om de Groen-
landsche gemeenten te bezoeken. Van Watteville, die
juist teruggekomen was van eene inspectie der zendings-
posten in Noord-Amerika en de West-Indien , onder-
nam gewillig dezen nieuwen togt, doch verlangde dat
Mattheus Stach hem vergezellen mogt j en deze , ziende
t
199
le meer
eid be-
en van
eid met
3 erlan-
zending
n de in-
Hoewel
invloed
, Eenige
I zende-
lat land
lan. Ge-
om han-
5endelin-
)lk kun-
maken ,
evestigd
wachtte
ffden de
iner bis-
Groen-
ille, die
Tidings-
onder-
Qgde dat
ziende
dat er eenigeii tijd verloopen moest, voordat iets op
Labrador gedaan kon worden, keerde ondertusschen
met blijdschap naor zijue kudde in Greenland teruff.
De reis duurde zes weken. Nadat zij vele dagen
door de ijsvelden iligesloten waren geweest, onder-
sclieidden zij op den l^*^^^" Junij de met siieeuw be-
dekte toppen der Groenlandsche bergen : zij waren nu
ongeveer op twintig mijlen afstand van de kust. Kort
hierop werden de reizigers verrukt door Let gezigt van
een der luchtverscliijnselen der Poolkringen, namelijk
drie parhelia of bijzonnen, door zes lichtgevende krin-
gen omgeven. //Den volgenden dag /' zegt de bisschop
Watteville, //kwamen wij in de Baals-rivier en werden
bij het verst afgelegen eiland door twee onzer Groen-
landers verwelkomd. Daar de wind te lievig was om
aan boord te kunnen komen, bleven zij ons voor
en zwommen op hunne kajaks als watervogels door
de golven, en dat met zulk eene suelheid dat zij al-
tijd voor liet schip voeren, hoewel zij dikwijls half
onder water waren. De wind veranderde weldra in eenen
storm en wij vlogen als een pijl, eiland na eiland voorbij.
Ten laatste kwam Nieuw-Herrnhut in het gezigt dat
mijn hart met vreugde en dankbaarheid vervulde. Het
stond als een hof des Heereu te midden der wilder-
nis. Rondom waren naakte rotsen, schraal met zand
bedekt, maar het land om de kerk en de woning
der zendelingen , was met groen bekleed dat zeer ver-
I
I
200
frisschend en bekoorlijk voor het oog was. Y66v de
kerk liadden de breeders cen tuin aangelegd; hier
vermaakten zij zich met het aankweeken van zulke
sla-soorfeen en andere groenten, als gekweekt kondeu
worden in een grond, die gedurende negen maanden
des jaars bevroren bleef. Aan beide kanten wareu de
hutten der Groenlanders op de rotsen gebouwd die
zich langs de kust verhieven. Lepelblad, bergzuring en
aiidere inheemsche planten groeiden in den weligsten
overvloed rondom de gebouwen ; en de vlakte tusschen
het kieine dorp en het strand was met gras bedekt en
met de zomertenten van het volk bezaaid. Een groot
magazijn, dat alleen op eene hoogte stond, diende als
baak voor de schepen die de kust naderden.
De bisschop maakte al spoedig kennis met al
de bewoners der volk planting ; hij bezocht de ver-
schillende plaatsen waarheen zij zich ter vischvangst
verspreid hadden, en met behulp van een der zende-
lingen die als tolk diende, onderwees hij hen beide
in het openbaar en in het bijzonder, en won volko-
men de achting der Groenlanders. Zij waren gewoon
de menschen te onderscheiden door eenen bijnaam die
bijzondere ligchamelijke of geestelijke hoedanigheden
aanduidde, en hij bleef lang onder den naam van Jo-
hannes (Asersok) d. i. de lief hebbende , bij hen in her-
innering. Hij nam deel aan al de werkzaamheden zijner
^endingbroeders ; hij verhaalt met genoegen van eenige
201
66v de
; hier
L zulke
kondeii
aanden
reu de
wd die
ring en
sligsten
iissclien
dekt en
1 groot
3nde als
met al
de ver-
hvangst
zende-
n beide
. volko-
gewoon
laam die
dgheden
van Jo-
i in Ker-
en zijner
,n eenige
der togten , waarop hij hen begeleidde om drijfhout en
turf te vergaderen , of ook om de eijeren van de eider-
gans te zoeken , welke gedurende de zomermaanden een
groot gedeelte van hun onderhoud uitmaakten. Een
van deze reizen was naar Kanneisut, ongeveer tien
mijlen aan den anderen kant der Baalsrivier; eene streek
lands door hooge rotsachtige heuvels besloten en waarin
kreupelhout en grasplekken elkaar afwisselden, en vele
stroomen en vijvers, helder en frisch water oplever-
den. Dit was een gezocht toevlugtsoord der rendieren;
maar nog meer waarde bezat het door den overvloed
van forellen die in de beken gevangen werden, zoo-
dat men ze wel eens met honderden te gelijk in de
netten kon ophalen. De oevers van het water en het
kreupelhout waren echter met zwermen mosquito's be-
zaaid. Maar zij kwelden lang niet zoo, verzekerde de
bisschop zijue medgezellen, als die, welke in over-
vloed te vinden zijn aan de oevers van de Delaware
of op het eiland St. Thomas, van waar hij kort geleden
gekomen was. De belangstelling en de toegenegenheid
der inlandsche Christeneu werden zeer opgewekt door de
berigten welke de bisschop van Watteville hun bragt
van hunne Amerikaansche breeders, die hun voor
weinig jaren zooveel welwillendheid hadden betoond.
Bij zijn verhaal van het lijden en de moeijelijkheden
welke de bekeerde negerslaven van St. Thomas moes-
ten ondergaan, riepen zij uit: ,/Hoe gelukkig zijn wij
1 i'l '■'".'.'
202
»
ill
I
dat wij God elken dag in vrede en vrijheid mogen
dienen." Een der onderwerpen waarover de breeders
hartelijk wenschten met den bisscliop te raadplegen,
was de vcstiging van een' zendingpost in liet zuideu van
Greenland, het volkrijkste gedeelte des lands van waar
de meesten hunner bekeerlingen afkomstig waren. Deze
wenschten vurig dat liet Evangelie in liun geboorte-
land zoude gepredikt worden, en de zendelingen ver-
langden den grondslag te leggen tot eene nieuwe chris-
ten-volkplanting te midden der Heidenen. Er was voor
liet oogenblik geen vooruitzigt om zulks te doen; de
middelen der Moravisclie breeders waren uitgeput door
het onderhoud der vele zendingposten welke zij in de
laatste twintig jaren hadden gesticlit. De bisschop van
Watteville kon slechts zijne hoop en zijne gebeden
voor dit meer verwijderd arbeidsveld met de hunne
vereenigen, en bezocht met hen verscheiden heidensche
volkplantingen die binnen het bereik van Nieuw-
Herrnhut waren. Op zijn' raad begonnen de zendelin-
gen eenigen hunner bekeerlingen tot meer uitgebreide
werkzaaraheid voor te bereiden; zij droegen hun de
taak op, om hunne medegeloovigen in het Woord van
God te onderwijzen wanneer het volk op hunne jagt en
visschersplaatsen zouden zijn. Mattheus Kajarnak, Jo-
hanan , * zijn vriend en medgezel op zijne reis naar
Europa en verscheidene oudere breeders , wier voorbeel-
dig jgedrag en vordering in Christelijke kennis hun
203
mogen
'oeders
)legen ,
leu van
m waar
a. Deze
sboorte-
3n ver-
e chris-
jBiS voor
oen; de
Dut door
'a] in de
;hop van
gebeden
hunne
idensche
Nieuw-
zendelin-
^ebreide
liun de
cord van
le jagt en
nak, Jo-
reis naar
voorbeel-
nnis bun
regt gaven op vertrouwen, werden tot inlandsche hel-
pers gevormd. Een zeker getal huisgezinnen werd meer
in het bijzonder aan de zorg van ieder hunner opgedra-
gen, ten einde toezigt over hen te houden en de
kiuderen te onderwijzen. Bij afwezigheid van de zen-
delingen gingen de inlandsche helpers bij de dage-
lijksche godsdienstoefeningeu voor; zij leidden de ge-
beden van het volk , en lazen en verklaarden de Schrift.
Van tijd tot tijd werden zij ook geroepen om in de zen-
dingkerk te prediken. Tot al deze werkzaamheden werden
zij zorgyuldig door de zendelingen voorbereid, en ie-
dere week gaven zij verslag van hunne verrigtingen.
Men moedigde hen aan om het Evangelic onder de
Heidenen te verkondigen waar zich de gelegenheid er
toe aanbood. Een of twee proeven hunner toespraken
mogen hier aangeteekend worden. Nadat de onder-
wijzer tot een gezelschap Heidenen van den Zone Gods
gesproken had, die voor de gevallen menschen gestor-
ven was, ging liij zeer ernstig aldus voort: //Zoo
dood en dom als gij nu zijt, was ik vroegef ook; maar
toen ik hoorde dat er een Zaligmaker is, die zijn le-
ven overgaf voor arme ellendige menschen, toen ver-
heugde ik mij over die blijde tijding , en bad Hem
mij open ooren en een open hart te geven om te
hooren en te verstaan. En nu kunt gij gemakkelijk
zien dat ik gelukkig ben, en ik wensch u niets
beters toe, dan dat ook gij u moogt onderwerpen aan
i i|',
IP'
m
\m
204
' I
den Ileer en gelukkig worden." Een ander helper
zeide: //Het is met ons als wanneer een dikke mist
liet land bedekt, die ons verhindert eenig voorwerp
duidelijk te zien en te onderscheiden. Maar als de
mist optrekt, krijgen wij liet eene stuk land na het
andere te zien, en als de zon doorbreekt zien wij al-
les helder en klaar. Zoo is het ook met onze harten.
Zoo lang wij op eenen afstand van onzen Zaligmaker
blijven, zijn wij in het duister en met ons zelven on-
bekend; maar hoe meer wij tot Hem naderen, te
meer licht ontvangen wij in onze harten, en alzoo
leeren wij al het goede in Hem en al het booze in ons
zelve ontdekken/' Dat niet alleeu de vreemdelingen ,
die zij als geheel andere menschen dan zich zelve
beschouwden, maar dat ook huune eigene landgenooten
van eenen onzigtbaren, almagtigen Zaligmaker, Mid-
delaar en Vrieud spraken, op eenen toon alsof zij
Hem kenden in wien zij geloofden, — dit maakte op
velen een raagtigen indruk. //Hebt gij dan God ge-
zion van wien gij spreekt?" zeide een heidensch man
tot een van de broederen. Deze antwoordde : //Ik heb
Hem nog niet gezien , maar ik heb Hem lief met mijn
gansche hart, en ik en alle ware geloovigen zuUen
Hem eens met onze oogen aanschouwen." De vrager
ging peinzend weg en overdacht het antwoord het-
welk hij gekregen had. Naderhand kwam hij te Nieuw-
Herrnhut terug en verzocht tot de catechisanten toe-
205
gelatcn te worden. Na voldociid onderwijs ontvangen
te hebben, werd hij gedoopt en leidde een leven,
overeenkomstig zijne Christelijke belijdenis. De blij-
moedigheid zijns geloofs was opmerkelijk , en zijn voor-
beeld te meer waard, omdat hij het hoofd van een
talrijk gezin was, en van wege zijn verstand en zijne
opregtheid zeer geacht bij zijne landgenooten.
Korten tijd na de aanstelling van de inlandsche
helpers, brak eene verschrikkelijke ziekte in de nabij-
heid der volkplanting uit. Dertig der inlandsche Christe-
neu stierven , waaronder ook eenigen van de breeders die
juist tot helpers waren geordend, benevens vele van de
Heidenen die op de eilanden woonden. Boveu alles
waren de zendelingeu bedroefd over het verlies van
Mattheus Kajarnak, die om zijns vaders, zoowel als
om ziJDszelfs wille zeer geliefd was, //Zijn ijver en zijn
helder oordeel," schrijven zij, „maaktcn hem een zeer
gewenscht medearbeider. Wij verheugen ons wel is waar
met hem dat hij tot zijne rust is ingegaan , maar zijn naam
zal nooit onder ons genoemd worden zonder een ge-
voel van weemoedige droefheid op te wekken/' Zijn
einde, gelijk dat van zijnen vader, was vol vrede, hoe-
wel het met veel ligchaamssmarten gepaard ging. De
leemten welke de dood in de gemeente gemaakt had ,
werden in de twaalf daarop volgeude maanden meer
dan aangevuld. Onder degenen die zich nu bij de ge-
loovigen aansloten was een man, Kainaek genaamd,
rU\
4
I ni
206
cen rijke Zuidlander, van eene zeer geachte Groenland-
schefarailie, daar de mauneii sints drie geslachten robben-
vaiigers waren geweest. Maar Kainaek muiitto nog ineer
uit door de ontembare hartstogtelijkheid van zijii karak-
ter dan door zijnen rijkdom en zijne bedrevenheid. llij was
reeds lang met de zendelingen bekend, maar in vroe-
ger jaren waren zijne gevoelens jegens hen verre van
vriendschappeh'jk. Eene jonge vrouw die hij zocht te
trouwen, was zoo verschrikt door zijne woeste geaard-
heid, dat zij van hai'e eigene vrienden naar den zen-
dingspost vlugtte ora de witte menschen te smeeken
haar te beschermen. De zendelingen hadden medelijden
met haar, en gaven haar een toevlugtsoord ; dit ver-
toornde Kainaek zoodanig, dat hij beproefde eenige
der inlandsche Christenen van het leven te berooven. Dit
boos opzet werd verijdeld, maar na verloop van eeni-
gen tijd vond hij gelegenheid zijne beloofde bruid weg
te voeren. De verbindtenis met haar evenwel, bleek
het middel tot zijne bekeering te zijn. Gedureiide haar
verblijf te Nieuw-Herrnhut had zij iets van het Woord
Gods gehoord. Zij verlangde meer te hooren en ver-
wierf zooveel invloed op Kainaek dat hij dikwijls kwam
luisteren naar de toespraken der zendelingen. Het
duurde echter lang, voordat hij zich liet overhalen om
de vernederende leer te omhelzen die zij verkondigden.
Als een gejaagde en diep ongelukkige trok hij van het
Noorden naar het Zuiden , en dan weer van het Zui-
207
nland-
)bben-
r Tineer
karak-
lij was
1 vroe-
■re van
ocht te
geaard-
Bii zen-
imeeken
delijden
dit ver-
! eenige
ven. Dit
m eeni-
•uid weg
1, bleek
;Hle haar
Woord
en ver-
Is kwam
n. Het
alen om
digden.
van bet
Ihet Zui-
deu naar het Noorden, maar hij kon zich zelven
niet ontvliedeu. Ten laatste, op eenen verschrikkelij-
ken winterdag, werdcn de bewoners van Nieuvv-Herrn-
hut verblijd door de korast van Kainaek en zijn ge-
heel gezin. De reizigers waren als met een harnas
van ijs overdekt, maar van binnen was een vuur ont-
stokeu, en nu waren zij gekomen met een verbrijzeld
hart en eene ernstige begecrte om onderwezen en ge-
doopt te worden in den naam en tot de gehoorzaamheid
van Christus. Kainaek muntte na zijnen doop even-
zeer uit door zijn stil en nederig gedrag, als vroeger
door zijne teugellooze drift. Ilij had zulk eene voor-
name plaats bij zijne landgenooten ingenomen, dat
zijne bekeering bij velen, die tot dus verre nog wei-
nig of niet van het Evangelie gehoord hadden, be-
langstelling en nieuwsgierigheid verwekte. En nu,
gedurende verscheidene maanden, gingen er weinig
weken of zeifs dagen voorbij , dat er geene vreeraden
te Nieuw-Herrnhut kwameu om naar deze uieuwe din-
gen te vragen. De belangstelling waarmede eenige van
deze nieuwelingen naar het Woord Gods luisterden,
wekte levendigc vreugde en hoop in het hart hunner
Christen-landgenooten op. Een van de inlandsche hel-
pers, Daniel Agusiua, werd met de vurige begeerte
bezield om zijne bloedverwanten en vroegere kennis-
sen , die drie honderd mijlen ten Noorden woonden te
bezoeken, en hen te vertellen wat hij geleerd had.
n
Vm
208
De zendelingen vreesdeu voor de verzoekingen waai*-
aan hij zoude blootgesteld ziju wanneer hij door Heidenen
omringd en van openbare godsdienstoefening en her-
derlijk onderwijs verstoken zoude zijn, Maar ziende
dat zijn hart er op gesteld was, stemdeu zij toe en
gaven hem tot medgezel een zijner medehelpers ,
Jonas genaamd, die ook zijne betrekkingen in het
Noorden had. De twee reizigers vertrokken vol hoop
en maakten hunne reis tot eene zendingstogt om overal ,
waar zij maar hoorders konden vinden, van hunnen
Verlosser te spreken. Op sommige plaatsen werden
zij bespot en beschimpt, elders ontmoetten zij aandach-
tige toehoorders; en na verloop van twee maanden
keerden zij met dankbare harten en vergezeld van
verscheiden hunner bloedverwauten terug. Daniel had
al de leden zijner familie overgehaald om met hem naar.
Nieuw-Herrnhut te gaan, en ten laatste werden zij
alien tot het geloof gebragt. Hij bezat meer dan ge-
wone gaven als onderwijzer, en van alle inlandsche
helpers schijnt hij degene geweest te zijn, die den
meesten invloed uitoefende en wiens werk het meest
gezegend was. Van geboorte een Zuidlander, zijnde
de zoon van een rijk en voorzigtig man, die, volgens
de gewoonte des lands, een zwervend leven leidde,
woonde hij het eene jaar in het Zuiden, het tweede
op Kangek, het derde op Disko, enz. Agusina was de
oudste van een talrijk gezin en werd omstreeks den
209
n waar-
!eideuen
en lier-
: ziende
toe eu
helpers ,
. ill het
^ol lioop
Q overal ,
huniien
werden
aandacli-
maanden
izeld van
aniel had
hem naar.
rerden zij
dan ge-
nlandsche
die den
het meest
;r , zijnde
3 , volgens
u leidde,
et tweede
na was de
ireeks den
tijd geboren dat Egede, de vader der Groenlandsche
zending , in het land aankwam ; hij was echter tot den
mannelijken leeftijd gekomen voordat de prediking van
eenen Zaligmaker zijn oor bereikte. Zijn vader werd
toen hij eens op Kangek was, door den Deeuschen
predikant van Godhaab, den heer Drachart, bezocht,
die aan hem en zijn gezin het Evangelic verkondigde.
Agusina ontving zulk eenen indruk van hetgeen hij dien
dag hoorde, dat hij terstond besloot het eigendom te
worden van dien Zaligmaker, die hem verlost had.
Maar hij kon zich in dezen tijd niet bij de geloo-
vigen aansluiten, zooals hij wenschte te doen. Zijn
vader eischte zijne hulp en Agusina was genoodzaakt
hem op verre zwerftogten te vergezeUen. Eindelijk
kwam het gezin weer op Kangek aan , en Agusina
die uu getrouwd was en zelf kinderen had, maakte
aanspraak op zijn regt om onafhankelijk te mogen han-
delen. Zijne broeders waren thans volwassen en in
staat hun vader in zijne plaats te helpen; hij nam
dus afsoheid van zijne bloedverwanten en vertrok naar
Godhaab. Hier ontving hij het onderwijs van den heer
Drachart, door wien hij in 1747 in de kerk werd aau-
genomen, en bij den doop ontving hij den naam van
Daniel. Maar een van zijne ooms had zich te Nieuw •
Herrnhut nedergezet en was Christen geworden , zoo •
dat Daniel zeer verlangde zich bij hem te voegen ;
dus stelde hij zich met vrijwillige toesteinmiug van
14
li
;i
210
den heer Drachart, en met gcedvinden van de Mo-
ravische zendelingen onder de herderlijke leiding de-
zer laatsten. Hij ward spoedig daarna tot het Heilig
Avondmaal toegelaten , en van dezen tijd af was het
zijne vurige begeerte de goede boodschap die hij zelf
ontvangen had aan zijne landgenooten bekend te ma-
ken. Nadat hij in het jaar 1753 onder de helpers was
opgenomen , begaf hij zich met geheel zijn hart aan
het werk. „XJit de volheid zijns harten spreekt zijn
mond van den morgen tot den avoud," schreven de
zendelingen. Somtijds ontvingen zijne heidensche land-
genooten hem met spotwoorden, maar over ^t alge-
meen betoonden zij eene bijzondere achting en eer-
bied wanneer hij sprak. Want bij het onderwijzen ging
zijn ijver met eene hoogc mate van bescheidenheid
gepaard. Als hij tot menschen sprak die nog nooit
het Woord van God gehoord hadden, begon hij een
vriendschappelijk gesprek met hen, toonde belang
in hunne zaken, en trapsgewijze eene andere wending
aan het gesprek gevende, lokte hij hunne gedachten
nit omtrent eenen Schepper, het toekomstig bestaan,
enz. Op deze wijze bragt hij hen dikwijls tot de be-
kentenis dat de mensch van nature tot het kwaad
geneigd is, en geen genade kan vinden in het oog
van eenen volmaakt heiligen en regtvaardigen Heer.
Maar dan, met een brandend hart en dikwijls met
iranen in de oogen, was hij gewoon hun Jezus te
211
de Mo-
ing de-
t Heilig
was het
liij zelf
1 te ma-
pers was
lart aan
sekt zijii
'even de
:he land-
^t alge-
eii eer-
zen ging
iidenheid
og nooit
hij eeii
belang
wending
edacliten
bestaan ,
t de be-
, kwaad
het oog
en Heer.
njls met
Jezus te
verkondigen. „Welk een geluk was het/' zeide hij,
toen hij stervend aan deze zalige uren terug dacht,
,/welk eene vreugde was het mij , om mijne land-
genooten op den Zaiigmaker te wijzen, en hen even
gelukkig te zien wordeu, als Hij mij uit genade ge-
maakt heeft/'
Hij was bij de Deensche kolonisten en handelaren
zeer geacht. Gewoonlijk noemden zij hem den „ Gods-
man/^ Somtijds was Daniel door noodzakelijke bezig-
heid in den drukken tijd van handel en viochvangst
gedwongen een of twee dagen op een station te
blijven , waar alien , behalve de handelaar en zijn
scheepsvolk, Heidenen waren. Bij deze gelegenhedeu
vroegen de Groenlanders gewoonlijk, of hij tot hen
spreken wilde als hun dagwerk geeindigd was. Dit
werd nooit door hem geweigerd. ,/Maar'' zeiden de
handelaars, toen zij dit later aan de zendelingen ver-
haalden, „dan outblootte Daniel zonder de miuste aar-
zeling van wege de Europeanen, zijn lioofd, vouwde
de handen eerbiedig en , na eerst gebeden te hebben ,
sprak hij op zulk eene ernstige en aandoenlijke wijze
tot de Heidenen, dat deze dikwijls tot tranen bewogen
werden en tot laat in den avond bleven om met elka^r
te spreken over ^t geen zij gehoord hadden. Daniel
sprak veel door gelijkenissen , want hij wist dat zijne
landgenooten hem dan het best begrijpen kouden. Des
winters, wanneer hij veel ledigen tijd had, ging hij
'!i '■■'
-''i
!■:■:
II >
212
in zijne kajak de Heidensche dorpeu , die ontoegan-
kelijk waren voor de boot der zendelingen, bezoeken.
Van eenen levendigen, moedigen aard zijiide, liet hij
zich door geen gevaar afscbrikken , vooral niet als
hij wist dat eene ziel ontwaakt was en. uaar onder-
rigt verlangde.
Bij al deze werkzaamheden werd hij door eenen
ootmoedigen, nederigen geest bestuurd. //Altijd'^, zeide
hij eens tot de zendelingen^ //bid ik den Zaligmaker
mij te geleiden en te besturen, want ik weet, dat als
Hij niet aanhoudend bij mij is, ik een arm en el-
lendig mensch ben. Mijne zonden en zwakheden ziju
zonder getal, maar mijn Heer kent ze alien, omdat
Hij mijn hart kent : daarom spreek ik steeds als een
zondaar tot Hem. Maar de Heilige Geest leert mij
op het lijden van Jezus te zien, en ik gevoel, dat Hij
die de armste menschen verkiest , ook mij lief heeft.^'
Maar, nadat hij gedurende verscheiden jaren op deze
wijze met alle zachtmoedigheid en krachtsinspanning
voortgewerkt had, dacht Daniel misschien in zijn hart:
//Ik zal niet wankelen in eeuwigheid/^ en toch spoe-
dig had hij reden om te zeggen : //Mijne voeten waren
bijna uitgeweken, mijne treden waren bijkans uitge-
gleden.'' //Door eene schijnbaar jeringe omstandigheid ,''
schrijven de zendelingen, //werd de deur der zelfbe-
haagzucht geopend. Hij merkte de groote en buiten-
gewone gaven op die hem geschonken waren en welke
213
coegan-
zoeken.
liet hij
niet als
onder-
r eenen
!\ zeide
igmaker
, datals
n en el-
ien zijii
, omdat
als een
eert mij
, dat Hij
heeft/'
op deze
3anning
u hart :
li spoe-
n waren
uitge-
gheid/'
zelfbe-
buiten-
n welke
hem tot dusverre gelieel onbekend schenen gebleven te
zijn. Spoedig werden wij gewaar dat zijn liefde voor
Christus en voor de zielen, iets verloren had van haren
vroegeren ernst en eenvoudigheid , en dat zijne toe-
spraken niet langer , zooals vroeger , tot de harten der
toehoorders doordrongen/' De Meester, dien hij, niet-
tegenstaande alle zwakheden en gebreken in opregt-
heid diende, liet niet toe dat hij in dezen staat van
geestelijk verval voortging. Door beproeving bragt hij
hem tot inkeer. Zijne eenige dochter Beata, eenzeer ge-
hoorzaam en veelbelovend kind van vijftien jaren , stierf
na eene ziekte van een paar dagen , tot bittere droef-
heid van haren vader, wiens hartelijk geliefde gezellin
en helpP3ter zij was. De benaauwdheid zijns harten was
zoo groot, dat hij zich afzonderde en geen deel nam
aan de godsdienstoefeningen , die vroeger zijne grootste
vreugde uitmaakten. Maar na eenige weken was de
onrust van zijn gemoed bedaard. Hij erkende de regt-
vaardigheid en de genade van Gods handelwijze met
hem, vernederde zich onder de kastijdende hand van
zijnen Hemelschen Vader, en vond vrede. Want zijn
toorn is slechts voor een oogenblik, zijn genade duurt
eeuwig.
Niet lang hierna werd Daniel door eene doodelijke
ziekte aangetast. Maar het vooruitzigt van den dood
benaauwde hem niet meer , en wanneer de ziekte hem
heldere oogenblikken liet, waren zijne woorden enkel
' \
h
214
';|-
'■'>:h:t'
I' .
lof en dank. //Dat de Heer mij uit de Heideuen uit-
verkoren heeft, — dat Hij mij van mijne zonden ge-
wasschen heeft, — dat Hij mij zijn ligchaam te eten
en zijn bloed te driukeu gegeven en mij tot nu toe
in gemeenschap met Hem bewaard heeft, — o, hoe
zal ik Hem daarvoor danken en prijzen !"
Terwijl wij de geschiedenis van Daniel Agusina voort-
gezet hebben , zijn wij een tijdperk van acht of negen
jaren overgestapt, gedurende welken tijd het werk
der zendelingen over het algemeen voorspoedig zijnen
gang ging. Het ontbrak echter niet aan vele teleur-
stellingen ; eenige ontstonden door den dood van in-
landsche bekeerlingen , die ais trouwe broeders en zus-
ters van Christus geleefd hadden; andere door het
spoedig verdwijnen van godsdienstige indrukken uit
harten, die door de goddelijke genade schenen ge-
troffen te zijn. ,/Ik weet niet hoe het komt," zeide
eene vrouw, ,/wij willen altijd bekeerd worden maar
het komt er nooit toe; wij verkiezen nog steeds an-
dere dingen boven onzen Zaligmaker." Gelijk de man-
nen die weigerden tot de bruiloft te komen , zoo hadden
ook de Groenlanders vele verontschuldigingen in te bren-
gen , welkc hen verhinderden op het Evangelie acht te
geven. //Ik wilde wel gaarne tot dezen Zaligraaker ko-
men, zeide een jongeling, //maar mijne betrekkingen
houden mij altijd terug." Een ander had eeue groote
hoeveelheid hagel en kruid gekocht, //die hij eerst/'
in?^-,
215
len uit-
lea ge-
te eten
nu toe
0, hoe
I voort-
if negen
et werk
y zijnen
J teleur-
van in-
3 en zus-
Gor liet
:ken uit
nen ge-
" zeide
en maar
eeds au-
de man-
hadden
te bren-
Le acht te
aker ko-
ekkingen
10 groote
eerst/'
volgens zijn zeggen, ,/m het Zuiden wilde verschieten ,
waar vele rendieren zijn." Sommige maunen die zich
gaarne in de nabijheid der zendelingen hadden neder-
gezet, werden hierin door hunne vrouwen verhinderd,
die er niet toe konden besluiten de feesten en dans-
partijen op te geven, welke zij gewocn waren met
hare buren te houden. Eene dezer vrouwen kwam later
in groote droefheid tot de broeders. Haar man, zeide
zij , was kort geleden gestorven , ernstig om de ver-
geving zijner zonden biddende, en had als eene laatste
gunst gevraagd, dat zijn ligchaam naar Nieuw-Herrn-
hut gebragt en bij de Christenen begraven zoude wor-
den, met welke hij zoozeer gewenscht had te leven.
Zij beklaagde het nu bitter dat zij zich tegen zijne
wenschen verzet had, en bad de zendelingen om haar
onder het getal hunner catechisanten op te nemen. Over
het algemeen ontvingen de jongeliedeu het woord met
de meeste bereidwilligheid , en waren deze dikwijls het
middel waardoor hunne ouders bewogen werden zich
bij de geloovigen aan te sluiten. Een m„an, tot wien
de broeders op hunne zendingstogten dikwijls gespro-
ken hadden, maar die niet besluiten kou zijne geboor-
teplaats te verlaten om meer volledig en Christelijk
onderwijs te ontvangen, ontmoette bij de caplins-
vischvangst toevallig zijne dochter. Zij was voor eeni-
•gen tijd van huis gegaan en eene Christin geworden.
Hij verweet haar heftig haar vader en bloedverwanten
("11
21G
verlaten , en zich bij iiieuwe vrienden aangesloteu te
hebben. Zij beantwoordde zijne verwijtingen door met
bescheidenheid de redenen op te geven, die haar tot
dezen stap bewogen hadden en nadat zij gesproken
had van den vrede die verkregen werd door het ge-
hoorzamen aan Gods Woord , zeide zij : ,/Gij ook , mijn
vader, kunt in dit geluk deelen; raaar als gij niet
wilt, kan ik niet blijven en met u verloren gaan."
Deze eenvoudige woorden bedaarden zijnen toorn en
verzachtten zijn hart. Niet lang daarna trok hij naar
Nieuw-Herrnhut en bragt zijne twee zoons en de ove-
rige leden van zijn gezin mede. ,/Ik wensch dat mijne
kinderen gedoopt worden/^ zeide hij tot de zendelin-
gen, //Want zij zijn jong en verlangen Jezus toe te
behooren. Wat mij zelven betreft, ik durf aan zulk
eene genade niet denken, want ik ben slecht en ook
oud. Maar ik wil bij u leven en sterven, want het
verkwikt mijn hart van den Zaligmaker te hooren/^ Er
waren echter ook verscheiden gevallen dat de ou-
ders niet overreed konden worden, en dat zij tracht-
ten of hunne kinderen door geweld van den zendings-
post weg te voeren, of in toorn alien verderen om-
gang met hen te vermijden.
Enkele van de jaren waarover wij thans spreken,
onderscheidden zich door strenge koude en groote
schaarschte. In 1757, toen alle zeevaart gedurende eenige
maanden door het ijs werd gestremd, heerschte er een
m
ill te
c met
ir tot
roken
3t ge-
,mijn
ij niet
gaan."
)rn en
] naar
le ove-
t mijne
ndelin-
toe te
m zulk
en ook
mt het
Er
m.
>>
de ou-
traclit-
idings-
;n om-
)rekeii ,
groote
eenige ,
er een
zware liongersnood, waarbij de oude treurige gewooii-
ten der Heidenen weder aan den dag kwamen ; grijs-
aards en hulpelooze menschen werden levend begraven ,
terwijl velen van honger omkwaraen, vooral weeskin-
deren. De breeders hadden veel aanzoek om hulp in
deze tijden van gebrek , en niets oefende zulk een invloed
en was meer bevorderlijk aan de uitbreiding van het Evan-
gelie, dan de edelmoedige vriendelijkheid welke zij van
hunne bekeerde landgenooten onderv^nden. De chris-
ten-Groenlanders v^aren door hunne maatregelen van
voorzorg en verstandige zuinigheid op zulke tijden van
gebrek gewapend , en te spaarzamer voor eigen g'^.bruik ,
opdat zij van hunnen voorraad konden mededeelen aan
de arme en hongerige menigte, die dagelijks naar de
volkplanting toestroomde. ,/Het bevalt ons hier goed/'
zeide een van de Heidenen, //want de menschen heb-
ben elkander hier zoo lief/^ Ook beperkte zich de
hulpvaardigheid en de milddadigheid der bekeerlingen
niet tot hunne eigene landgenooten. Niets trof hen
zoozeer als het verhaal der verwoesting van eenige
der zendingsposten in Amerika. Toen zij hoorden dat
een troep wilden plotseling een der stations aange-
vallen en volgens hunne wreede gewooute, dadr ge-
moord en geplunderd had , — en dat de arme Christen-
Indianen, die hun leven gered hadden, van al hunne
bezittingen beroofd waren, barstte de geheele verga-
dering in luid geween uit. //Ik heb een mooi rendie-
■■' nr
218
reuvel om huu te geven/* zeide de eeu; ,/en ik een
paar nieuwe schoenen," riep een auder. //En ik wat
olie/' zeide een derde, enz. Allen droegen naar ver-
mogen bij , en het geld dat door den verkoop hunner
giften was verkregen, werd behoorlijk verzonden naar
de arme vlugtelingen in Pensylvanie.
De gedachten van Mattlieus Stacli bleven aan den
eenen kant nog altijd met Labrador bezig, en aan den
anderen kant met de vestiging van een zendingpost op
Zuid-Groenland. De armoede van de Moravische ge-
meente stelde wel is waar aan eene nieuwe onderne-
ming vele hinderpalen in den weg, maar met geloof
en gebed waren zij vele zwarighedeii met moed tegen-
gegaan en te boven gekomen , en hun lang op de proef
gestelde zendingswerk gaf hem goede hoop dat ook in
deze zaak de weg voor hen effen gemaakt zoude worden.
De zending op Nieuw-Herrnliut was goed van arbei-
ders voorzien; nieuwe zendelingen waren uit Europa
aangekomen en zijne eerste medgezellen, Johannes
Beck en Frederik Boehnisch zetten het werk voort met
onverflaauwden ijver en eene naarstigheid die hen als
verjongde. Het scheen Mattheus Stach toe dat hij zich
met regt voor de dienst op een ander veld in gereed-
heid mogt houden ; en ua een en twintig jaren arbeids
op Greenland, keerde hij naar Duitschland terug, om
zich ter beschikking van zijne broederen te stellen.
Kort voor zijn vertrek hadden de Denen eene andere
III
219
handelsplaats gevestigd in de Visschers Baai , een smallen
zeeboezem omstreeks zes en dertig mijlen ten Zuiden van
Godhaab. Aan den mond der baai* zijn twee eilanden,
van twaalf tot zestien mijlen in omtrek ; op dat , welk
meest ten Zuiden lag, hadden de Denen hunne factorij
gevestigd. Toevallig moest Mattheus Stacli op zijne
reis naar Europe* van deze nieuwe volki)lanting uit
onder zeil gaan. Hij nam eer hij de kust verliet het
omliggende land in oogenschouw, en merkte onder
zijne bewoners vele liuisgezinnen op, die nu en dan
den zomervischtijd nabij Nieuw-Herrnhut doorbragten
en dus den zendeling hadden leeren keiinen. Zij ba-
den hem om ook in hun land onderwijzers te mogen
ontvangen, en hij beloofde hun dit verzoek aan zijne
breeders in Europa over te brengen. Dientengevolge
maakte hij , bij zijne komst in Duitschland , deze zaak
aan de gemeente te Herrnhut bekend en daarop werd
de verguuning van het Deensche gouvernement aan-
gevraagd om de voorgenoraen zending te vestigen. Deze
werd spoedig verleend; maar de Moravische broeders
waren niet bij magte hieraau binnen den tijd van twee
of drie jaren, iets te doen. De inwoners van de Visschers-
Fiord echter, drongen zoo dikwijls op hun verzoek om
onderwijzers aan, als zij gelegenheid daartoe hadden,
wanneer ieraand de zendelingen bezocht. In het jaar
1757 werd eindelijk besloten dat Mattheus Stach deze
nieuwe zending zou ondernemen, en terstoud met be-
220
hulp vau eenige inlandsche huisgeziimen dier plaats
eene kleine cliristen-volkplanting vestigen, gelijk die
van Nieuw-Herrnhut. Onder de breeders in Duitsch-
land die zich met hun gansche liart aan den zendiugs-
arbeid hadden toegewijd, behoorde Jens Haven, die,
even als Stach , eene vurige begeerte koesterde om
het Evangelie in Labrador te verkondigen. Maar daar
het alsnog ondoenlijk was ten dienste van de Esquimo's
van dat land den arbeid te beginnen, stemden Jens Haven
en zijn breeder Peter er gaarn in toe om Mattheus Stach
te begeleiden. Zij konden geene groote toebereidselen
maken; — eene boot was bijna het eenige voorwerp dat
zij tot hun gebruik en gemak medenamen.
Zij vertrokken in Maart 1758, kwamen ongedeerd door
het terrein van den oorlog en voeren naar Kopenhagen j
maar het schip dat daar lag, bestemd naar de Vis-
schers Baai en Godhaab, was reeds zoo vol dat zij
er geen plaats op konden krijgen. Dus naren zij ge-
noodzaakt eene maand te wachten, totdat een ander
schip naar de Deensche factorij te Zukkertop bestemd,
(honderd mijlen ten noorden van hunne bestemming)
zoude uitzeilen. Te Zukkertop scheepten zij zich op
eene open boot naar Godhaab in, en bereikten, na
eene onstuimige vaart op den vierden dag veilig deze
plaats. Hunne aankomst veroorzaakte groote blijdschap
te Nieuw-Herrnhut, waar men weldra zamenkwam om
over de voorgenomen vestiging te spreken.
2?1
[schap
I om
Vier ialaudsche huisgezinnen , twee eu dertig zielen
in getal, werdcn uitgekozen om met de zendelingen,
de stichters van de nieuwe volkplanting te zijn, waar-
toe het geheelc gezelschap in Julij uitzeilde. Hunne
eerste zorg \\'j.s de baai te onderzoeken om de meest
geschikte plaats te vinden. De onmiddelijke nabijheid
der Deensche factorij scheen zeer bcgeerlijk voor de
Europeanen te zijn , er werd veel water en welig gras
gevonden. Maar dc zendelingen wisten dat, hoe be-
koorlijk deze plaats voor hen was, zij minder aangenaam
voor de Groenlanders moest zijn, dewijl ze niet geschikt
was voor hunne bezighcden. Zij trachtten eene plaats
op te sporen waar deze beide voordeelen vereenigd
waren ; eene bron die nooit tot op den bodem toe be-
vroor en een strand dat in den winter open bleef en
niet te ver van den Oceaau verwijderd lag. Dan zou-
den de Zuid-Groenlanders, die meestal gewoon waren
bij de open zee te leven, niet uit vrees voor hon^ers-
nood weerhouden worden, om de nieuwe volkplanting
te bezoeken en het Evangelie te hooren. Zulk eene
plaats werd aan de gansche baai niet gevonden, be-
halve te Akonemiok , een eiland op ongeveer drie mij-
len afstands van den Oceaan. Hoewel het zoo zeer door
bergen ingesloten was , dat het geen zonnestralen opvan-
gen kon, kozen de zendelingen met hunne gewone
zelfverloochening deze plaats uit ter wille van de in-
boorhngen. Den 24^'^" Julij sloegen zij daar hunne
2U
I.J: •■
J:
tenten op, en ailer zorg was nu om meer stevigt
woningen te bouweu. Onderwijl stelden de zendelingen
zich vrij lang met een Groenlandsch huis tevreden;
want zij hadden geen hout om er een naar Europe-
sche wijze op te trekken. De plek was zoozeer van bouw-
stoffen ontbloot, dat zij geuoodzaakt waren zelfs de stee-
nen naar de bestemde plaats te rollen, de aarde in
zakken van de eene plaats te halen en de graszoden
te water van eene andere streek aan te voeren. Zij hadden
echter eenige latten voor het dak uit Nieuw-Herrnhut
mede genomen, en de zee spoelde twee stukken tim-
merhout aan, die zij noodig hadden om hetzelve te
voltooijen. Behalve een klein huisvertrek bevatte de
woning eene kamer van vijftien voeten in ^t vierkant.
Deze moest zoo lang voor kerk en school dienen, tot
dat zij zich beide konden verschaft'en. Het dak was
omstreeks zes voeten hoog, zonder zoldering en door
twee pilaren gesteund; de latten waren met eene dubbele
laag zoden bedekt , verder met aarde aaiigevuld ten einde
den regen te weren, en oude tentdekken waren over het ge-
heel uitgespreid; de muren ^aren ook met vellen gedekt.
In het begin hadden de Groenlanders moeite in hun
onderhoud te voorzien, maar later ontdekte» zij, niet
ver van huis , eene kreek , waardoor de robben in eene
naauwe baai liepen en zij in groote getale konden ge-
vangeu worden. Het duurde niet lang toen reeds eenige
der heidensche bewoners van den omtrek de nieuwe
IqiiIBB
223
volkplanting kwam bezoeken, sommigen door nieuws-
gierigheid maar de meestei' door begeerte naar het
Woord van God gedreveii. De meesten van hen woon-
den op zulkeu afstand, dat ze genoodzaakt waren
een' togt van verscheidene mijlen over woeste rotsen
te ma^-en , voor dat zij den zendingpost konden berei-
ken; tv, h kwamen zij gedurig vooral op het Kersfeest.
Dan kwamen de Christeninboorlingen en hunne onder-
wijzers dibrijls tot gemeenschanpelijk gebed bijeen en
vierden feest met vreugdevoUe liederen en lofzangen.
De eerste winter was zoo zacht, dat storm noch ijs
het volk verhinderden gedurig uit te gaan om robben
in de naburige baaijen en kloven te vangen. Hierdoor
waren zij in staat overvloedig zich van levensmiddelen
te voorzien en behoefden den post niet te verlaten,
totdat de tijd voor de caplin-visscherij aanbrak en al-
ien zich naar zee begaven. De zendelingen die hen
meestal vergezelden, vonden aandachtige hoorders on-
der heidensche inboorlingen die hetzelfde beroep uit-
oefenden, en als de zendelingen niet tegenwoordig wa-
ren , gebeurde het meermalen dat de Heidenen hunne
bekeerde landgenooten verzoehten , in hunne tenten te
komen en het Woord van God tot hen te spreken.
Het eenvoudige getuigenis van deze inlandsche Chris-
tenen bleef ook niet zonder zegen. Vele personen, ja
zelfs huisgezinnen werden daardoor bewogen om van
woonplaats te veranderen en in de nabijheid der zen-
I
I*-.', ' I 1
h ^ !'i
I i
224
delingen zich te vestigen, al was deze verandering
vaak nadeelig voor huii tijdelijk welzijn. Andere in-
boorlingen, die op hunne zwerftogten naar Let Noor-
den op den zendingpost vertoefden , hoorden voor het
eerst met groote verbazing en zelfs met aandoening
het Woord van God, hunnen Schepper, en de tijding
der verlossing door het bloed van Christus. Zij konden
echter niet besluiten te blijven en zich in deze buurt
te vestigen; maar de zendelingen verheugden zich dat
zij eenig begrip van het Evangelic gekregen hadden
en wisteu waar troost te zoeken, als zij dien behoefden.
De zendelingen hadden hunnen post Lichtcnfels,
LirHTKNiKLS.
225
^k^^P^
tts^
d. i. ,/lichte rots^' geiioemd, iiaar de kleur der rotsen
die hem omringden. „Niemand/' zegt de geschied-
schrijver der zending, ,/Zoude gedacht hebben dat zulk
een uithoek, eene gescliikte woning voor menschen
bieden kon." Ook was er geen overvloed of afwisseling
van voedsel in dit land te krijgen; reudieren, eider-
vogels enz. kwamen Tiiet in de nabijheid. Maar de zee
gaf kabeljaauw en heilbot, welke de inboorlingen tot
wintervoorraad inzamelden. De tweede winter was zeer
lang en streng. Wanneer men op liet einde van Mei van
de bergtoppen rondzag, aanschoiiwde men, zoo ver het
oog reikte, niets dan ijs. De zendelingen zoowel als de
inboorlingen werden daardoor zeer op de proef gesteld ,
en hoewelzij, dank liunne verstandige spaarzaamheid ,
niet geheel zonder voedsel bleven , waren zij zelden bij
magte hunnen honger te stillen. Maar niemand klaagde
en de een bielp den ander zooveel liij kon. In den loop
van dit jaar werden alien zeer bemoedigd toen verschei-
dene heidensche huisgezinnen, te zamen vijf en dertig
zielen, zicli op Liclitenfels kwamen vestigen, ora, zoo
als zij zeiden, ,/bekeerd te worden." In het derde jaar
na de vestiging dezer volkplanting bedroeg de be-
volking honderd zeven en dertig inboorlingen. Deze
vermeerdering van menschen deed de zendelingen ver-
langend uitzien uaar eene kerk, waarin zij hun volk
konden onderbrengen , daar hunne vergaderplaats niet
groot genoeg was en het siechtc weder hen dikwijls
15
.fn
226
belette de dienst in de open lucht te houden. Hunne bree-
ders in Europa hadden liunnen nood in gedachte geliou-
den en zonden in den zomer van 1761 eene hoeveelheid
bouwstoffen voor kerk en woonhuis , naar den zcnding-
post. De kapitein van het schip die deze overbragt, leende
eenige van zijne mannen om aan den opbouw behulp-
zaam te zijn, en toen alle Groenlanders van hunne
visscherstogten teruggekomen waren en zich voor de
winterrust op Lichtenfels nedergezet hadden, werd de
kerk den l^**^" November, den 34*'*^" Zondag na Pinkster,
plegtig aan de dienst van God toegewijd. Nadat de
godsdienstoefening geeindigd was, werd een feest ge~
vierd, waaraan alien deelnamen. De opgeruimde stem-
ming, de hartelijke dankbaarheid en liefde welke ieders
hart vervulde, vergoedden de eenvoudigheid van den
maaltijd, die hoofdzakelijk uit gedroogde caplins bestond.
Een danklied, voor deze gelegenheid door Johannes
Beck vervaardigd en met geestdrift door de Groenlan-
ders gezongen, besloot de feestelijkheden. De kerk was
grooter dan die te Nieuw-Herrnhut. Een woonhuis van
zes kamers stond er onmiddellijk naast, en met veel
moeite hadden de zendelingen een moerassig stuk land
in een tuin herschapen. Van voren zag men op de
huizen der inlanders ; op eenigen afstand , op eene hoogte
lag de begraafplaats. Rotsblokken verhieven zich rondom
den post, en was verder eene muur van bergen luet
ijs bedekt. Het volgende jaar toen de zending op
m
\e broe-
geliou-
i^eelheid
cnding-
, leende
behulp-
hunne
oor de
rerd de
nkster,
adat de
3est ge-
le stem-
e ieders
^an den
jestond.
[)hannes
:oenlan-
erk was
mis van
let veel
,uk land
1 op de
3 hoogte
rondom
jen met
Hng op
Lichtenfels door Gods zegen voor goed gevestigd, en Jo-
hannes Beck gekomen was om Mattheus Stach in de ver-
zorging der gemeente behulpzaam te zijn, legde Jens Ha-
ven zijne taak neder. Er scheen nu hoop te bestaan om
eene zendiiig op Labrador te beginnen, en hij keerde
naar Duitschland terug ora zich voor te bereiden op de
ontginning van dit lang gewenschte arbeidsveld. Op zijne
reis naar huis werd hij verrast door het ongewone gezigt
van eenen regenboog, die niet dezelfde kJeuren had als
bij ons, maar geheel wit was, behalve een licht-grijze
streep in het midden. Kort voordat het schip van Groen-
iand uitgezeild was , vertoonde zich een even ongewoon
maar nog schooner gezigt aan de breeders bij de
Kookornen-eilanden, in de Baalsrivier. De eilanden
schenen eerst zeer vergroot, alsof zij door een teles-
koop gezien werden, zoodat alle rotspunten en alle
spleten met ijs gevuld, diiidelijk zigtbaar waren. Na
eenigen tijd scheen het alsof alle eilandjes zamen ver-
bonden werden, en den vorm van boomen aannameu ;
toen veranderde het tooneel nog eens; een tooverach-
tige verschijning van schepen met voile zeilen en vlie-
gende wimpels, van bergkasteelen met vervallen torens
en eene tallooze menigte van andere voorwerpen,
verrukten het oog, beelden die, na het gezigt voor een
korten tijd met hare grillige vormen bedrogen te heb-
ben, of opstegen of zich in de verte terugtrokkcn , tot-
dat zij uit het gezigt verdwenen.
228
r
r
t
lu
l! :'
Niet voor den zomer van 1763 veroorzaaktede dood
eene ledige plaats in het gezelschap der breeders , die zich
acht en twintig jaren geleden plegtig verbonden hadden
tot de dienst van het Evangelie in Greenland. Toen werd
Frederik Boehniscli van zijnen arbeid afgeroepen. Zijn le-
ven was gekenmerkt door onvermoeide volharding. Wa-
kende over alles wat betrekking had, 't zij op de tijdelijke,
^t zij op de geestelijke belangen van het volk , kon men
hem naauwelijks overhalen om eenige van zijne gewone
bezigheden na te laten, zelfs toen de ziekte zigtbaar
zijne krachten sloopte. In de laatste maanden van zijn
leven werd hij grootelijks opgebeurd door de nabijheid
en de hulp van zijnen zoon. Deze was, nadat hij in
Duitschland zijne opvoeding voltooid en zijne voorbe-
reiding tot het zendingswerk volbragt had, terugge-
keerd om under de leiding van zijn vader deel te nemen
aan het werk. Een geduchte val van eene rots, ver-
haastte den dood van den ouderen Boehnisch. Toen
hij zijn einde voelde naderen wenschte hij dat men om
zijnen vriend Mattheus Stach zond. Dezen gaf hij de
zorg der kudde te Nieuw-Herrnhut over , totdat meerder
zendelingen uit Duitschland zouden komen. Nu hij zijn
laatsten aardschen pligt volbragt en voor het laatst het
Heilig Avondmaal genoten had, nam Trederik Boeh-
nisch hartelijk afscheid van zijne vrouw en kinderen,
en verliet deze aarde vol hoop en vrede in het vier
en vijftigste jaar zijns levens. Hij werd grootelijks
229
le dood
die zich
hadden
en werd
Zijn le-
ig. Wa-
jdelijke,
:on men
gewone
zigtbaar
van zijn
labijlieid
It hij in
voorbe-
terugge-
,e nemen
)ts, ver-
n. Toen
men om
hij de
meerder
hij zijn
aatst het
Boeh-
inderen,
het vier
ootelijks
K
beweend door de Christen-GroenUuiders , en velen be-
klaagden het te laat, dat zij niet meer voordeel getrok-
ksn hadden van het onderwijs van iemand die zoo aan-
houdend voor hunne zielen gezorgd had.
In 1765 kwamen nog drie zendeHngen uit Europa
aan, en Mattheus Stach, nog aUijd vol verlangen om het
Evangelie naar Zuid-Groenlaiul te brengen , stelde voor
de geheele kust van Lichteufels tot kaap Farewell te
onderzoeken. Daarbij hoopte hij eene geschikte plaats
voor zendingsposten te ontdekkcu , welke hij liier en daar
wenschte gevestigd te zien om zoo het Evangelie te ver-
kondigen op elke plaats, waar hij hoorders kon vinden.
Hij berekende dat hiermede een jaar of nog langer tijd
zou heengaan, maar de vele voorziene en onvoorziene
gevaren waaraan deze togt hen blootstelde, deed zijne
broeders en hemzelven gevoelen, dat het inderdaad
onzeker was of zij in dit leven elkander ooit weder
ontmoeten zoudeu.
Na een liefdevol afscheid van de gemeenten te Nieuw-
Herrnhut en Lichtenfels , verzocht hij hen om in de ge-
boden ook te gedenken aan de Zuidlandsche Heideneu,
opdat ook hun het Woord van God bekend geraaakt mogt
worden. Hij werd door verscheiden inlandsche bekeer-
den vergezeld, die oorspronkelijk uit het Zuiden kwa-
men en hunne bloedverwanten hoopten op te sporen
en te bewegen naar de blijdc tijding van een Verlosser
te luisteren. Verscheiden maanden werden doorgcbragt
W
230
If" i<
•J ■
s
Mi
li;
; r ■;
met het onderzoeken der kust, waarbij zij vaak door
den aanblik van de woeste, eenzame maar prachtige
en grootsche natuurtooneelen getroffen werden. Dit
droevig gezigt der wildernissen en afgronden zou het
hart van den zendeling dikwijls hebben kunnen ont-
moedigen, ware het niet dat zelfs op deze plaatsen
vele onsterfelijke zielen gevonden werden, aan welke
hij en zijne helpers met vreugde de boodschap van het
Evangelie bekend maakten. De leute van 1766 vond
hen in het warmste en meest aangenaine gedeelte van
Groenland, waar tallooze fiords zich dertig of veertig mij-
len ver landwaarts inkronkelden en aan wier oevers veel
kreupelbosch en groene plaatsen gevonden werden , die
het door de eentoonigheid van ijs en sneeuw vermoeide
oog verfrischten. Vele grasrijke vlakten toonden nog
sporen van vroegere bebouwing aan; hier vond men
ook puinhoopen van kerken en zelfs stukken van kerk-
klokken. Maar de heidensche bewoners dezer streek,
hadden de plaats der christelijke eeredienst tot hunne
begraafplaats gemaakt, en de muren hadden hun tot
steengroeve gediend, wanneer zij steenen zochten om
de graven hunner dooden te bedekken. Twintig mijlen
ten zuiden van deze menigte fiords lag het Eden van
Groenland, het eiland Onartok, d. i. Warmte. Hier
bevochtigt eene warme bron , die steeds opborrelt , met
hare stroomen een weelderigen weidegrond, met veel-
kleurige bloemen bezaaid. Aan de tegenovergestelde
■i »-■■ ■■ '
231
^aak door
prachtige
den. Dit
zou het
nen ont-
plaatsen
m welke
) van het
QQ vond
ieelte van
srtig raij-
3vers veel
rden , die
ermoeide
iden nog
jnd men
ran kerk-
: streek ,
ot Iiunne
hun tot
shten om
:ig mijlen
Eden van
nte. Hier
'relt, met
met veel-
3rgestelde
kust woonden vele honderden van Heidenen , onder welke
de zendeling geen klein getal hoorders vond. Dat het
zaad, hetwelk op deze reis zoo wijd verspreid werd, eenige
harten vond die bereid waren het te ontvangen , bleek
in het volgende jaar, toen velen van de Zuid-Groen-
landers zich naar Lichtenfels begaven.
Hier moeten wij nog opmerken, dat,hoewel de heiden-
sche bevolking gewoonlijk zoo zeer met de zorg en den
arbeid voor hunne gevaarvolle leefwijze vervuld scheen ,
dat ze weinig tijd hadden om aan geestelijke en eeuwige
dingen te denken, er toch eenigen onder hen gevonden
werden welke dieper nadachten ; menschen in wie zekere
natuurlijke godsdienstzin gesprokei^ had van eenen onbe-
keuden God, en die bereid waren de openbaring welke
Hij van zich zelven gegeven heeft met vreugde te
ontvangen. In een onderling gesprek tusschen gedoopte
Groenlanders, gaven eenigen hunne verwondering te.
kenneu, dat zij zoo vele jaren van hun leven door-
gebragt hadden in zorgelooze onwetendheid en onnaden-
kendheia, zich niet bekommerende om de vraag van waar
zij kwamen, en waarheen zij gingen. Een van het
gezelschap antwoordde terstond: ,/het is waar dat wij
vroeger onwetende Heidenen waren , die niets van God
wisten; want wie/' vervolgde hij, zich tot de zende-
lingen wendende, die daar tegenwoordig waren, ,/wie
kon ons iets gezegd hebben, voor uwe komst? Toch
heb ik dikwijls gedacht, een kajak, met de pijlen die
t 'r
;;l
If-
m:M
232
|l|f T M'. ■,
il
m '
■f
it
I,>1
•!i
er bij behooren, is er niet van zelf; hij moet door
den arbeid en de bekwaaraheid van menschenlianden
gemaakt worden, en hij, die er het gebruik niet van
kent, bederft hem spoedig. Nu is de kleinste vogel
met grooter kunst gemaakt dan de beste kajak, en
geen mensch kau een vogel maken. Maar de meusch
zelf is nog veel kunstiger zamengesteld dan een vo-
gel; wie kan dezen dan wel gemaakt hebben ? Eeni-
gen van ons volk zeggen dat de eerste mensch uit de
aarde voortkwam. Maar ik kon het nooit gelooven;
want als dat waar was , waarom groeijen de menschen
dan nu niet meer uit de aarde? En vanwaar dan
de aarde zelve ? en de zee , en de zon en maan ? Als
ik over deze dingen nadacht kwam ik tot de zekerheid
dat er lemand moest zijn, die veel magtiger en be-
kwamer was dan de menschen, daar hij dit alles ge-
maakt had. Maar, wie heeft Hem gehoord of gezien?
Niemand van ons. Ik dacht echter, misschien zijn er op
andere plaatsen menschen die Hem gezien hebben of
iets van Hem weten ; en ik wenschte dan , dat als er zul-
ken waren , ik met hen sprekou kon. Zoodra ik u dus
hoorde spreken van dezen magtigen Heer, verheugde
mij dit en geloofde ik uwe woorden/' Een ander man
voegde hier bij: //Ik had ook zulke gedachten; want
het scheen mij zoo wonderlijk dat wij zoo onderscheiden
waren van andere schepselen , zoodat deze ons tot voed-
sel dienden en als voor ons geschapen schenen ; en toch ,
233
hoewel er gecn scliepsel bestaat flat wijzcr is dan do
menscli, voelden wij soratijds vrees; en als wij aaa
het sterven dacliten , vreesden wij dat oiis na den dood
eeuig kwaad zou overkomen. Ik dacht, wie kan het
tocli wezen, voor v/ien wij bang zijn? wij zien nie-
mand boven ons in de wereld. Kan er een Groot We-
zen ziju dat wij uiet zien? 0, als ik Hem maar kon
ieeren kennen en Hem tot mijuen vriend hebben !*'
In Julij 1766 werd de gemeente te Liclitent'els ver-
blijd door de terugkomst van Mattheus Stach van zijne
ontdekkingsreis. Hij werd door eenige vreemdelingen
gevolgd die door zijne vermaningen waren ontwaakt,
en die hunne verwijderde woningen verlieten ora zich bij
de geloovigen aan te sluiten. Het volgende jaar kwa-
men er nog veel meer ora de waarheid te hooren her-
halen welke de zendeling hun gedurende zijn verblijf
in het Zuiden had verkondigd. Toen zij verlof gek re-
gen hadden bij de godsdienstoefening tegenwoordig te
zijn, woonden zij deze met merkvvaardige getrouw-
heid bij en schenen er veel belang in te stellen, vooral
gedurende de lijdensweken en het Paaschfeest. Zestig
menschen voegden zich nu bij de bewoners van de
kleine Christen-volkplanting, en eene nog grootere
verraeerdering vond te Nieuw-Herrnhut plaats, waar
vele van de inboorlingen die op de naburige kusten
en eilanden woonden, en jaren lang het Woord van
God hadden hooren prediken zonder er met ernst acht
234
li
op te slaan, uu, als het ware, uit limine sluimeriug
ontwaakten. Tot groote verwondering der zendclingen
kwamen eenige liedeu uit verafgelegcn oordeii tot
hen, wellvc door eenen Angekok, Immcnek gciiaamd ,
een man van grooten rijkdom en veel aanzien onder
zijne landgenooten , gezonden waren, om liem, zooals
hij zeide, ^/goede woorden^' terug te brcngen. Ilij was
grijs geworden in de uitoefening van zijne kunst,
maar niet bezwaard door de grover misdaden waaraan
vele van hare beoefenaars zich schuldig maakten. Nu
werd hij echter plotseling gestuit in zijnen loop door
een schrikverwekkend voorgevoel van het toekomstig
oordeel. Hij trok zich naar eene eenzame plaats terug,
waar hij verscheidene dagen bleef zonder dat ieraand
wist, wat hem overkomen was. Yroeger had hij de
zendelingen hooren prediken, maar geen acht gesla
gen op hunne woorden; nu kwamen zij echter eenig-
zins in zijn geheugen terug, en hij keerde uit zijne
afzondering weder met het besluit zijn verblijf bij de
geloovigen te vestigen. Na zijne betrekkingen en zijne
buren bijeen geroepen te hebben, beleed hij, dat hij
zijn geheele leven de ligtgeloovigheid van zijne land-
genooten misbruikt had, en verklaarde het niet langer
te willen docn. Zoodra het wederkeeren van de lente
hem in staat zoude stellen, met zijne kinderen en al-
les wat hij had, te verhuizen, wilde hij naar Nieuw-
Herrnhut gaan. Ondertusschen zond hij drie van zijn
vis*
235
lering
lingen
m tot
aamd ,
onder
zooals
lij was
kuust,
aaraan
n. Nu
) door
omstig
terug,
iemand
liij de
gesla
eenig-
t zijne
bij de
;n zijne
dat liij
e land-
; langer
le lente
ri en al-
Nieuw-
an zijn
volk, cm, zoo mogelijk, een onderwijzer ruede te bren-
gen. Twee van de inlandsche helpers begeleidden Im-
meiieks boodschappcrs op hunnen terugtogt, en waren
zeer verblijd .over de ontvangst welke hun niet alleen
van het oude opperlioofd, maar van alle inwoneis uit
het dorp te beurt viel. Ter naauwernood werd hun tijd
tot eten en slapen gegund, zoo vurig drong het volk
er op aan, iets raeer van God en den Zaligmaker te
hooren; en het scheen alsof oud en joug niot dik-
wijls genoeg ,/het groote wonder" kon hooreii lierha-
len, dat de Almagtige God in de wereld gekomen was
om voor den gevallen mensch te sterven.
Op den ll^*^" Mei zag men eene lange rij bootea
en kajaks naar Nieuw-Herrnhut steveneu. Immenek,
zijne betrekkingen en zijne buren waren alien geko-
men om den weg ten 1 ;ven te leeren kennen, en de
bevolking van dit oord verd met een getal van tachtig
menschen vergroot. ,/In de/m," zeggen de zendelingen,
//werd de gelijkenis van den zaadzaaijer, op merkwaardige
wijze door voorbeelden opgehelderd/' Uit het hart van
sommigen nam de booze het zaad des Woords weg,
of werd het verstikt door het onkruid der aardsche
zorgen, en in zijnen wasdom belemrnerd. Anderen ont-
vingen het met blijdschap, maar de grond was niet
voorbereid door een diep besef van zonde , en het we-
lig opschieteud plantje verdorde weldra onder de ver-
zoeking. Maar in de harten van Immenek en vele an-
lb ■*.
I'M).
236
deren , werd de leer der verzoening door het bloed van
Christus df wortel, die wezenlijke en degelijke vruch-
ten der geregtiglieid voortbragt.
In het jaar 1771 eindigde Mattheus Stacli zijn lang-
durigen en voorspoedigen arbeid in Greenland. De gebre-
ken van den naderenden ouderdom veroorloofden hem
niet longer, een werkzaam aandeel te nome/ af n het zen-
dingswerk dat zijne vreugde nitmaakte. Hij keerde naar
Duitschland terug om eene betrekking te zoeken die
beter berokend was voor de zwakheid van den ouder-
dom, maar waarin hij de overblijvende krachten in de
dienst van zijnen Meester kon besteden. In eeuen brief,
dien Johannes Beck korten tijd voor zijn vertrek aan
hem schreef , werpt hij eenen dankbaren terugblik op de
jaren gedurende welke zij zamen gearbeid hadden , en op
de zegeningen welken hun geschouken v:aren. Uit dezen
brief vernemen wij ook, dat de groote toevloed van
volk op de zendingsposten , welke de laatste jaren had
plaats gehad, geenszins eene onvermengde verbetering
was. //Wij tweeen/' zegt hij, //hebben het leemen huis
nog niet afgelegd, waarvan onze geliefde broeder Fre-
derik Bothnisch voor zeven jaren schcidde, om in de
tegeuwoordigheid van Jezus te komen. Wij drieen waren
het, die in het jaar 1735 te zamen de plegtige ge-
lofte aflegden, onzen Heer in dat land geheel te vol-
gen ; alles te doen , alles te dragen als voor Hem ; om
zijnentwille en om de zielen dezer arme Groenlanders
237
ons leven over te geven tot den dood. Hij nam geua-
diglijk ons voornemeu aan om Hem te dienen , en naai
zijne onuitsprekelijke , nederbuigende genade, lieeft Hij
ons werk met zegen gekroond. Hij heeft zijne belofte
gehouden, hoewel wij Hem dikwijls tegenstondeii, waar-
over ik mij in waarheid schaam , en Hem dikwijls met
tranen bid, mij te vergeven. Deze gemeenten die wij
van het eerste begin hebben zien verrijzen, en die
wij, ieder naar zijne krachten liebbeu gediend, hoe
verre gaan zij al onze eerste gebeden, gedachten en
verwachtingen te boven. Hoe dikwijls hebben wij al wee-
nende Hem aangeroepen om ons toch maar eene enkele
ziel van dit volk te schenken, omdat wij wisten dat
eene ziel mcer waard is dan alle schatten der wereld
in het oog van Hem, die zijn bloed gestort heeft om
haar te verlossen. Maar Hij liet het bij eene niet.
Reeds heeft Hij in zijne schatkamer vijf honderd zie-
len vergaderd die tot Hem om eene schuilplaats wa-
ren gevlugt; ongeveer datzelfde getal woont nog in
het ligchaam te JVieuw-Herrnhut , terwijl ook hier, op
Lichtenfels, drie honderd zijn, waarover zijn oog waakt.
Over dezen kan ik niet anders dan mij verheugen en
Hem dagelijks prijzen voor 't geen Hij gedaan heeft
en nog doet in hun belang. Want waarlijk wij heb-
ben in onze gemeente broeders en zusters, wiev be-
geerte des harten het is Hem te dienen. Evenwel, zoo-
lang wij hier omwandelen.. zullen wij nooit wenschen
> <
: -ii f
!!■«■■■
P fl I ■ »i
mi
\i
i:
li
|j
I I
1;
I
1
i ■■
1:
R '■ ■ ;i
i, t -I ■
238
op te houden inet op te wassen in genade. Gave God, dat gij
alien voor Hem leefdet. Want nu hebben wij te velen on-
der ons die zich uiterlijk bij de geloovigen hebben aan-
gesloten, maar die uiet in waarlieid weten in wien zij
gelooven : door dezen lijden de anderen schade. Bij
ons eerste begin was het zoo niet. Maar nu zijn velen
van het volk tot ons gekomen omdat hunne betrek-
kingen Christenen geworden waren; en zoo lang zij'
zich aan de regels der kolonie onderwerpen, en hun
gedrag uiterlijk onberispelijk is, geloof ik niet dat wij
hen moetcn uitsluiten. Maar ik ben er van overtuigd
dat wij verkeerd zouden doen, als wij de zegcningen
der kerk onverwijld aan zulke zorgelooze zielen toe-
dienden, en vooral als wij hen aanmoedigden deel
te nemen aan des Heeren Avondmaal. Want ik heb
opgemerkt dat diegenen die tot dat voorregt toegela-
ten zijn, zorgeloos en tevreden in hunne laauwheid
berusten en in hun hart zeggen : //Ik heb nu alles
bereikt; ik heb niets meer te doen/^
De twee oudste zonen van dezen uitmuntenden man
wijdden zich aan de dienst der zending en arbeidden
eenige jaren onder zijne leiding; aan het einde van
dezen tijd riepen de breeders in Europa een van hen
cm zich bij de zending op Labrador te voegen. Zijn
vader zegende hem voor de laatste maal en zond hem
weg. Korten tijd daarna, in het jaar 1777, ontsliep
de grijze zendeling, na drie en veertigjarigen gedul-
«s.
239
wij
man
dden
van
hen
Zijn
hem
sliep
idul-
digen en trouwen arbeid. In de laatste dagen zijns levens
leed hij veel ligchaamssmarten , maar geene wolk verduis-
terde de hot p en den vrede die zijne ziel vervulde. Hij had
de vestiging van een derden zendingspost mogen zien,
welke zoo lang een voorwerp des gebeds was geweest
van hem en zijnen vriend Mattheus Stach. Deze was ge-
legen op de kust van eene baai , op eenige mijlen
afstands van het eiland Onartok, 'ai te midden van
eene groote heidensche bevolking, waarvan eenigen met
graagte tot de zendelingen zich wendden. leder jaar bragt
eene nieuwe vermeerdering toe aan het getal bekeer-
lingen. Dit waren blijde tijdingen voor Mattheus Stach,
die van zijne verwijderde woonplaats nog altijd heenzag
naar het land , waarin hij zijns Meesters kudde vele jaren
had geweid. Hij had zich begeven naar eene der Ame-
rikaansche volksphmtingen, welke hem lief was gewor-
den door de broederlijke ontvangst, welke hij en zijne
Groenlandsche bekeerlingen voor drie en twintig jaren
aldaar hadden genoten. Hij hield zich met de opvoe*
ding der kinderen bezig, maar zijn hart klopte nog
warm voor het werk dat op Labrador en Greenland
werd volbragt. De Christenen van een later geslacht
die hem nu omringden, deelden zijne liefde voor de
broeders Esquimo^s , en vierden vrolijk met hem in het
jaar 17 S3 het halve eeuwfeest der Groenlandsche zending.
Vier jaren later rustte Mattheus Stach van zijnen arbeid.
De eerste proeve om een' zendingspost in Labrador
['1 '■
i'i:.'
240
te vestigen werd in het jaar 1753 ondernomen. Eenige
Londensche koopliede.n hielpen de breeders een schip
uitrusten voor eene handelsreis naar de kust. Vier
zendelingen scheepten zich raede in, o. a. een Hol-
lander, trhard genaamd, die zich sedert kort j de
breeders aangesloten had en in zijne vroegere betrek-
king als matroos op eene Groenlandsche walvischboot,
eenige kennis had opgedaan van de Groenlandsche of
Esquimo^s taal. In Julij landde het schip aan de kust
van Labrador, en ankerde in eene groote baai, welke
de zendelingen de Haven van Nisbet noemden, naar
een van de scheepseigenaren, Hier besloten zij zich
neer te zetten, bouwden een houten huis, waarvoor
zij de ramen en bouwstoffen mede genomen hadden,
en noemden de plaats, in hoopvoUe verwachting op
toekomstigen zegen, Hoopdal, Erhard ging intusschen
met het schip meer naar het Noorden, om met de
inlanders handel te drijven. Daar zij echter bevreesd
.waren hem aan boord van het schip te bezoeken, we-
gens de geweren welke daarop waren, en zeer op hem
aandrongen om bij hen aan land te komen, ging hij met
vijf mannen van het scheepsvolk in eene ongewapende
boot en roeide naar eene baai, waar talrijke eilanden
waren. Geen van het gezelscliap kwam terug. De boot
die zij hadden genomen was de eenige welke het schip
bezat, en de kapitein was genoodzaakt, na eenige da-
gcn gewacht, en te vergeefs beproefd te hebben om
241
imen. Eenige
rs een schip
kust. Yier
a. een Hol-
, kort ) de
egere betrek-
walvischboot,
eiilandsche of
> aan de kust
e baiai, welke
oemdeii, iiaar
loten zij zicli
[lis, waarvoor
)men badden,
jrwachting op
ing iutusscben
, om met de
;hter bevreesd
bezoekeu, we-
ll zeer op hem
, ging hij met
e ongewapende
Irijke eilanden
terug. De boot
i^elke het schip
na eenige da-
te hebben om
te ontdekken wat er van hen geworden was, naar
Nisbet Haven terug te keeren , en den zendeliugen te
zeggen dcit hij , nu hij zoo velen van zijne beste man-
nen verloren had, niet zonder hunne hulp het schip
naar Europa terug kon brengen. Zij konden dit niet wei-
geren, hoewel zij 't diep betreurden hun werk te moeteu
verlaten zelfs voor dat het begonnen was. Het volgende
jaar keerde het schip terug en het ouderzoek dat naar
Erhard en zijne medgezellen iugesteld werd , eindigde
met de treurige ontdekking hunuer overblijfsels , waar-
aan de kenteekenen van een' geweldadigen dood duidelijk
zigtbaar wa?en.
Dit bewijs van moorddadige kwaadwilligheid van den
kant der Esquimo's , noodzaakte de broeders hun voor-
nemen tot vestiging van eenen zendingspost op te geven ;
nogtans verloren zij het nooit uit het oog. In 1764
vatte Jens Haven, die kort geleden uit Greenland
teruggckeerd was, het plan weder op. In Engeland
werd hij aan Sir Hugli Palisser, goeverneur van New-
Eoundland voorgesteld, die zijn voornemen met warmte
goedkeurde en terstond bij zijne aankomst op het ei-
land eene afkondiging uitvaardigde , waarbij alle men-
schen die het mogt aangaan , gelast werden Mr. Haven
alle hulp te bieden die in hun vermogen was. Maar,
niettegenstaande den steun van den goeverneur, had
Haven de grootste moeite den bevel voerder van eenig
schip te overreden , hem aan de kust van Labrador te
16
I'^i.
il:.c
;■"(■■
i
ui ■
l'-|l-
n
i.
4.1 i
lii:
J 1
24:e
brengen. Z<^ozeer wareii de inwoiiers om huiiiie boosheid
berucht. Eindelijk landde hij op liet eiland Quirpont,
ten Noord-oosten van de uiterste kust van New-Found-
land en had hier zijne eerste zamenkomst met de Es-
quimo's. Hij sclirijft in zijn dagboek : //De 4'^'' Septem-
ber was de gelukkige dag, waarop ik voor de eerste
keer een Esquimo in de haven zag komen. Ik liep op
hem toe en sprak hem in zijne eigene taal aan, zeg-
gende: //Ik ben uw vriend/' Hij was verbaasd een
Europeaan in zijne eigene taal te hooren spreken , maar
bewilligde gereedelijk in mijn verzoek om terug te gaan,
en eenige van de aanzienlijkste mannen van zijnen stam
te halen, omdat ik wenschte hun iets te zeggen. Ouder-
wijl deed ik mijne Groenlandsche kleeding aan, ont-
moette hen aan de kust en verzocht hen te landen.
,/Hier is een //Innuit^' (landgenoot) riepen zij uit toen
zij mij zagen. Ik zeide : //Ik ben uw landgenoot en
vriend/^ Zij waren zeer verwonderd maar gedroegen zich
stil en wij gingen eenigen tijd voort met spreken. Toen
vroegen zij mij hen naar een eiland te vergezellen dat
een uur roeijens van de kust verwijderd was, \vaar zij
hunne vrouwen en kinderen gelaten hadden, die, zoo
als zij zeiden, mij gaarne zouden willen zien. Ik twij-
felde een oogenblik , want wanneer ik het deed was het
zeker , dat ik mij geheel in hunne magt stelde. Maar het
scheen van zoo veel belang voor het begin der zending
om hen met vertrouwen te behandelen enhet volk beter
oosheid
irpont ,
Found-
deEs-
Jeptem-
! eerste
liep op
n, zeg-
isd een
I, maar
e gaau,
en stam
Ouder-
II, ont-
landen.
lit toen
loot en
en zich
1. Toen
len dat
aar zij
le, zoo
k twij-
vas het
aar het
ending
c beter
243
te leeren kennen, dat ik mij met vrijmoedigheid in
het gebed tot den Heer wendde en dacht : ,/Ik zal met
hen gaan in uwen Naam. Als zij mij dooden, is mijn
werk voibragt en zal ik bij U leven; maar als zij mijn
leven sparen, geloof ik vast dat het uw wil is dat zij
het Evangelie hooren en gelooven." Ik ging j en zoodra
wij aankwamen hieven zij den kreet aan : //Onze vriend is
gekomen V* Zij droegen mij bijna naar hun kamp , waar
ik zoozeer van alle kanten ingesloten werd dat ik mij
naauwelijks kon bewegen; want ieder man drong zijn
gezin vooruit om opgemerkt te worden. Ten laatste
overreedde ik hen stil te gaan zitten en te hooren het-
geen ik te zeggen had. Ik deelde hun het doel mede ,
waartoe ik hen was komen bezoeken, en beloofde hun
dat als zij wenschten onderwezen te worden, ik den
volgenden zomer met eenige van mijne broeders terug
komen, een huis in hun land bouwen en dagelijks met
hen spreken zoude over den weg tot geluk en eeuwig
leven. Den volgenden dag bragten achttien mannen mij
een bezoek terug. Ik nam deze gelegenheid waar hen
van de vriendschappelijke gezindheid van het Britsche
gouvernement te onderrigten, en beloofde dat hun geen
letsel aangedaan zon worden als zij zich vreedzaam
gedroegen. Om deze verzekering te staven , bood ik
hun eene tot dat doel geschrevene verklaring van den
gouverneur Pallisser aan; maar zij deinsden terug den-
kende dat het schrift leefde, en ik kon hen door geen
241
middel overhalen om het aan to nemen. In den ruilhan-
del welken zij met het scheepsvolk dreven , stelden zij
mij tot hun scheidsman aan , //want " zeiden zij , //gij
zijt onze vriend/'
Het volgende jaar giug Haven weer naar Labrador
terug, door drie andere zendelingen vergezeld, waar-
van e^u langen tijd in Groenland gewoond liad. Zij
werden op de meest vriendschappelijke wijze door de
Esquimo's verwelkomd, die Haven prezen, omdat hij
aan zijn woord getrouw was geweest ; zij herhaalden veel
van hetgeen hij hun het vorige jaar gezegd had. De
broeders hadden nu verscheidene gelegenheden om. de in-
boorlingen toe te spreken , en verkondigden het Evan-
gelie aan groote gezelschappen , die eerst met brandende
nieuwsgierigheid luisterden , maar toen de nieuwheid
van het onderwerp voorbij was, spoedig hunne belang-
stelling iieten varen. Gelijk hunne stamgenootcn , de
Groenlanders , toen ze nog in hunnen heidenschen staat
verkeerden, bekommerde zich het volk van Labrador
volstrekt niet om lets dat niet berekend scheen, hen
in hunnen dagelijkschen arbeid te» bevoordeelen Maar zij
gaven blijken van het grootste vertrouwen in de welwil-
lendheid der zendelingen , en dezen wenschten niets liever
dan hunne woning onder hen op te slaan. Maar, niet-
tegenstaande de goedkeuring waarmede de gouverneur
Pallisser en verscheidene andere invloedrijke personen
in Engeland het plan der zending beschouwden , werden
Ji:
1-*
245
lilhan-
leii zij
brador
waar-
id. Zij
oor de
iat liij
3n veel
id. De
I de in-
r Evan-
iidende
Liwheid
Dulang-
, de
n staat
ibrador
hen
laar zij
welwil-
s liever
r , niet-
^'crneur
3rsonen
werden
hun door anderen vele bezwareii in den weg gelegd,
die de volvoering van liet plan verscheiden jaren ver-
traagden.
Eindelijk werd in Mei 1769, door deKegeringeen bevel
uitgevaardigd , 'i welk luidde : ,/ Dat het gevraagde land
in de Esquimo's-Baai aan de Broedergemeente en haar
zendinggenootschap zou afgestaan worden ter verbreiding
van het Evangelie onder de Heideuen, en dat zij met hare
lofwaardige onderneming in bescherming zouden geno-
men worden/^ Haven zeilde andermaal naar Labrador, en
koos eene geschikte plaats uit voor de vestiging van den
toekomstigen zendingspost , meer noordwaarts van den
haven welken men in 1752 daartoe uitgekozen had. In
behoorlijken vorm kocht hij het land van de Esquimo's
die hunne hoogsfce ingenomeuheid met deze handelwijze
te kennen gaven , en in het volgende jaar legden veer-
tien menschen , waaronder twee zeiidelingen , een genees-
heer en twee of drie ervaren timraer- en smidsgezellen , de
eerste grondslagen tot de kleine christelijke gemeente.
Zij noemden de plaats Nam. Eenige honderde Esquimo's
bragten den zomer in de nabijheid van den post
door, maar bij het naderen van den winter trokken zij
zich naar onderscheiden gedeelten der kust terug.
Hoewel zij de volkplanters gedurig bezocht hadden en
gaarne naar de toespraak der zendelingen luisterden,
scheen toch geen blijvende indruk op hun gemoed
nagelaten te zijn. Maar weinige maanden daarna wer-
246
,/f ■•
m
sr